Een cluster van crises doet continenten nu al jaren op hun grondvesten schudden. Landen gaan gebukt onder schulden die procentueel in elke normale huishouding absoluut ondenkbaar en onacceptabel zouden zijn. Banken kapseizen. De huizenmarkt in de Verenigde Staten en Europa zieltoogt. Het gedrag van de beurzen doet denken aan de grilligheid van de meest sensitieve aansteller in de travestietenclub. De toch al niet al te stabiele reële economie ondervindt intussen ook ernstige hinder van het aanhoudende gedoe. Steeds meer burgers in de getroffen continenten vervallen in armlastigheid. En voortdurend duiken er vanuit allerlei hoeken en nissen de meest onverwachte Damocles-zwaarden op. De ene dreiging is nog niet afgewend of de volgende doemt alweer op – vanuit het niets ontstane, inktzwarte wolken aan een grijze hemel vol turbulentie. De beeldspraak komt niet uit de koker van ondergetekende. Datgene wat zich momenteel in Europa en de Verenigde Staten afspeelt, wordt steeds vaker met weersomstandigheden vergeleken en in dit geval lijkt die vergelijking meer dan gerechtvaardigd, al was het maar vanwege de spreekwoordelijke onvoorspelbaarheid op de wat langere termijn van meteorologische fenomenen.
Sinds het begin van de economische noodsituatie in 2008 wordt het nieuws vaak en prominent gedomineerd door negatieve feiten waarbij één ding centraal staat: het heerlijk stinkende geld. Miljarden euro’s en dollars denderen in de media voorbij alsof het niets is, met de nodige inflatoire gevolgen van dien, ook in het denken. De ene micro-apocalyps volgt op de andere en het einde lijkt nog lang niet in zicht. En als de brave burgers het hoofd al boven water kunnen houden, worden ze alsnog murw gebeukt door het eschatologische geweld dat niet te beteugelen valt. Gelukkig maar dat er kenners bestaan die alle onheilspellende feiten feilloos weten te duiden zodat er tenminste een beetje orde in de chaos komt.
Bij nieuwsfeiten wordt vaak de hulp van deskundigen ingeroepen om de onbekende, bizarre of ingewikkelde wederwaardigheden te verklaren. Intussen staat er een tactische reserve van luchtmobiele eenheden van specialisten paraat die al naar gelang het onderwerp elk moment gemobiliseerd en uitgezonden kan worden. Op de industrieterreinen van de nieuwsvoorziening en op de aanpalende gebieden wemelt het van de experts die graag hun licht laten schijnen op de duisternissen van dat wat straks het onderwerp van het vak geschiedenis zal constitueren. Nu zijn die deskundigen meestal niet voor niets deskundig. Iemand die tien keer in Irak of Afghanistan is geweest, weet vele malen meer van de situatie aldaar dan Jan van op de hoek die beide landen nog nooit bezocht heeft en dat denkelijk ook niet zal doen. Zelfs iemand die er slechts één keer heeft vertoefd, zal een mening over die landen hebben die verschilt van de mijne en zijn oordeel is meer waard dan het mijne omdat het op eerstehandse ervaringen is gestoeld. Maar dat betekent niet als vanzelf dat de zogenaamde specialisten alle wijsheid in pacht hebben.
Wat steeds vaker begint te storen is het feit dat die specialisten elkaar lijken te beconcurreren met hun meningen. Als expert A. dit zegt, dan roept expert B. simpelweg het tegenovergestelde. Het krijgt de schijn dat de verzamelde wijsneuzen een mechaniek hanteren om het weetalligheidswezen in stand te houden. Wat ook ergernis oproept is de vrijblijvendheid van de verklaringen die deskundigen aanvoeren. Ze kunnen dat in de meeste gevallen ongestraft doen, omdat niemand op hun uitspraken terugkomt en ze erover aan de tand voelt, met als gevolg dat ze telkens opnieuw mogen opdraven. En meestal laten ze het niet bij duidingen van situaties. Zij wagen zich ook aan speculaties over wat er in de toekomst te verwachten valt. De experts doen soms aan waarzegsters op de kermis denken die de argeloze kermisgangers met glazen bollen en tarotkaarten gek maken. Niemand neemt de moeite om te controleren wat er van de voorspellingen van de profeten terecht is gekomen. Maar ook al hebben ze de plank volledig mis geslagen, ze blijven ongehinderd en niet geplaagd door wroeging de nieuwsvergaring vergasten op heuse orakelen. Terwijl de politici ons, onwetende burgers, verzekeren dat we rustig kunnen gaan slapen, wakkeren de clairvoyants met hun akelige augurenlachjes de vuurtjes aan die elk moment tot een wereldbrand kunnen leiden, daarbij slim appellerend aan het apocalyptische bewustzijn dat bij elk menselijk wezen in de genen gegrift zit. De angst slaat ons om het lijf als een statisch stuk kunststof.
Als de huidige economische rampspoed één verschijnsel pijnlijk heeft blootgelegd, dan is het wel het feit dat de wetenschap en kennis en het voorspellende vermogen van hen die zich een competentie op bepaalde terreinen hebbeen toegeëigend, zijn grenzen kent. De hele, aan de wal staande luchtfragiele brigade van weetallen krijgt ampele gelegenheid om de kennis te etaleren. De betweters maken daar gretig gebruik van. Ze kakelen en kraaien. Ze voeren verwijten en remedies aan. Ze snappen niet dat anderen niet snappen wat zij snappen! Maar de indruk ontstaat dat, ondanks hun gekakel en gekraai, de pedanten maar iets zeggen om maar iets te zeggen. Dat zij het ook niet weten, dat eigenlijk niemand het nog weet.
Dat eigenlijk niemand het nog weet. Wie het namelijk nog meer niet weten – en dat is veel erger, en dat weten ze want ze doen verschrikkelijk hun best om het te verhullen – dat zijn de stuurlui: de bestuurders van de staten waar wij, brave burgers, in wonen, en van de meta-staat die de staten overkoepelt. De bestuurders hebben de beheersing van en controle over de dingen verloren. Er doemt een beeld op van kinderen die spelen op het strand. Toen het eb was, hebben zij van zand een enorme burcht gebouwd. Nu wordt het vloed en proberen zij hun burcht te redden van het wassende water. Maar dat niet alleen: plotseling begint het ook hard te regenen. Het water komt ineens van alle kanten op het zandkasteel af. De kinderen verweren zich verwoed. Ze improviseren met allerhande middelen om hun kasteel te beschermen. Maar dan staan tot overmaat van ramp de ouders van de kinderen ook nog eens te roepen want die willen terug naar het vakantiehuisje. Het regent intussen immers pijpenstelen! Maar de kinderen willen hun bouwsel niet in de steek laten! Hoe kunnen de kinderen onder dergelijke omstandigheden het bastion van de ondergang behoeden?
(Het feit dat ik in bovenstaand voorbeeld kinderen laat figureren in plaats van volwassenen is overigens veelzeggend – er steekt onmiskenbaar een speels element in al dit economische onheil. En voor spelletjes heb je kinderen nodig – of mannen. De prominente aanwezigheid van een element van spel in zoiets ernstigs als deze opeenhoping van crises schrijnt des te meer als je nagaat hoeveel reële ellende dat ‘spel’ intussen teweeg heeft gebracht en nog teweeg zal brengen.)
En toch bestaat er waarschijnlijk geen andere wijze van crisis bestrijden dan de proefondervindelijke: iets ondernemen en maar hopen dat het goed uitpakt. In die zin lijkt deze hele crisis en de aanpak ervan op een natuurkundig experiment in een laboratorium waarbij echter de omstandigheden en voorwaarden voortdurend en fundamenteel veranderen. Het is vrijwel onmogelijk om een spel waarvan de regels constant over de kop gaan, tot een goed einde te brengen. Maar als geconcludeerd moet worden dat het geweld niet in te dammen valt, als niets helpt, dan had men wellicht beter niets kunnen ondernemen en de markt zijn gang moeten laten gaan. Dan had de crisis haar akelige gezicht eerder dan nu getoond, maar had het proces van zelfreiniging wellicht ook veel vroeger een aanvang genomen. Maar goed, de bestuurders van de staten hebben ervoor gekozen om pleisters te plakken op wonden die gehecht hadden moeten worden. Dat verzacht, zij het slechts heel even.
Heel even verzachting. Heel even uitstel van executie. En dus blijft de Euro onder een druk staan die haar uiteindelijk zal doen bezwijken. Maar waarom moeten we de Euro ten koste van alles het hand boven het hoofd houden? Is de Euro soms iets heiligs? Iets dat boven alle kritiek verheven is? Waarom mag de Euro niet ter discussie worden gesteld? Waarom mogen we de Europese Unie niet fundamenteel kritisch benaderen? Wie kan bewijzen dat de huidige actie (of liever gezegd: reactie) door geen enkel ander pakket van maatregelen overtroffen kan worden? Het grote euvel van dergelijke experimenten is dat als je het ene doet, je nooit zult weten hoe de dingen zouden zijn gegaan als je juist het andere of iets anders had gedaan. Je zet het ene in gang en hoopt er het beste van. Maar als de noodsituatie nu, na vier jaar, doorzet, als een tragikomedie waarin telkens weer een nieuwe deus-ex-machina wordt gegooid, dan is de Euro ten dode opgeschreven en de Europese Unie misschien ook wel. Want tot overmaat van de toch al nauwelijks overzienbare ellende, is de crisisbestrijding ten koste gegaan van het democratische gehalte van zowel de verschillende staten als van de meta-staat waartoe de Europese Unie zich van lieverlede ontwikkelt (en terecht ontwikkelt – als je voor die weg opteert; de Europese Unie is te lang slechts half werk geweest).
Ontbinding van de Europese Unie. Stel je voor dat zulks gebeurt, dat de Europese Unie explodeert of implodeert. Dan dient zich, wanneer je de zwartkijkers mag geloven, in Europa het oorlogsgeweld onmiskenbaar opnieuw aan. Want dat lijkt, afgezien van de economische voordelen waarmee voortdurend geschermd wordt en die momenteel dus even buiten spel staan, het enige grondvest te zijn waarop het bestaan van de Europese Unie gebaseerd is. Aan die basis wordt hevig geschud. Het is een beven en rammelen dat het een lieve aard heeft. En de grote zwarte vraagtekens die het grondvest omsingelen, komen stampvoetend steeds dichterbij.
© 2012 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten