woensdag 21 september 2022

England, September 2022



 






© 2022 Leo van der Sterren

Pomp and circumstance

 In juni van dit jaar verbleef ik een week in Engeland. De reisdag naar Ludlow in Shropshire viel samen met de tweede dag van het geprolongeerde weekeinde vol feestelijkheden ter ere van het jubileum van koningin Elizabeth, door haar bevolking liefkozend Lizzy genoemd. Mensen profiteerden van deze vrije vrijdag. De wegen en de services kolkten over. Maar het land was in een goede stemming. Het land had zich versierd voor de Platinum Jubilee. Overal hingen Engelse vlaggen in allerlei vormen en formaten: de grote vlaggen fier in top van de palen, de slingers met driehoekige union jacks aan de gevels van huizen, aan hekken en in winkels. Overal prijkten foto’s van hare majesteit: als jonge vrouw, als dame van middelbare leeftijd, als oud vrouwtje, glimlachend om de eindigheid der dingen. In aanvulling op de talloze officiële evenementen werden er in buurthuizen en gemeenschapscentra feesten en partijen georganiseerd. Overal kwamen mensen samen om het jubileum van hun Lizzy te vieren.

 Op de dag na het overlijden van koningin Elizabeth reisde ik weer door Engeland, richting de Midlands. Het was een drukke vrijdag met uitpuilende snelwegen. Opnieuw hingen de vlaggen aan de palen, maar nu half stok, en opnieuw bood het land dezelfde aanblik als in juni, al werden veel van de geëtaleerde foto’s van de koningin nu beheerst door een stemmig zwartwit.

 In de media deden ronkende teksten de ronde waarin de overleden vorstin overladen werd met loftuitingen en eerbewijzen. Men roemde haar plichtsbesef en haar eenvoud (die relatief, zeer relatief was). Men prees haar voor de wijze waarop zij haar ambt had vervuld. waarop zij het land ‘bijeen gehouden had’, wat dat ook betekenen moge. Het moment had – het woord viel vaak – een ‘historische’ allure.

 Tot de categorie van het legendarisch-historische zou ook de uitvaart dienen te vallen. Een gedenkwaardige dag zou het moeten worden waarop het Verenigd Koninkrijk nog eens goed zou uitpakken. Er moest een staatsbegrafenis komen die niet licht in de vergetelheid mocht geraken. De grootheid van Engeland met zijn voormalige empire-status, zijn Commonwealth en, na Brexit, fiere eigenzinnigheid diende te worden uitgestraald.

 Uitgerekend op de maandag dat de staatsbegrafenis van koningin Elizabeth plaats zou vinden reisde ik terug naar Nederland. Zou er normaal om zeven uur in de ochtend van een maandag al veel verkeer zijn, op deze, opnieuw ingelaste bank holiday kenmerkten de wegen zich door leegte. Toen ik de snelweg bereikte, viel ook daar meteen op hoe gering het verkeersaanbod was. Bij Heathrow werd het iets drukker, maar vergeleken met eerdere reisdagen door het Verenigd Koninkrijk, bleef het spookachtig rustig op de wegen.

 Ik volgde het verslag van de uitvaart op de radio. Een hele batterij verslaggevers voorzag het gebeuren van commentaar. Geen enkel detail van deze megamanifestatie bleef ongenoemd. Elk gebaar, elke naam, elke epaulet en elke doedelzak werden vermeld. Het woord ‘historisch’ viel weer. En weer. De commentatoren hamerden het woord erin. Toen de dienst in de Westminster Abbey begon, was ik nog zo’n negentig kilometer van Dover verwijderd. En over anderhalf, twee uur zou ik op de boot zitten en daarna in Frankrijk. Dan zou ik niets meer van uitvaart van Queen Elizabeth meekrijgen.

 En zo zou het ook met Engeland gaan. Op 20 september zou Lizzy niet alleen geschiedenis, maar ook vergeten zijn. Heel die pomp and circumstance van haar uitvaart had niet kunnen verhullen dat Engeland een klein, onzeker land vertegenwoordigt te midden van andere, kleinere en grotere onzekere landen in een wereld vol onzekerheden. Niks empire, niks Commonweath, niks fiere zelf- en eigenstandigheid van dit Brittannië van na de Brexit.

 © 2022 Leo van der Sterren

donderdag 8 september 2022

Overmensen

De afgrond, bodemloos, onoverbrugbaar
je vliegt er overheen. De woeste vloed,
niet te begaan, maar onderaardse gangen
ontkrachten de impasse. Jij verschaft
je brood, wijn en juwelen. Daarvoor werk
je elke dag, staand bij de kantelen.
Je prikt door misten, worstelt flink je door
struwelen die als ondoordringbaar gelden.
Het zijn – en dit is het banale zijn –
is doorgaan om het doorgaan, voortgaan om
het voortgaan, ook al riekt en grient de aarde,
een ziek, versleten paard met slechts twee benen,
een voor, een achter, en verwelkte ogen.
 
Dat paard van Nietzsche en dan dat van Hohl.
 
Jim Morrison: onze muziek is vaak,
geloof ik, duister en naargeestig, over
iemand die zich niet thuis voelt, iemand die
niet helemaal op zijn gemak is, die
onzeker over alles is. Ik wil
dat wij een stuk muziek ooit componeren
dat over echt op je gemak zijn gaat,
dat pure, ongebonden vreugde uitdrukt.
 
Het duurde even voor bij Aragon
de schellen van de ogen vielen en
het kwartje ging dat bij ‘Pierre, ce sont
des hitlériens’ in de gleuf al stak.
Uit, vuige dril. Waar is je luister nu?
 
Ik, meningloos en onideologisch,
ik baan mezelf een weg door oude wouden
van steen, staal en beton, door grijs en grauw.
Maar wee, als me het vuur gelegd wordt aan
de schenen, als een maniak of monster
met dreiging van geweld mij een opinie
of visie opdringt, dan verloochen ik
die iele blindedarm van waardigheid,
dan buig ik als een knipmes en begin
als een zeloot met vlaggen te jongleren
totdat het zweet me om de oren zwiept.
 
Sinds wij bestaan, wij mensen, doen we er
niet toe, maar we beseffen dit gegeven
pas relatief recent, op het moment
dat plots we onze goden gingen doden.

© 2022 Leo van der Sterren
  

maandag 5 september 2022

Twist

In ‘What We See When We Read’ toont Peter Mendelsund (ja, met beelden) wat we zouden kunnen zien wanneer we de eerste woorden van ‘Ulysses’ van James Joyce lezen: ‘Stateley, plump Buck Mulligan…’

Bij ‘stateley’ laat hij een plaatje van een kroon zien, bij ‘Buck’ de afbeelding van een hertenbok en de naam ‘Mulligan’ riep bij hem de saxofonist Gerry Mulligan en de actrice Carey Mulligan op, hoewel zowel Gerry als Carey op het moment van publicatie van ‘Ulysses’ het levenslicht nog niet aanschouwd had – en Carey zelfs nog lang niet.

Ik weet niet wat of waaraan ik dacht toen ik als twintigjarige de eerste vier woorden van ‘Ulysses’ las, maar ik zal zeker niet gedacht hebben aan de fenomenen die Mendelsund opsomt.

Maar ik heb wel een ervaring gehad die lijkt op wat Mendelsund beschrijft – en hij suggereert dat het lezen van een tekst beelden voor het geestesoog kan toveren die eigenlijk onmogelijk met de tekst kunnen corresponderen (maar is het erg dat zoiets zich voordoet? – ik denk dat het soms verstorend kan werken of de lezer op het verkeerde been zet, maar dat het vaak niet uitmaakt en soms zelfs een verrijking oplevert).

Het gaat om een volstrekt onbelangrijke ervaring die ik me desondanks nog goed kan herinneren. Toen ik als zestienjarige voor het eerst de gedichtenbundel ‘Music Hall’ las, twijfelde ik serieus of Van Ostaijen met het woord ‘twist’ in de titel ‘Twist met Grete’ doelde op een ruzie of op de heupdraaidans die zo’n vijftig jaar na de publicatie van ‘Music Hall’ furore zou maken.

© 2022 Leo van der Sterren

zondag 4 september 2022

Verknipt

Minister van Volksvoorlichting en Propaganda in Nazi-Duitsland Joseph Goebbels schrijft op 2 juli 1941 het volgende in zijn dagboek: ‘Es regnet. Es ist kalt geworden. Man muß etwas einheizen. Im Juli. Eine total verrücktgewordene Welt. Aber man muß sich damit abfinden.’ Goebbels herkent de wereld niet meer omdat die zich gek gedraagt, niet omdat Duitsland elf dagen geleden een operatie heeft ingezet die tot de ondergang van het land zou leiden, maar omdat het midden in de zomer regent en koud geworden is en men de kachels moet stoken.

De perverse luchtbel waarin Nazi-Duitsland zich naar binnen had gewurmd, droeg toen al trekken van het groteske en van een nu onvoorstelbare absurditeit.

Dat iets onvoorstelbaar is, wil trouwens niet zeggen dat het zich niet kan voordoen – dingen kunnen heel snel veranderen.

Wat Nazi-Duitsland betreft: het zou nog gekker worden in die luchtbel.

© 2022 Leo van der Sterren