maandag 31 december 2012

De boekenlijst van 2012

Fred Goodman, ‘The mansion on the hill’. New York, 1998 [1997]. Goodman vertelt het verhaal van het leven van de meeste mensen: idealen gaan verloren door de eisen en verleidingen van het materiële. Maar eigenlijk ook een heel treurig verhaal over helden die (vanzelfsprekend ook) geen helden zijn.

Hella S. Haasse, ‘Een nieuwer testament’. Amsterdam, 2011 [1966]. Ja, het is inderdaad een prachtboek.

J. R. R. Tolkien, ‘De hobbit’. Amsterdam, 2009 [2007]. Tolkiens proza is matig, zei het Nobelprijscomité al. Dat klopt. Afgelopen week ook de film gezien. Die beter is dan het boek. Genieten van een overweldigend mooie onzinfilm vol ronkende namen.

Hermine de Graaf, ‘Een kaart, niet het gebied’. Amsterdam, 1984. Knap geschreven verhalen maar op een gegeven moment heb je het als lezer wel gehad met de hoofdpersonen ervan. Hermine de Graaf gaf les aan de middelbare school die ik in de jaren zeventig van de vorige eeuw bezocht.

Sarah Gristwood, ‘Perdita/Royal mistress, writer, romantic’. Londen, 2005. Biografie over de Engelse actrice, courtisane en schrijfster Mary Robinson.

Erik Spinoy, ‘As/zteken’. Antwerpen, 2012. Het gedichtendagessay. Niets bijzonders.

‘From sensibility to romanticism. Essays presented to Frederick A. Pottle’. Edited by Frederick W. Hilles and Harold Bloom. New York, 1970 [1965].

W. N. Hargreaves-Mawdsley, ‘The English Della Cruscans and their time, 1783 – 1828’. Den Haag, 1967. Op een mild ironische toon vertelt Hargreaves-Mawdsley het verhaal van de groep dichters rondom Robert Merry die het Engelse equivalent vormden van wat in Duitsland Sturm und Drang genoemd werd, maar dan van een vele malen minder kaliber dan Goethe en Schiller. Ook Mary Robinson wordt tot de Engelse Della Cruscans gerekend. De gedichten van de groep staan in het teken van de sensibility: het zijn vaak pathetische gevoelsuitbarstingen die hetzij bol staan van cliché’s hetzij uitwassen van het ergste maniërisme vertonen.

Marja Pruis, ‘Kus me, straf me. Over lezen en schrijven, liefde en verraad’. Amsterdam, 2011. Fraaie essays van Marja Pruis.

Nicolaas Beets, ‘Jose, een Spaansch verhaal’. Leiden, 1838. Romantiek in de polder. Byron op zijn Hollandsch. Inclusief een ode aan de zus, Serena in dit geval, geen Augusta.

Amanda Elyot, ‘All for love. The scandalous life and times of royal mistress Mary Robinson’. New York, 2008. Zie Uitpost Kephala van 31.03.2012.

Theo Salemink, ‘Een andere Lucebert’. Nijmegen, 2008. Binnenkort meer hierover.

Sarah Waters, ‘Vingervlug’. Amsterdam, 2008. Niets is wat het lijkt in deze roman. Spannend. En je wordt als lezer heerlijk op het verkeerde been gezet.

Sarah Waters, ‘De nachtwacht’. Amsterdam, 2007 [2006]. Minder spannend en verrassend dan ‘Vingervlug’, maar niettemin een knap boek.

Sarah Waters, ‘De kleine vreemdeling’. Amsterdam, 2010. Vreemd boek over een vreemde familie in een vreemd land. Wat dat laatste betreft: nergens lijkt het geloof in geesten en spoken groter dan in het land waarin het empiricisme in zijn meest extreme vorm zijn oorsprong vond.

Willem Brakman, ‘Zes subtiele verhalen’. Amsterdam, 1979 [1978]. Brakman! De kunst van de zintuigelijke waarneming. De kunst om het waargenomene te verbinden met andere waarnemingen. Heterogene dingen homogeen maken. De kunst om dat amalgaam van waarnemingen, associaties, gedachten, gedachtensprongen en gevoelens te verwoorden zonder onmiddellijk alles prijs te geven. De kunst van de suggestie. De humor. De tragiek. Brakman!

Guillaume Apollinaire, ‘Die Großtaten eines jungen Don Juan’/’Die elftausend Ruten’. Berlin, 2005 [1989]. Vertalingen van de beide pornografische romans die Apollinaire in 1905 om den brode schreef. In de ‘Großtaten’ passeren de normale pornografische cliché’s de revue. De ‘Ruten’ is valser, gemener, smeriger, donkerder – maar wellicht doelbewust, om het een parodie te doen zijn.

Diverse auteurs, ‘Apollinaire / Woordvoerder van de avantgarde / Avantgardist van het woord’. Amsterdam, 1999.

Arnon Grunberg, ‘De man zonder ziekte’. Amsterdam, 2012. Zie Uitpost Kephala van 30 juni 2012.

Willem Brakman, ‘De gegoeden’. Utrecht, 1980. Kort verhaal van de meester. Mooi.

Jean Cocteau, ‘Les enfants terribles (Die vreselijke kinderen). Brussel / Den Haag, 1967. Bijna honderd jaar oud blijft dit boek fascineren.

W.G. Sebald, ‘De ringen van Saturnus. Een Engelse pelgrimage’. Amsterdam, 2007. Prachtig melancholiek boek met daarin allerlei echte en denkbeeldige, letterlijke en figuurlijke reizen.

W. G. Sebald, ‘Austerlitz’. Amsterdam, 2008. Onder andere over vestingen die zelden het nut hebben gehad waarvoor ze waren gebouwd, maar die altijd nog als interneringskampen konden dienen. Kauna, Willebroek, Theresienstadt. Ontroerend en aangrijpend boek.

Willem Brakman, ‘De reis van de douanier naar Bentheim’. Amsterdam, 1983. Opnieuw Bentheim.

Onno Blom, ‘Het fabeldier dat Komrij heet’. Amsterdam, 2004.

Huub Beurskens, ‘De hemelse kamer’. Amsterdam, 2012. Proza dat irriteert. Een verhaal dat nooit echt spannend wordt. Een geconstrueerde plot. De verwijzingen naar Poe en de ‘Vier letzte Lieder’ brengen telkens weer die prachtige verhalen en gedichten in herinnering alsmede een van de mooiste werken uit de geschiedenis van de muziek.

Boudewijn Büch, ‘Zingende botten’. Amsterdam, 2003. Er is meer dan tekst alleen, stelt wijlen Boudewijn Büch, die dat adagium indachtig de oorden van de dode dichters bezoekt en hun parafernalia onder ogen en – het liefst – in handen tracht te krijgen. Büch geeft te kennen meerdere malen in de geboortestad van Rimbaud, Charleville-Mézières, in de Franse Ardennen te zijn geweest, een stad die ik het afgelopen jaar, voor de tweede keer, bezocht heb. Vanwege Rimbaud.

Sarah Waters, ‘Affiniteit’. Amsterdam, 2006 [2000]. Spannend boek met, ondanks het feit dat je weet welke streken Waters uit kan halen, een verrassende ontknoping.

A.H. J. Dautzenberg, ‘Extra tijd’. Amsterdam, 2012. Prachtige roman.

Sarah Waters, ‘Fluwelen begeerte’. Amsterdam, 2008 [2002]. Merkwaardige roman over lesbische liefde in het Engeland van koningin Victoria. Een verhaal dat alle kanten op stuitert, maar uiteindelijk toch een liefdesgeschiedenis is, met, als in een damesromannetje, een gelukkig einde.

Jean-Paul Sartre, ‘Walging’. Utrecht, 1962.

Johan van de Beek, Paul van Gageldonk (red.), ‘Het onbehagen. Een zoektocht naar de Limburgse ziel’. Sittard, 2012.

Kai Meyer, ‘Das Gelübde’. Bergisch Gladbach, 2006 [1998].

Teigetje & Woelrat, ‘Ons leven met Reve’. Amsterdam, 2012. Niet al te best geschreven cq. geredigeerd boek over de relatie van Willem van Albeda en Henk van Manen met Gerard Reve. Maar afdoende als opwarmertje voor deel drie van Nop Maas zijn biografie.

Salman Rushdie, ‘Joseph Anton. Een memoir’. Amsterdam/Antwerpen, 2012. Indrukwekkende en, naar het zich laat aanzien, evenwichtige autobiografie van Rushdie over zijn roman ‘De duivelsverzen’ en de gevolgen daarvan. Vooral het einde van het boek grijpt aan. Maar het geheel leest als een roman met een happy ending.

Hella S. Haasse, ‘Maanlicht’. Amsterdam, 2012. Vier gothic stories uit de jaren dertig en veertig. Niet zo bijzonder.

Wiel Kusters, ‘Ik graaf, jij graaft. Aantekeningen over poëzie’. Amsterdam, 1995.

Nop Maas, ‘Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven 3. De late jaren” 1975 – 2006’. Amsterdam, 2012. Het derde en laatste deel van de biografie over Gerard Reve. Even fascinerend en onthutsende als deel 1 en 2. Wel ergerden de plaatsen waar bedragen en tekstfragmenten zijn geschrapt. Teveel asterisken. Schande!

Theodor Holman ‘Gerardje. Notities van een Reve-liefhebber’. Amsterdam, 2009. Overbodig boek van een Reve-adept die zich tevens voorgeeft een vertrouweling te zijn. Qua schrijfstijl heeft de leerling weinig, nee niets van de meester geërfd. Het boek bevat heel erge passages, bijvoorbeeld: ‘Gerard bespiegelt de beesten, die hij in zijn latere oeuvre zal bestempelen als “Katholieke Dieren”.’ Bah.

Jan van Mersbergen, ‘Naar de overkant van de nacht’. Amsterdam, 2012 [2012]. En waar lag het punt aan de overkant van de nacht? In Blerick. Aan de overkant van de Maas. Deze roman lokte bij mij allerlei bedenkingen uit, in de trant van: hoe weet iemand die echt teut is geweest hoe het was om teut te zijn? Waarom weet ik niet, maar ik moest voortdurend aan ‘Music-Hall’ van Van Ostaijen denken. Dat unanimisme.

Lucas Hüsgen, ‘Nazi te Venlo’. Aalst, 2011. Indrukwekkend document met talloze divagaties over een zoektocht naar een misschien foute voorouder wiens vondst uiteindelijk toch vermeden wordt. Prachtig boek.

Evert Peet, ‘De mythe van M.’. Baarn, 1985. Gerard Reves streven naar verlossing in M.: moeder, maagd, Maria, oermoedergodin.

Sjaak Hubregtse, ‘Over Op Weg Naar Het Einde en Nader Tot U’. Amsterdam, 1980.

© 2012 Leo van der Sterren



Geen opmerkingen:

Een reactie posten