zaterdag 29 december 2012
Guillaume Apollinaire: Waalse venen
Aan het begin van de zomer van 1899, midden in de Belle Époque dus, brengt de Pools-Russische edelvrouwe Angelica Kostrowitzky de zonen uit haar relatie met de Italiaanse officier Francesco d’Aspermont, Wilhelm en Albert, dan 19 respectievelijk 17 jaar oud, onder in een pension in Stavelot terwijl zij in het mondaine Spa het casino frequenteert. Haar strevingen om aan de speeltafels een fortuin te vergaren, lopen al snel op een mislukking uit, waarna zij de wijk naar Parijs neemt – zonder haar zonen te verwittigen. Niets wetend van de wederwaardigheden van zijn moeder heeft de jonge Wilhelm de tijd van zijn leven in Stavelot. Hij maakt lange voettochten door de omgeving, het heuvellandschap en de Hoge Venen doorkruisend. Hij luistert naar de wilde gesprekken die de inwoners van Stavelot voeren als zij voor hun huizen zitten, genietend van het mooie weer. Hij zwelgt in de boertigheden, de sterke verhalen, de maren die een blijvende indruk op hem zullen maken. Hij absorbeert het Waalse dialect. Hij eigent zich de passie toe van mensen die volstrekt zichzelf en op hun gemak zijn. Ook wordt hij er – het heeft iets onvermijdelijks – verliefd: hij valt voor een meisje uit de omgeving, Maria Dubois, En hij schrijft – meer dan hij sinds het begin van zijn schrijverschap, twee jaren daarvoor, gedaan heeft. Veel meer.
Parallel met het verblijf in Stavelot raakt het nog prille dichterschap van Wilhelm in een stroomversnelling. Het zomerse weer, de liefde voor de streek en voor Maria Dubois stimuleren hem tot het schrijven van vele gedichten waarvan een groot gedeelte postuum verzameld werd in ‘Le Guetteur mélancolique’ (1952). Ten slotte verandert zijn identiteit in Stavelot definitief: met het tot bloei komen van zijn dichterschap verandert Wilhelm Albert Wladimir Alexandre Apollinaire Kostrowitzky in Guillaume Apollinaire, al zal hem pas in 1916 het Franse staatsburgerschap officieel ten deel vallen. Een van de schriften die Apollinaire gedurende die zomer in België bij de hand had om aantekeningen, invallen en gedichten in te noteren, het ‘Cahier de Stavelot’, wemelt van de stille getuigenissen dat Wilhelm Kostrowitzky, dan Guillaume Apollinaire, de handtekening van zijn nieuwe naam fervent geoefend heeft.
In oktober 1899 komt er een abrupt einde aan het verblijf van de gebroeders Kostrowitzky in Stavelot als hun moeder hen per brief sommeert zich bij haar in Parijs te voegen, maar verzuimt om in de brief het geld bij te sluiten om de kosten van het pension te betalen – eenvoudigweg omdat zij berooid is. In de nacht van 4 op 5 okober verlaten de gebroeders het pension zonder te betalen. Het lukt hen om op kleine station van het nabijgelegen Roanne-Coô een trein naar Namen te bemachtigen en vervolgens richting Frankrijk te reizen. De episode Stavelot is daarmee ten einde gekomen. Maar ‘Stavelot’ zal nog duchtig doorwerken.
Een van de gedichten die een weerslag biedt van Apollinaires verblijf in Stavelot is ‘Fagnes de Wallonie’ over het moerassige plateau tussen Verviers en Monschau, en, in het zuiden en noorden, Malmédy en Eupen.
© 2012 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten