zondag 29 april 2012

‘The maniac’ en ‘Kubla Khan’























Als Samuel Taylor Coleridge in 1816 zijn negentien jaar eerder geschreven gedicht ‘Kubla Khan: or a vision in a dream’ publiceert, acht hij het nodig om deze curiositeit, zoals hij het gedicht zelf kwalificeert, te laten voorafgaan door een apologetisch voorwoord (zie Uitpost Kephala van 29 januari 2011 over de totstandkoming van ‘Kubla Khan’). Deze daad – het in verdediging gaan nog voor datgene waarop hij beoordeeld zou kunnen worden, in het publiek verschenen is – etaleert de ambivalentie van de dichter Coleridge ten opzichte van de poëzie. Die is in zijn optiek enerzijds nog heel waardevol, maar tegelijkertijd begint hij de waarde ervan almaar meer te relativeren. Vanaf 1802, het jaar waarin hij ‘officieel’ afscheid neemt van de dichtkunst, bezondigt Coleridge zich in steeds mindere mate aan het schrijven van poëzie. Hij bevindt zich dan in een fase van zijn leven dat hij ernaar streeft om als filosoof, theoloog en literatuurwetenschapper bekend te staan in plaats van als een maker van gedichten. Dit neemt overigens niet weg dat hij, op het moment dat ‘Kubla Khan’ gepubliceerd wordt, zijn niet geringe roem te danken heeft aan gedichten als ‘The rime of the ancient mariner’. ‘Love’ en ‘The aeolian harp’. Ook zal hij zijn poëtische werk gedurende zijn leven nog enkele malen verzamelen en publiceren.

Een vertaling van het voorwoord bij ‘Kubla Khan’ volgt hier:

‘Het volgende fragment is gepubliceerd op het verzoek van een dichter van grote en terechte roem, Lord Byron, en, in zoverre als het de eigen mening van de Auteur aangaat, eerder als een psychologische curiositeit dan op grond van enige veronderstelde poëtische verdiensten.

In de zomer van het jaar 1797 had de auteur, dan in slechte gezondheid, zich teruggetrokken in een eenzame boerderij tussen Porlock en Linton, in de grensstreek die Exmoor scheidt van Somerset en Devonshire. Ten gevolge van een lichte ongesteldheid was er een pijnstiller voorgeschreven, met als uitkomst dat hij in slaap viel in zijn stoel op het moment dat hij de volgende zin, of woorden van diezelfde strekking, in Purchas’s Pilgrimage las: “Hier beval de Khan Kubla tot de bouw van een paleis met daarbij een statige tuin. En zo werden tien mijl van vruchtbare grond omsloten door een muur.” [Die pijnstiller was geen relatief onschuldig middel, maar het toen veelgebruikt laudanum bestaande uit ongeveer negentig procent wijn en tot tien procent opium. Coleridge zou later in zijn leven verslaafd raken aan opium.] De Auteur bleef ongeveer drie uur in een diepe slaap, althans van de externe zintuigen, gedurende welke tijd hij het meest levendige vertrouwen had, dat hij niet minder dan twee tot driehonderd regels had gedicht hebben; als dat inderdaad dichten kan worden genoemd waarin alle beelden als dingen voor hem oprezen, met een parallelle productie van de corresponderende uitdrukkingen, zonder enig gevoel of bewustzijn van inspanning. Bij het ontwaken scheen hij voor zichzelf een duidelijke herinnering aan het geheel te hebben, en, zijn pen, inkt en papier nemend, noteerde hij meteen en enthousiast de regels die hier bewaard worden. Op dat moment werd hij jammer genoeg geroepen door een persoon uit Porlock die zaken wilde doen en door hem langer dan een uur vastgehouden, en bij de terugkeer op zijn kamer, vond hij, tot zijn niet geringe verbazing en ergernis, dat, hoewel hij nog steeds een vage en schemerige herinnering aan de algemene strekking van het visioen bezat, met uitzondering van ongeveer acht of tien verspreide versregels en beelden, de rest was verdwenen, zoals de beelden op het oppervlak van een stroom waarin een steen is geworpen, maar helaas! zonder de restauratie naderhand van die beelden!

Dan is de magie
Verbroken – heel die fantoom-wereld zo fraai
Verdwijnt, en duizend cirkeltjes verspreiden zich,
En elk mis-vormt de andere. Blijf even,
Arme jongeling! die nauwelijks de ogen te verheffen durft –
De stroom zal snel zijn gladheid vernieuwen, snel
Zal het visioenen weerkeren! En zie, hij blijft,
En de fragmenten vaag van mooie vormen
Komen bevend terug, verenigen zich, en opnieuw
Wordt de poel een spiegel.
[Fragment uit Coleridges gedicht ‘The picture, or, the lover’s resolution’ uit 1802.]

Toch uit de nog bewaard gebleven herinneringen in zijn geest, heeft de auteur veelvuldig getracht om datgene te voltooien wat hem oorspronkelijk, als het ware, gegeven was. Σαμερου αδιου ασω: maar dat morgen moet nog komen. [Σαμερου αδιου ασω: ‘morgen zal ik zoeter zingen’. Verwijzing naar het mythologische verhaal van Philomela, die in een nachtegaal veranderde.]

Als een contrast met dit visioen, heb ik een fragment van geheel andere aard toegevoegd, met een even waarheidsgetrouwe beschrijving van de droom van pijn en ziekte.’ [Het kleine pamflet waarin ‘Kubla Khan’ was opgenomen, bevatte ook ‘Christabel’ en ‘The pains of sleep.]

En dan komt dus dat vreemde gedicht ‘Kubla Khan’ dat een vooraanstaande en vroege plaats heeft opgeëist in de zich daarna exponentieel verwijdende stroom van gedichten voor de totstandbrenging waarvan dichters geput hebben uit het oneindige arsenaal van het onderbewustzijn. Maar zolang als er gedichten gemaakt zijn, delfden dichters al uit de diamantmijn van hun onderbewustzijn. Net als Colerdige realiseerden de dichters zich niet dat het onderbewustzijn zo’n prominente rol speelde in de schepping van hun kunst. De ontdekking van het onderbewustzijn als een bron van creativiteit die bewust kon worden aangeboord, vond pas later plaats.

Op het moment dat Coleridge ‘Kubla Khan’, inclusief het voorwoord waarin hij kond doet van de eigenaardige manier waarop het gedicht ontstaan is, aan de openbaarheid prijsgeeft, is hij niet de enige die op een dergelijke manier als het ware overmand is door inspiratie vanuit het onderbewustzijn en die daar naderhand bovendien verslag van doet. Eerder al heeft de dichteres Mary Robinson een soortgelijke ervaring beschreven (zie Uitpost Kephala van 31 maart 2012 over het leven van Mary Robinson). In 1793 dicteert zij de de tekst van haar gedicht ‘The maniac’ aan haar dochter op een wijze die sterk doet denken aan de manier waarop ‘Kubla Khan’ werd vervaardigd. In de ‘Memoirs of Mary Robinson’, geschreven door haarzelf, maar voltooid door dochter Maria Elizabeth, doet die laatste verslag van het voorval.

‘Als een voorbeeld van het gemak en de snelheid waarmee ze schreef, dient de volgende anekdote. Toen ze op een avond terugkeerde van het badhuis, zag ze een paar meter voor haar draagstoel een oudere man, die werd voortgejaagd door een groep mensen die hem bekogelden met modder en stenen. Met haar aandacht gewekt door zijn zachtmoedige en willoze houding, vroeg ze welke overtredingen hij had begaan, en ervoer met medelijden en verbazing dat hij een ongelukkige maniak was, die bekend stond onder de benaming ‘Gekke Jemmy’. De toestand van dit ellendige wezen werd het onderwerp van haar aandacht en wekte haar fantasie op. Ze zou uren wachten op de verschijning van de arme maniak en wat haar bezigheden ook waren, de stem van de ‘Gekke Jemmy’ lokte haar altijd naar het raam. Ze bestudeerde zijn eerbiedwaardige, maar uitgehongerde gezicht met een gevoel van een ontzag dat aan eerbied grensde, terwijl de barbaarse vervolgingen van de onnadenkende menigte nimmer nalieten om haar gevoelens te pijnigen.

Op een avond na het baden, toen ze meer pijn leed door haar aandoening dan ze gewend was, slikte ze op advies van haar arts bijna tachtig druppels laudanum. Na enkele uren geslapen te hebben, werd ze wakker, riep ze haar dochter, verzocht haar om een pen te nemen en om op te schrijven wat ze haar dicteren zou. Mejuffrouw Robinson, in de veronderstelling dat een dergelijk ongewoon verzoek zou kunnen voortkomen uit een delirium dat door de opium was veroorzaakt, probeerde haar moeder er tevergeefs van te weerhouden om haar voornemen uit te voeren. De geest van inspiratie was echter niet te onderwerpen, en ze herhaalde in zijn geheel dat bewonderenswaardige gedicht ‘The Maniac’, veel sneller dan het op papier zou kunnen worden gezet.

Terwijl ze dicteerde lag ze met haar ogen dicht, klaarblijkelijk in de roes die opium vaak als gevolg heeft, zichzelf herhalend als een persoon die in haar slaap praat. Deze roerende prestatie, geproduceerd in zulk ongewone omstandigheden, doet niet minder recht aan het genie dan aan het hart van de auteur.

De volgende ochtend had mevrouw Robinson slechts een verward idee van wat er voorgevallen was, noch kon ze worden overtuigd van de feiten totdat het manuscript werd geopenbaard. Ze verklaarde dat ze de hele nacht had gedroomd van Gekke Jemmy maar ze was zich volkomen onbewust van het feit dat ze wakker was geweest terwijl ze het gedicht vervaardigd had, of van de omstandigheden zoals die haar door haar dochter verteld werden.’
[‘Mary Robinson, Maria Elizabeth Robinson, ‘Memoirs of Mary Robinson’, Philadelphia, 1895, pp. 218 – 219.]

De verslagen van de totstandkoming van 'Kubla Khan' en 'The maniac' anticiperen op de praktijk van ‘écriture automatique’ die de surrealisten en modernisten hanteerden, maar ook op de experimenten met geestverruimende middelen waartoe kunstenaars in de twintigste eeuw overgingen ten einde het creatieve proces te bevorderen of te beïnvloeden. Anders dan bij ‘Kubla Khan’ en, zij het in mindere mate, bij ‘The maniac’, zou de aanwending van voornoemde werkwijzen slechts zelden uitmonden in de voortbrenging van meesterwerken.

© 2012 Leo van der Sterren



Geen opmerkingen:

Een reactie posten