zaterdag 31 maart 2012
Mary 'Perdita' Robinson
De kwestie waar biografen van Mary Robinson (1757 – 1800) mee worstelen, komt uiteindelijk op de volgende vraag neer: was Mary Robinson, bijgenaamd Perdita, bijgenaamd English Sappho, in het decennium tussen 1774 tot 1784 een doortrapte slet of niet? De biografen van Mary Robinson moeten schipperen tussen de werkelijkheid van de door haarzelf geschreven (en door haar dochter voltooide) ‘Memoirs of Mary Robinson, “Perdita”’ waarin zij doet voorkomen een (jeugdig) slachtoffer van omstandigheden te zijn en het semi-pornografische pamflet ‘The memoirs of Perdita’ uit 1784 waarin de anoniem gebleven auteur haar afschildert als berekenende courtisane. Het feit dat van de drie kunstschilders die portretten van haar gemaakt hebben, er geeneen in slaagde om haar gezicht adequaat op het doek vast te leggen (aldus melden de tijdgenoten), is emblematisch voor de problemen waarmee de biografen geconfronteerd werden. Het spanningsveld is bijna voelbaar in de teksten die hun onderzoekingen hebben opgeleverd.
Tot nu toe hebben drie biografen kort achter elkaar de levensgeschiedenis van Mary Robinson verteld. Hester Davenport in ‘The prince’s mistress. Perdita. A life of Mary Robinson’ (2004), Paula Byrne in ‘Perdita: the literary, theatrical, scandalous life of Mary Robinson’ (2004) en Sarah Gristwood in ‘Perdita: royal mistress, writer, romantic’ (2005) beschreven kort achter elkaar de levensgeschiedenis van de achttiende-eeuwse Engelse schrijfster, actrice en courtisane.
De romancières die zich aan het levensverhaal van Mary Robinson waagden, hadden het in zekere zin makkelijker. Zij zouden eventuele kritiek op de keuzes die ze maakten, op voorhand kunnen ontzenuwen met het argument dat het in hun gevallen om fictie gaat, in plaats van om een zo waarheidsgetrouw mogelijke weergave van de werkelijkheid. Veelschrijfster Eleanor Hibbert (onder het pseudoniem Jean Plaidy) en Amanda Elyot wijdden romans aan Mary Robinson (‘Perdita’s Prince’ uit 1969 en ‘All for love. The scandalous life and times of royal mistress Mary Robinson’ uit 2008). Beiden leunden zwaar op de ‘Memoirs of Mary Robinson, “Perdita”’. Amanda Elyot nam bepaalde passages uit de ‘Memoirs’ letterlijk over in haar roman, net als die eigenaardigheid uit de ‘Memoirs’ dat Mary Robinson voorgaf zich tot in het kleinste detail te herinneren welke kleding ze bij bepaalde gelegenheden droeg, ook al was het twintig jaar geleden dat die gelegenheid zich had voorgedaan.
Het levensverhaal van Mary ‘Perdita’ Robinson laat zich lezen als een avonturenroman met als hoofdpersonage een vrouw van, zo verzekeren de tijdgenoten, oogverblindende schoonheid die zich na een jeugd en jongvolwassenheid vol misfortuin, weelde en dwaasheid opnieuw uitvindt en zich in dat tweede leven ontpopt als een verdienstelijke schrijfster van belletrie. Mary Robinson wordt in haar eigen tijdsgewricht twee keer beroemd. Om daarna snel in de vergetelheid te geraken.
Mary Darby wordt in 1757 geboren als de dochter van de zeekapitein en de niet al te fortuinlijke (in alle betekenissen van dat woord) zakenman John Darby en Hester Seys. Al snel laat John Darby zijn gezin aan zijn lot over en moet de moeder vijf kinderen in haar eentje opvoeden. Op zeker moment trekt de dan veertienjarige Mary de aandacht van de bekendste Engelse acteur David Garrick maar gaat, mede door toedoen van haar moeder die op grond van de slechte reputatie van actrices een toneeelloopbaan afwijst, uiteindelijk niet in op de pogingen die hij onderneemt om haar op het toneel te krijgen.
In plaats van een veelbelovend debuut in het theater trouwt Mary op aandringen van haar moeder in april 1774 met de leerling-klerk Thomas Robinson die pretendeert de erfgenaam van een vermogen te zijn. Het echtpaar leeft op veel te grote voet, waarbij Thomas Robinson zich niet bepaald als de trouwe, liefhebbende echtgenoot gedraagt. Bovendien blijkt dat Thomas Robinson geen aanspraken kan maken op de erfenis waar hij recht op zou hebben. Wanneer de schuldeisers zich melden, vluchten de pasgetrouwden naar Wales waar hun dochter Mary Elizabeth in november 1774 wordt geboren. Maar uiteindelijk wordt het paar gevonden en wordt Thomas Robinson geïnterneerd in Fleet Prison. Ondanks alles deelt Mary in zijn lot en het eentonige gevangenisleven biedt haar de gelegenheid de gedichten die ze tot dan toe geschreven heeft, te redigeren. Door de patronage van Georgiana Cavendish, hertogin van Devonshire, met wie Mary bevriend raakt, kan zij in deze donkere fase van haar leven wel haar eerste dichtbundel uitbrengen.
Nadat de gevangenschap van Thomas Robinson is opgeheven, besluit Mary toch toe te geven aan de aandrang van David Garrick en nu ook Richard Sheridan om een carrière aan het theater te beginnen, in een tijd overigens dat actrices niet zelden vereenzelvigd werden met lichtekooien. Maar de ambitieuze Mary Robinson is naar het toneel blijven verlangen en heeft bovendien het geld nodig. Haar echtgenoot Tom Robinson blijft zich niet alleen als een nietsnut en rokkenjager gedragen maar draait er bovendien enorme geldsommen door met gokken. Vanaf 1776 speelt Mary Robinson de grote rollen in het Drury Lane Theatre. Het publiek draagt haar op handen zodat ze in korte tijd tot een heuse beroemdheid uitgroeit. Maar het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Als haar tweede dochter Sophia geboren wordt en na zes weken sterft, is Mary lange tijd ontroostbaar.
Met haar vertolking in 1781 van Perdita in Garricks ‘Florizel and Perdita’, een adaptie van Shakespeares ‘The winter’s tale’, trekt Mary de aandacht van de dan zeventienjarige Engelse troonopvolger met wie ze een liefdesrelatie begint. Als de Prins of Wales haar schriftelijk toezegt, haar financieel te zullen ondersteunen, geeft zij haar carrière als actrice en dus haar broodwinning op. In deze periode bevindt Mary Robinson, door het publiek van de bijnaam Perdita voorzien, zich op de top van haar roem en bepaalt zij met haar, soms gewaagde kleding het modebeeld in het Londen van die pre-Victoriaanse tijd die berucht was om zijn openlijke losbandigheid. De relatie met de Prins van Wales (en met andere mannen, zo willen de geruchten) is bovendien voer voor roddelaars en voor de pers die zich weinig bekommert om de waarheid en die ongegeneerd en gewetenloos fabels opdist te midden van de vernietigende, vaak scabreuze karikaturen. Een en ander zal in 1784 culmineren in ‘The memoirs of Perdita’ waarin Mary Robinson botweg als een hoer voor de verhevenen wordt afgeschilderd.
En dan maakt de Prins van Wales van de ene dag op de andere een einde aan de affaire. ‘We must meet no more,’ schrijft hij haar lapidair. Hij blijkt een andere minnares te hebben. De beloofde financiële ondersteuning van de exminnaar voor de nu brodeloze actrice blijft echter uit. Zich verraden voelend probeert Mary, door te dreigen de brieven die hij aan haar geschreven heeft, te publiceren, om het beloofde geldbedrag alsnog te krijgen, maar uiteindelijk wordt haar na lang slepende onderhandelingen slechts een te verwaarlozen jaarlijkse toelage toegezegd. Maar in de volgende jaren zal ze niet zelden grote inspanning moeten doen om het geld daadwerkelijk te krijgen. Affaires met andere mannen volgen intussen, onder anderen met de politicus Charles James Fox en met de cavalerieofficier met de ronkende naam Banastre Tarleton (bijgenaamd de Slager vanwege zijn aandeel in een slachtpartij tijdens de Amerikaanse Vrijheidsoorlog). Met die laatste zal ze bijna vijftien jaar lang een affaire hebben ondanks het feit dat zijn familie er alles aan doet om die relatie kapot te maken. Als Tarleton enorme gokschulden blijkt te hebben, wil zijn vermogende familie die wel overnemen maar slechts op voorwaarde dat hij zonder Mary naar het vasteland vertrekt waarmee hij instemt. Als Mary een deel van het geld om de schulden van haar minnaar te voldoen, bij elkaar heeft weten te krijgen, verneemt ze dat Tarleton al onderweg is naar Dover. Ze neemt een koets naar Dover maar gedurende de rit gebeurt er iets waardoor ze voor enige tijd verlamd raakt en vanaf dat moment zal zij min of meer invalide blijven. Mary zou tijdens de rit met de koets een miskraam met complicaties hebben gehad. Anderen menen dat zij aan een acute aanval van reumatiek of aan het syndroom van Guillain-Barré, een zenuwaandoening, leed. Desondanks steekt ze enige tijd daarna toch het Kanaal over. De volgende vijf jaar brengt ze met haar dochter en haar moeder op het vasteland door, vaak in het gezelschap van haar minnaar Banastre Tarleton die haar ondanks haar handicap toch vele jaren trouw blijft. In Frankrijk weet ze binnen te dringen in de beau monde en maakt ze onder andere kennis met koningin Marie Antoinette.
Na de terugkeer naar Engeland begint haar literaire loopbaan die diverse gedichtenbundels, romans (‘Walsingham, or the pupil of nature’ is de bekendste) en toneelstukken zal opleveren. Ook maakt ze een aanvang met het opschrijven van haar herinneringen maar die zullen onvoltooid blijven. Intussen kent niemand haar nog als Perdita; nu duikt echter her en der de bijnaam English Sappho op.
Naast de belletrie is er de betrokkenheid met politieke en maatschappelijke zaken. Robinsons pamflet met de niet mis te verstane titel ‘A letter to the women of England, on the injustice of mental insubordination’ (ook bekend onder de titel ‘Thoughts on the condition of women’) getuigt van haar ronduit feministische opvattingen in een tijd dat vrouwen op veel gebieden nog nauwelijks zeggenschap hebben. En als voorstandster van de idealen van de Franse revolutie neemt ze een voor die tijd (de jaren negentig van de achttiende eeuw) gevaarlijke positie in die bovendien bemoeilijkt wordt door gebeurtenissen in Frankrijk zoals de Terreur en de executie van de Franse koningin Marie Antoinette. Die laatste calamiteit kan Mary, die de koningin gekend heeft, nauwelijks verkroppen en dwingt haar om het beeld van de Franse revolutie danig te nuanceren, zonder overigens de idealen ervan te verloochenen. Maar het polariserende klimaat in Engeland laat geen ruimte voor nuances en subtiliteiten. Mary Robinson wordt eenvoudigweg gezien als pleitbezorger van de Franse revolutie en daarmee als een gevaarlijke radicaal. Er volgen dan ook aanvallen en schimpscheuten aan haar adres door de antirevolutionaire krachten, waaronder het conservatieve tijdschrift The Anti-Jacobin en James Gillray. Die laatste neemt Mary Robinson op de hak in zijn beroemde spotprent ‘New morality’.
In het laatste decennium van de achttiende eeuw publiceert Mary onder verschillende pseudoniemen poëzie. Zij begint een poëtische dialoog met de dichter Robert Merry die deel uitmaakt van een groepje dichters dat onder de naam de English Della Cruscans bekend staat, vandaar dat zij later vaak in één adem met de English Della Cruscans genoemd wordt. De poëzie die deze dialoog oplevert, vormt een afspiegeling van de ‘sensibility’ die in die periode de boventoon voert In februari 1800 aanvaardt Mary Robinson de betrekking van poëzieredacteur van de krant The Morning Post (de krant die twintig jaar daarvoor, toen met andere eigenaren, nog vernietigende karikaturen van haar publiceerde). In die hoedanigheid leert Mary onder anderen Samuel Taylor Coleridge en William Wordsworth kennen die veelvuldig gedichten en andere bijdragen in deze krant publiceren. Mary raakt bevriend met Coleridge die helemaal weg is van haar dichtregel ‘Pale Moon, thou Spectre of the Sky’ en die haar zijn manuscript van ‘Kubla Khan’ laat lezen waarop zij reageert met haar gedicht ‘To the poet Coleridge’ dat diverse verwijzingen naar ‘Kubla Khan’ bevat, zestien jaar voordat het gedicht gepubliceerd zal worden.
Het redacteurschap bij The Morning Post en de vriendschap met Coleridge zijn echter geen lang leven beschoren want in december 1800 sterft Mary Robinson. Zij laat een oeuvre achter dat, hoewel gedateerd en van onevenwichtige kwaliteit zijnde, in de vergetelheid dreigde te raken, maar nu toch weer de belangstelling krijgt die het verdient. De selectie uit haar gedichten ‘Selected poems edited by Judith Pascoe’ (Toronto, 2000) en de heruitgave van haar roman ‘Walsingham’ en van ‘A letter to the women of England and the natural daughter’ zijn dan ook volledig gerechtvaardigd, zij het nu eens op basis van literaire kwaliteiten en dan weer op grond van historisch belang.
© 2012 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten