donderdag 21 november 2013

Mijn schoonmoeder vertelt

Mijn schoonmoeder, Annie van Hoof-Wilsens, vertelt: ‘In die tijd, net na de oorlog, ik zal een jaar of twaalf, dertien zijn geweest, bezocht hij ons nogal eens in Vught, die rare snuiter uit Amsterdam. Met die lange haren. En soms met baard en snor. Hoe heet-ie ook alweer? Ja, juist, Lucebert. En omdat ons moeder zo in elkaar stak, dat iedereen altijd mee kon eten, schoof hij vaak aan bij ons aan tafel en at hij mee. Maar hij bleef aan het praten – wat kon die gast praten, zeg. En hij bleef aan het tekenen, zelfs tijdens het nuttigen van de maaltijd tekende hij door. Waar die tekeningen gebleven zijn, ik heb geen idee. Wellicht ergens in Vught op een zolder. Maar hij heeft er heel veel gemaakt. En dan, soms na het eten, soms de volgende dag, vertrok hij weer. Een zwerver, een rare snuiter.’

De vader van Annie van Hoof-Wilsens was de broer van de vrouw waarmee Luceberts vader in 1930 trouwde, nadat zijn eerste huwelijk in 1927 was ontbonden. Daarmee vormde Vught in de jaren na de oorlog dat Lucebert de vagebond uithing, plotseling een pleisterplaats voor de jonge dichter en tekenaar waar hij soms dankbaar gebruik van maakte. Maar Annie van Hoof-Wilsens – wiens devies luidt: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg – was niet erg onder de indruk van hem en vond hem in de eerste plaats een vreemde vogel (lees: aansteller).

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten