woensdag 28 november 2018

Maffe collage



© 2018 Leo van der Sterren

zaterdag 10 november 2018

Apollinaires dood 2

Maar – afgezien van zijn broze gezondheid – het gaat Guillaume Apollinaire voor de wind in 1918. In januari 1918 publiceert Éditions SIC zijn toneelstuk ‘Les Mamelles de Tirésias’. Zijn gedicht, ‘La Jolie Rousse’, opgedragen aan zijn nieuwe, inderdaad roodharige metgezel Jacqueline Kolb, verschijnt in maart in het tijdschrift L'Éventail. Op april brengt uitgeverij Mercure de France zijn tweede, opnieuw lijvige gedichtenbundel ‘Calligrammes’ uit die talloze beeldgedichten bevat.

Op 2 mei trouwt hij met Jacqueline Kolb in het gemeentehuis van het Zevende Arrondissement. Pablo Picasso, Gabrielle Buffet-Picabia, Lucien Descaves en de kunsthandelaar Ambroise Vollard treden aan als getuigen. Daarna begeeft het gezelschap zich naar de kerk van de parochie Saint-Thomas-d’Aquin. Eindelijk heeft de mal aimé zijn lief gevonden. Dankzij Jacqueline bleef Apollinaires nalatenschap goeddeels intact, uitmondend in talloze postume publicaties. Op 28 juli wordt Apollinaire gepromoveerd tot luitenant. In augustus genieten de Apollinaires van een vakantie in Kervoyal aan de Normandische kust. Ondanks zijn zwakke gestel loopt Apollinaire over van ideeën en werkt hij gestaag door. Totdat het noodlot hem treft in de hoedanigheid van de Spaanse griep. Totdat de dood hem velt.

Maar zo gaat dat. We ervaren het allemaal of zullen het op enig moment ervaren. Alsof het niets voorstelt, glijden onze dierbaren over gladde banen die wij, die nog niet sterven moeten, niet waarnemen, het domein van het Niets in – waar niets is en niets dan niets zal zijn. Maar dan nog, niemand weet hoe het echt is, niemand weet hoe het is om te sterven.

Intussen. Vandaag precies honderd jaar geleden betreedt de afgedankte en versmade Duitse keizer Wilhelm II bij Eijsden Nederlandse bodem en vraagt asiel aan bij koningin Wilhelmina die verrassing veinst. Wilhelmina zal altijd vol blijven houden dat zij niets wist van de komst van haar Onkel Willy. Zo is het leven: de enen gaan dood en de anderen modderen door in onvolkomenheid.

© 2018 Leo van der Sterren

vrijdag 9 november 2018

Apollinaires dood




Op zaterdag 9 november 1918 zitten zijn echtgenote Jacqueline en zijn vrienden Max Jacob en Jean Cocteau in het appartement 202 boulevard Saint-Germain rond het bed van Guillaume Apollinaire die sinds enkele dagen de griep onder de leden heeft. Op 3 november had Apollinaire nog bij restaurant Baty geluncht met Blaise Cendrars die hem bij die gelegenheid een flacon Haarlemmerolie had meegegeven waarvan Cendrars later beweren zou dat hij die op de achtste november ongeopend bij de dichter had aangetroffen.

Waarschijnlijk voelde Apollinaire zich op 3 november al niet lekker en had Cendrars hem daarom de Haarlemmerolie meegegeven. Een goedbedoelde vriendendienst. Omdat Cendrars besefte dat Apollinaire de ernstige verwonding aan het front in 1916 en de daarop volgende operatie nooit helemaal te boven was gekomen. Apollinaire bleef zwak en ontvankelijk voor aandoeningen. Aan het begin van het jaar had hij nog longontsteking gehad. En nu is de dichter van ‘Zone’ en ‘Calligrammes’ serieus geveld door de griep. Serieus ja, want het gaat niet om een gewoon griepje, het gaat om de Spaanse variant die sinds kort als een soort moderne zwarte pest hele volksstammen decimeert en aldus het morbide sluitstuk vormt van vier apocalyptische oorlogsjaren.

Maar wat hij naderhand ook beweren moge, Blaise Cendrars is er niet bij daar aan 202 boulevard Saint-Germain – niet op de achtste, als er al gewaakt wordt bij de dichter, en evenmin op de negende. Dat van die ongeopende flacon Haarlemmerolie moet op een eerdere dag geweest zijn, tussen de derde en de achtste van die maand, net als zijn bewering dat hij dokter Capmas op de achtste november heeft laten komen. Of Cendrars heeft het uit zijn duim gezogen. Hij is in elk geval ook een dichter.

Op zeker moment op die negende november dringen er van buiten op straat kreten en uitroepen door: ‘à mort Guillaume’, ‘à bas Guillaume’. Mocht Apollinaire die spontane uitingen van volkswoede geregistreerd hebben, dan zullen die hem zeer bevreemd hebben, en misschien zelfs beangstigd. ‘Hebben ze het over mij?’ zal hij in zijn koortsachtige verwarring gedacht hebben. Maar die spontane uitingen van volkswoede waren gericht tegen de Duitse keizer Wilhelm II die dan net afstand van de troon heeft gedaan. En waarschijnlijk had de Spaanse pest Apollinaires bewustzijn al dermate gereduceerd dat hij helemaal niets meer opmerkte.

Om vijf uur in de middag als de schemering zich op Parijs neerlegt en donkerte de kamer vult, buigt iemand zich over de zieke. Maar die is dan al niet ziek meer. Men steekt een lamp aan. Apollinaire oogt kalm en jong. ‘Son visage est calme et tout jeune,’ zal Cocteau om middernacht schrijven in een brief aan André Salmon. Maar eerst : ‘Le pauvre apollinaire [sic] est mort’. En Picasso is er kapot van. ‘Picasso est trop triste pour écrire’. Twee dagen voordat de wapenstilstand in het westen een einde maakt aan de laatste krijgshandelingen van de Eerste Wereldoorlog heeft de Spaanse griep een einde gemaakt aan het leven van de grote dichter Guillaume Apollinaire, vandaag precies honderd jaar geleden.

© 2018 Leo van der Sterren