In 1988 begon de VPRO met Zomergasten, een avondvullend televisieprogramma met een even eenvoudige als aantrekkelijke formule, dat gedurende vijf of zes zondagen in de zomer wordt uitgezonden. De zomergast kiest beeldfragmenten uit en stelt zo zijn favoriete televisieavond samen waarna hij die stukjes film of allerlei andere dingen met een gesprekspartner bespreekt. Door zijn enthousiasme en zijn vertelkwaliteiten was de eerste zomergast, Pierre Janssen, meteen een schot in de roos. Maar in de derde uitzending van het programma werden grote hoogten bereikt, althans zo staat het in mijn geheugen gegrift.
Op 17 juli 1988 had regisseur Pieter Verhoeff de eer om zijn ideale televisieavond te verzorgen. Dat werd een soort ‘the best of the VPRO’-avond, maar het thema dat Verhoeff als een rode draad door zijn collage liet lopen, was het spel dat kunstenaars spelen met werkelijkheid en fictie. Zo vertoonde hij een fragment uit een documentaire waarin, als ik het me goed herinner, twee Duitse heren uitlegden wat de Anathanasius Kircher Society voorstelde en wat haar handelingen waren. Dit fragment representeerde een uitsnede uit de werkelijkheid, maar het had, met twee heren die zichzelf oneindig serieus namen en gewichtig deden, en zich daardoor tot hun eigen karikaturen ontpopten, zomaar een deel uit een uitzending van Van Kooten en De Bie kunnen zijn (waarvan Verhoeff ook een fragment toonde). Ik heb geen idee of Verhoeffs televisieavond nog te bekijken is, maar vermijd ook om dat te onderzoeken. Mocht dat namelijk wel het geval zijn, dan moet ik die uitzending opnieuw bekijken met de kans dat het tegenvalt en mijn herinnering aan die, in mijn ogen legendarische gelegenheid voorgoed verpest wordt.
De uitzending van gisteren raakte bijna aan de ijle hoogten die op 17 juli 1988 bereikt werden. De drie uren met theaterregisseur Johan Simons, iemand die ik tot gisteren niet kende, zaten vol met interessante filmbeelden en boeiende gespreksflarden tussen een gast en een gastheer die beiden op dreef waren. Johan Simons en Wilfried de Jong voelden elkaar aan zodat er iets moois opbloeide op dialooggebied. Misschien kwam het omdat ik niets van Simons wist en daarom onbevooroordeeld bij de beeldbuis kon plaatsnemen, maar ik heb gebiologeerd op het puntje van mijn stoel gezeten.
De avond begon met jeugdherinneringen met een prominente rol voor Simons’ vader die, getekend door een hazenlip, een slecht huwelijk en een gokprobleem, zich desondanks met veel humor door het leven sloeg. Verder stond die jeugd in Heerjansdam in het teken van een rotsvast geloof in de God van de reformatie. Het kon dan ook niet anders dan dat de watersnoodramp van 1953 door God gewild was, zo wist de zevenjarige Johan, toen hij op de ochtend van de eerste februari vaststelde dat het groen van het gras vervangen was door het grijs van het water.
Het leidmotief van deze zitting van Zomergasten was de kunst als onafhankelijke instantie die deel uitmaakt van de cultuur maar tegelijkertijd boven de cultuur (en de maatschappij) hangt en die de cultuur (en de maatschappij) becommentarieert.
Het onderwerp van het spel met werkelijkheid en fictie in de kunst (en het op het verkeerde been zetten van de recipiënten van kunstuitingen) werd aangestipt. Een fragment uit een documentaire over de mensen in een Russisch dorp werd, onder andere door de wijze van filmen, door Simons voorzien van het predicaat ‘kunst’. Maar dat kunstige stak ook vooral in het onvolmaakte.
De fotograaf Jeff Wall daarentegen ensceneert situaties en fotografeert die. Zijn doel is niet slechts het weergeven van een situatie zoals die zich in de werkelijkheid zou kunnen voordoen, maar het creëren van een werkelijkheid die door zijn dramatiek boven de werkelijke werkelijkheid uitstijgt.
En zoals ik mij hier en nu moet inspannen om, Simons parafraserend, weer te geven wat ik bedoel, zo had Simons regelmatig moeite om de gedachten te verwoorden die hem te binnen schoten.
Ook staken er inconsistenties in de discours van Simons wat hij ook ruiterlijk erkende. De frase ‘in het moment zijn’ kwam geregeld in het gesprek terug. De toestand van ‘in het moment zijn’ vergt van de kunstenaar dat die zich vrijmaakt van verleden en toekomst en alleen aan het nu denkt en aan het doel van nu kunst maken. Maar wat later in de uitzending vereist deze toestand volgens Simons juist dat iemand alles wat hij denkt, voelt en dus kan zijn tot uitdrukking brengt. Als iemand dat doet, dan betrekt hij daarin ook zijn verleden en zijn toekomst.
Het ging over Simons’ pogingen om de massa te bereiken, pogingen die erop uitdraaiden dat hij slechts doordrong tot de elite. Uiteindelijk had Simons zich daarbij neer moeten leggen en had hij die elite geaccepteerd als een soort wegbereider in de kunst zonder welke de massa in elk geval nooit tot bij die kunst zou komen.
Wilfried de Jong wilde Johan Simons graag helpen met de juiste wijzen van uitdrukken en deed dat over het algemeen adequaat. Toch voegde hij niet altijd de juist uitleg toe. Naar aanleiding van een fragment uit ‘Van de schoonheid en de troost’ met de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee, sloeg hij de plank bijvoorbeeld mis. Coetzee gaf in zijn interview met Wim Kayser te kennen eigenlijk helemaal niet geïnterviewd te willen worden. Datgene wat hij, Coetzee, te melden had, dat vertelde hij in zijn boeken die tot stand kwamen na ampele reflectie. Bij een interview ontbreekt de kans om te reflecteren omdat de setting verlangt dat er onmiddellijk antwoord wordt gegeven. Daardoor worden er zaken over het hoofd gezien. De Jong vulde Simons’ gedachtegang aan met een verklarende opmerking dat de taal dus tekortschiet. Maar de taal schiet in dit soort gevallen niet te kort; het is de geest die door het gebrek aan reflectie onvolledig of slordig werkt.
En toen kwam Jeroen Willems. En toen kwamen de emoties bij Simons die, zo gaf hij met gebroken stem te kennen, Willems als zijn zoon had beschouwd. Dit moment vormde de breuk in de uitzending. Simons moest zich echt vermannen om door te gaan. Als De Jong zou hebben voorgesteld om te stoppen, dan was Simons op dat voorstel ingegaan. Maar De Jong loodste zijn gast met groot inlevingsvermogen, met weglating van Jimi Hendrix en met uitgerekend nog een fragment met Jeroen Willems door dit pijnlijke en moeilijke ogenblik.
Gelukkig worstelde Simons dus verder, al bracht het vervolg van het programma niet meer de verve van daarvoor. Naar aanleiding van een prachtig fragment met dirigent Ricardo Muti die protesteerde tegen de afbraak van de cultuur in Italië, ontstak Simons in woede toen Zijlstra ter sprake werd gebracht, de staatssecretaris van cultuur die naar eigen zeggen blij was dat hij geen verstand van kunst had, omdat hij zo gemakkelijker bezuinigingen kon doorvoeren.
Het ging over de doodsangst van een man die nog van alles wil doen, maar die, hoe lang hij ook zal leven, nooit klaar zal zijn, omdat een kunstenaar nu eenmaal nooit klaar is.
Dat wat op een gedenkwaardige avond was uitgelopen, eindigde, toch nog, met Jimi Hendrix.
© 2013 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten