donderdag 25 februari 2010

Svens koerswijziging

Wat is er in onze brave vaderland toch aan de hand? De hele dag, gisteren, ging het over Sven Kramers fatale wisselfout. Iedereen haalde er van alles bij. De nasleep zwol aan tot een soort zondvloed. Het incident groeide in een vloek en een zucht uit tot een ware waar-was-jij-toen-ramp of een heuse hoe-hoorde-jij-het-dat-calamiteit. Waar was jij toen Sven de verkeerde baan nam? Hoe hoorde jij het dat Sven in de fout ging? (Karakteristiek genoeg noemen heel veel Nederlanders hun beroemde landgenoten uitsluitend bij de voornaam, alsof ze die Bekende Nederlanders dagelijks spreken.) Natuurlijk zat een groot deel van de brave burgers van de natie voor de heilige beeldbuis – net als ondergetekende. Zes komma zeven miljoen televisiekijkers zagen het debacle live gebeuren. En ’s avonds besteedde het NOS-journaal van acht uur maar liefst tien minuten aan de mislukte race van Sven Kramer. Tien minuten kostbare zendtijd! De situatie dijde uit tot een nationaal trauma. Het land schudde op zijn toch al danig vermolmde grondvesten.

De aandacht van de media voor het drama stond in schril contrast met de nuchterheid van de twee hoofdrolspelers die in de vroege Canadese ochtend van de 24ste alweer over waren gegaan naar de orde van de dag – en dat met een professionaliteit die je als ijzingwekkend zou kunnen kwalificeren, maar die vooral respect verdient! Maar toch: die overdreven media-aandacht raakte aan de kern van wat Nederland op die dag bewoog. Ik zal uitleggen hoe – aan de hand van mijzelf.

Het eerste waaraan ik dacht toen ik op de vroege Nederlandse ochtend van de 24ste wakker werd, was die noodlottige deviatie van Sven Kramer. Ik had er namelijk over gedroomd. Dat was al een veeg teken. Desondanks stapte ik monter uit bed. Ik vermande en hernam mijzelf. Ik gedroeg mij heel stoer. Ik was mijn koele, nuchtere zelf, voortdurend doende met relativeren. Dat het maar om een schaatswedstrijd ging! Dat de mensheid door veel ergere bezoekingen getergd werd! Dat de wereld nog bestond! Zo was ik op die 24ste februari bezig.

Maar de eerlijkheid gebied mij op te biechten dat ik, net als heel veel andere Nederlanders, ontdaan was. Ik heb geprobeerd om die gemoedstoestand te analyseren. Ik heb getracht om terug te gaan naar de bron van die verslagenheid. Ik deed pogingen om de ongrijpbare emotie te verwoorden. Tevergeefs. Ik kom er niet uit. Nou, als ik ergens een hekel aan heb, dan zijn het mensen die hun emoties of diepere beweegredenen niet onder woorden kunnen brengen. ‘Ik kan het gevoel niet omschrijven.’ ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen.’ ‘Ik kan er geen woorden voor vinden.’ Dat soort vaag gebazel. Die categorie van pseudo-mystiekerig gelul. Dat onbestemde, aanstellerige gestamel. Zie je ze al zitten, die wazige figuren, ze zoeken de woorden die ze toch niet zullen vinden, ergens hoog aan de wand of aan het plafond, tussen hemel en aarde. Bah!

Nou, met dergelijke zwetsers was ik altijd zo klaar. Als een gevoel niet onder woorden te brengen valt, dan bestaat het niet, zo bral ik altijd. Ik met mijn grote mond. Ik met mijn betweterigheid.

Maar in dit geval moet ik de handdoek in de ring gooien. Ik kan niet anders dan mij bij de hakkelaars scharen. Overal zoek ik de woorden om adequaat uit te drukken wat mij beweegt: in mijn bewustzijn, in mijn onderbewustzijn, en ook nog ergens tussen hemel en aarde. Maar ik kan de woorden niet vinden. Ik, met mijn grote waffel, moet buigen voor een status-quo die mij allerminst aanstaat. Ik dien te dimmen en nederigheid te betrachten.

Iets – een gebeurtenis die in het licht van de grote wederwaardigheden van de wereld van een ontluisterende trivialiteit is – heeft mij dieper geraakt dan ik zou willen en ik kan niet verklaren waarom.

© 2010 Leo van der Sterren

zaterdag 20 februari 2010

De paradox van de politiek

Het vierde kabinet Balkenende is verlost uit een onwaardige agonie. Of, om de woorden van een politica uit het kamp van de oppositie te gebruiken, de scheiding heeft, na weken van ordinair vechten, zijn beslag gekregen. Of, met de woorden van een andere politicus, de ontbinding waarvan de geur al penetreerde, heeft eindelijk een voorwerp gevonden. De (soms manke) metaforiek die de afgelopen dagen te horen viel, meanderde voortdurend door de velden van mortaliteit en matrimonium.

Maar deze ontwikkelingen vormden slechts de uiterlijke verschijnselen. Dat wat aan de oppervlakte komt. Meer in de diepte legde het gedoe het fenomeen bloot waaraan geen enkel bewind kan ontsnappen, namelijk de paradox van de politiek.

De paradox van de politiek vloeit voort uit rationaliteit en redelijkheid, die op hun beurt weer ontsproten zijn aan fatsoen en beschaving – met de kanttekening dat fatsoen en beschaving uiterst etherische manifestaties zijn waarover van alles en vooral veel paradoxaals te zeggen valt.

De paradox van de politiek houdt in dat alle partijen in een spanningsveld van besluitvorming het gelijk aan hun zijde hebben en zich bewust zijn van hun eigen gelijk – maar ook van het gelijk van de ander. Voor elk oordeel, voor elke mening, voor elk standpunt valt immers wel iets te zeggen. Een ieder heeft gelijk, een ieder heeft ongelijk. Maar een bestuur moet besturen. Er dienen beslissingen te worden genomen, ook als een medaille twee of meer kanten heeft die allemaal even fraai blinken of allemaal even mat ogen. Op het moment dat er een beslissing geforceerd moet worden, nadat alle rationele argumenten de revue gepasseerd zijn, geeft hetzij principe hetzij emotie de doorslag – maar je zou principe ook als tot schijnratio gesanctioneerde emotie kunnen beschouwen.

Partijen die geen voeling hebben met de paradox van de politiek, gedragen zich navenant: die negeren of minachten zelfs de ongeschreven wetten in het veld van besluitvorming die hun oorsprong vinden in rationaliteit en redelijkheid. Empathie komt niet in hun woordenschat voor.

De standpunten van de partijen die de tegenstelling binnen het vierde kabinet Balkenende belichaamden, waren allemaal even valide. Het CDA had gelijk dat voortschrijdend inzicht tot nieuwe overwegingen moet kunnen leiden en dat Nederland geen geïsoleerd eilandje op de mappa mundi vertegenwoordigt. Het PvdA had gelijk dat een afspraak een afspraak is. Het landsbestuur kan niet zomaar met alle winden meewaaien – zeker niet als die uit de Verenigde Staten afkomstig zijn. Onder het gras van de discussie kronkelde bovendien de zwellende adder van de aanhoudende twijfel aan de rechtmatigheid en zin van de missie in een stammengebied als Afghanistan. Het slechte bloed kruipt waar het niet gaan kan en erodeert de kwestie, zoals boktor onontkoombaar het hout uitholt.

De winden die uit de Verenigde Staten waaien: deze volzin indiceert de vervuiling die van lieverlede aan het debat is gaan kleven. Het gaat om de onzuiverheid die ontstaat als er zich een ordinaire machtsstrijd ontspint. Het CDA gedroeg zich als het schoothondje van de president van de Verenigde Staten; de PvdA wilde dat gedrag juist uitdrukkelijk vermijden. De PvdA was al bezig met de gemeenteraadsverkiezingen; het CDA uitdrukkelijk niet.

En toen begonnen de machinaties van die machtsstrijd hun eigen leven te leiden. Leugens en gekonkel van over straat rollende bewindslieden en politici bepaalden het beeld, dat alles aangewakkerd door de hijgerige hyena’s van de media, wiens rol in dit soort kluchtige treurspelen altijd even noodzakelijk als niets ontziend en twijfelachtig is. Wezens die met rationaliteit en redelijkheid zijn behept, etaleerden verachtelijk gedrag. Zij die het voorbeeld zouden moeten geven, vielen uit hun rol. Het was een schandalige wanvertoning.

Aan het gedoe lag een diepe argwaan ten grondslag. Het vertrouwen tussen de bewindslieden van de twee grote coalitiepartijen had al zoveel deuken opgelopen, dat er voor de plaatwerker CU geen beginnen meer aan was qua ontdeuken. Die vertrouwensbreuk vormde de eigenlijke oorzaak dat Balkenendes vierde kabinet in de vroege ochtend van de twintigste februari viel, een einde makend aan doodsstrijd en vechtscheiding.

Het onderwerp dat tot de val van het kabinet heeft geleid, behelst eveneens een fraai staaltje van de verwarrende en ontwrichtende werking van de paradox van de politiek. Wat je ook zult ondernemen in Afghanistan, het zal nooit goed zijn. De rationele argumenten om te blijven zijn even valide als die om dit land dat geen natie is, zijn eigen boontjes te laten doppen. In deze wereld van moderne communicatiemiddelen en daardoor razendsnel circulerend nieuws is het ethisch ongepast om de kop in het zand te steken, bijvoorbeeld als er zich ergens op de aardbol Ruanda-achtige taferelen voordoen. Wegkijken van wat niet mag, mag niet. Maar wat mag er nu niet precies? En wie bepaalt wat niet mag?

Van de andere kant is het onmogelijk om een politiek model dat in de westerse samenlevingen redelijk is ingebed, te implementeren in een oudtestamentisch land dat daar nu niet rijp voor is en over honderd jaar nog niet rijp voor zal zijn. Het is niet alleen onmogelijk, het getuigt ook van misplaatste superioriteit en de bijbehorende minachting – de minachting die de Islam sinds zijn ontstaan ten deel is gevallen vanuit een aartsarrogant en voortdurende beter wetend westen.

Tot slot, wie spint er garen bij deze ontknoping, en vooral bij het weinig verheffende traject dat ertoe heeft geleid? Deze nieuwe status zal koren op de molen van de PVV en TON zijn, twee partijen die de intelligentie ontberen om tot een bewustzijn van de paradox van de politiek te komen of anders een dergelijk bewustzijn eenvoudig zullen verdringen. Zelfs partijen waarbij dat besef tot in de genen is gegrift, zullen de grootst mogelijke moeite ondervinden om de rigoureuze maatregelen die in het licht de van zich almaar verergerende desastreuze economisch situatie noodzakelijk zijn, door te voeren – laat staan partijen die niets beters te bieden hebben dan vulgaire en kortzichtige demagogie.

© 2010 Leo van der Sterren

vrijdag 12 februari 2010

Sneeuw



















De afgelopen weken viel er een overvloed aan sneeuw. Die vormde als het ware een witte deken op het aardoppervlak. Sneeuw betovert de wereld. Alles oogt ineens heel licht. De wereld maakt een sprookjesachtige indruk. Een merkwaardig soort van verstilling treedt in. Sneeuw en poëzie horen bij elkaar.

Sneeuw verstoort ook. Sneeuw brengt overlast teweeg. Het openbare en maatschappelijke leven raakt door deze specifieke vorm van neerslag ontwricht. Lange reistijden, lange files, slippartijen, botsingen, ongemak. De sneeuw, in combinatie met de vorst, ontpopte zich de afgelopen herhaaldelijk tot een item van nieuws. De distributie van nieuwsfeiten gaat altijd gepaard met een bepaalde mate van hysterie.

Nu, na zeven weken witheid, zijn we de sneeuw beu. ‘Je kunt wel lekker sleeën,’ meldde een puber in een van de nieuwsprogramma’s op televisie, toen hem gevraagd werd wat hij nu, na zeven weken, van de sneeuw vond. ‘Maar dat ben je na twee dagen zat,’ voegde hij er ontgoocheld aan toe. Zeven weken sneeuw. Na zeven weken is de nieuwigheid van een nieuwe auto of een nieuwe keuken er ook vanaf. Alles went nu eenmaal. Helaas.

En we weten nu dat de wereld er sprookjesachtig kan uitzien, maar dat zij niet sprookjesachtig is, iets wat de Finnen en Lappen en Russen ons desgevraagd graag hadden willen vertellen. En ook de dichters zijn er klaar mee, met de sneeuw. Die hebben hun portie aan sneeuwgedichten voor één winter al lang gereed en hun sneeuwtaal opgebruikt.

© 2010 Leo van der Sterren

zaterdag 6 februari 2010

La cucaracha

















De kakkerlak, de kakkerlak

is weer eens kachel, scheel beneveld.

En alles zwemt en zoekt naar zak.

Hoor hoe de priester prevelt.


De labbekak, de labbekak.

Vertrap hem, schop hem naar zijn kloten.

Vermorzel hem onder de laarzenhak

tot snot – blauw onverdroten.


De hobbehak, de cul-de-sac

kan niet meer verder schuimen.

Zijn lies die stak, zijn bek die brak.

Hij moest zijn riekend rijkje ruimen.


De kappersvak, de kappersvak.

Nu speelt hij klepel op de lepel,

al maakt de kater brak,

en steelt je repel.



© 2010 Leo van der Sterren


dinsdag 2 februari 2010

Het anker

Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1998 heb ik voor de eerste keer niet op de PvdA gestemd. Ik vertrouwde Wim Kok niet. Ik vond dat de toenmalige premier en leider van het zogenaamde Paarse kabinet zich niet als een sociaaldemocraat opstelde en het socialistische erfgoed op een navrante manier verkwanselde. Zo sterk als Wim Kok in het openbaar overkwam, zo zwak toonde hij zich als hoeder van de socialistische beginselen.

Als commissaris bij de ING-bank accordeerde Kok, die in zijn hoedanigheid van minister-president van Nederland bankiers als ‘ordinaire zakkenvullers’ en hun salarissen als voorbeelden van ‘exhibitionistische zelfverrijking’ had gekwalificeerd, de exorbitante salarisverhogingen die bestuurders van de ING-bank halverwege het eerste decennium van deze eeuw ten deel vielen.

Vorige week moest Wim Kok zich verantwoorden voor de Kamercommissie De Wit die de oorzaken van de kredietcrisis onderzoekt. Nou ja, verantwoorden is een groot woord. Hem werd het vuur bepaald niet aan de schenen gelegd. Het motief om de salarissen van de leden van de ING-top te verhogen, zo voerde Kok aan, bestond daaruit dat er in Nederland een achterstand in beloningen bestond die koste wat kost ingehaald moest worden omdat de bancaire talenten en genieën anders naar het buitenland zouden verkassen. En daarvoor moesten zijn persoonlijke normen wijken. Een duivels dilemma, maar het was nu eenmaal niet anders.

Hoe kritisch ik ook stond ten opzichte van Kok, ook ik geloofde dat destijds, toen de hemel niet hoog genoeg was voor wat er zich op economisch gebied voordeed. Ook ik heb dat argument onderschreven. Hoe naïef kun je in de wereld staan! Hoe dom kun je zijn!

Terwijl het achteraf gezien zo simpel is! Had die bende van bankierende hotemetoten maar naar het buitenland laten vertrekken! Het feit dat iemand als een genie of een toptalent te boek staat, garandeert niet dat hij (het gaat bijna zonder uitzondering om mannen) het ook goed doet. En het feit dat iemand ergens voor heeft doorgeleerd, waarborgt niet dat iemand zich moreel onberispelijk gedraagt.

Maar de eerste de beste man uit de straat had het beter gedaan dan al die duurbetaalde bollebozen en uitblinkers die zich ontpopten tot gokverslaafde profiteurs. Er zijn dus gigantische beloningen verstrekt aan onverantwoordelijke prutsers en Wichtigtuer die een enorme puinhoop hebben veroorzaakt waaronder de totale wereldeconomie intussen te lijden heeft (en nog steeds lijdt, want we zijn er nog niet). Nogmaals: had ze toch laten verkassen! Niemand zou ze gemist hebben – dat kan met de wetenschap van vandaag wel worden gesteld. En ik had best hun plaats willen innemen – voor een fractie van de meer dan riante beloningen waarmee deze oplichters hun zakken hebben gevuld. Ik had het zeker niet slechter gedaan. Een ieder met de juiste combinatie van gezond verstand en fatsoen – het betreft het beheer van het geld van anderen! – zou het beter hebben gedaan.

Wim Kok heeft zich als commissaris bij de ING-bank exact dezelfde houding aangemeten als gedurende zijn premierschap, en dat in beide gevallen schaamteloos en zonder daar naderhand spijt of inkeer over te hebben. Hij heeft zijn persoonlijke normen terzijde geschoven. Maar daar gaat het nou juist om als je in een bepaald principe verankerd wilt zitten. Dat je het anker niet ophaalt. Dat je blijft liggen waar je ligt. Dat je trouw blijft aan je persoonlijke normen en dat je die normen in de praktijk wilt toepassen. Wim Kok daarentegen heeft een orthodox opportunisme als leidraad gehanteerd – principieel.

Na de hoorzitting maakte de oud-premier zich schielijk en commentaarloos uit de voeten.

© 2010 Leo van der Sterren