zaterdag 24 augustus 2013

Coleridges Notebooks 12

‘4 Sorts of Readers. 1. Spunges that suck up every thing and, when pressed give it out in the same state, only perhaps somewhat dirtier – . 2. Sand Glasses – or rather the upper Half of the Sand Glass, which in a brief hour assuredly lets out what it has received – & whose reading is only a profitless measurement & dozeing away of Time – . 3. Straining Bags, who get rid of whatever is good & pure, and retain the Dregs. – and this Straining-bag Class is again subdivided into the Species of the Sensual, who retain evil for the gratification of their own base Imaginations, & the calumnious, who judge only by defects, & to whose envy a beauty is an eye-sore, a fervent praise respecting an other a near-grievance, and the more virulent in its action because the miserable man does not dare confess the Truth to his own Heart – . 4 and lastly, the Great-Moguls Diamond Sieves – which is perhaps going farther for a Simile than its superior Dignity can repay, inasmuch as a common Cullender would have been equally symbolic/but imperial or culinary, these are the only good, & I fear the least numerous, who assuredly retain the good, while the superfluous or impure passes away & leaves no trace/’

(4 soorten van lezers. 1. Sponzen die alles opzuigen en, in elkaar gedrukt, alles in dezelfde toestand weer uitscheiden, alleen misschien iets viezer. 2. Zandlopers – of liever gezegd de bovenste helft van de zandloper, die in een klein uur doorlaat wat erin is gelopen – en wier lezing slechts een nutteloos meten en wegsluimeren van tijd is. 3. Filterzakken die doorlaten wat goed en puur is en die het bezinksel vasthouden – en deze klasse van filterzakken is op zijn beurt weer te verdelen in de soort van de zinnelijken die het kwaad bewaren voor de bevrediging van hun eigen, lage verbeelding en de soort van de lasteraars die alleen op grond van gebreken oordelen en voor wie, in hun nijd, de schoonheid een schandvlek voor het oog is en een hartstochtelijke loftuiting op iemand anders bijna een grief, en die des te kwaadaardiger in hun handelen zijn omdat de miserabele mens de waarheid niet aan zijn eigen hart durft toe te geven. 4. En, ten slotte, de diamantzeven van de grootmogols – wat misschien verder gaat als gelijkenis dan zijn superieure waardigheid kan aflossen, in zoverre als een gewone vergiet even symbolisch zou zijn geweest, maar keizerlijk of culinair, dit zijn de enige goede lezers en, zo vrees ik, het minst talrijk – die wel degelijk het goede behouden terwijl het overbodige of het onreine wegloopt en geen spoor achterlaat.)

Samuel Taylor Coleridge, ‘The Notebooks of Samuel Taylor Coleridge’. Volume III. 1808 – 1819. Text. Lemma 3242.

Coleridge krabbelde bovenstaande aantekeningen in 1808 of in 1811 in notebook 25 ten behoeve van de lezingen over literatuur die hij in die jaren hield. Hij putte daarbij uit een prozawerk van John Donne over zelfmoord, ‘Biathanatos’, (geschreven in 1608, maar pas na zijn dood gepubliceerd) waarin hij de volgende passage aantreft (hier in een meer gemoderniseerde spelling). ‘If therefore, of Readers, which Gorionides observes to be of Four sorts, (Spunges which attract all without distinguishing; Hour-glasses, which receive and pour out as fast; Bags, which retain only the Dregs of the Spices, and let the Wine escape; and Sives, which retain the best only,) I find some of the last sort, I doubt not but they may be hereby enlightened.’ (John Donne, ‘Biathanatos’, Londen, 1700, pp. v–vi.)

Wellicht heeft de zelfmoord van een bekende van Coleridge (Rochemont Barbauld, echtgenoot van Laetitia Barbauld, dichteres en kinderboekenschrijfster, door Coleridge aanvankelijk bewonderd, maar later verguisd) op 11 november 1808 tot de lectuur van ‘Biathanatos’ geleid. Maar misschien was het ook gewoon Coleridges eigen depressiviteit begeleid door hevige vlagen van diepe wanhoop die hem naar dit boek over zelfmoord deed grijpen. Niet zelden spookte de gedachte door zijn hoofd om een einde aan zijn leven te maken.

In een verslag door een van de toehoorders van de lezing die Coleridge op 21 november 1811 gaf, John Payne Collier, wordt een en ander als volgt samengevat: ‘He began by observing that Readers might be divided into four classes. 1. Sponges: persons who absorbed what they read and returned it nearly in the same state only a little dirtied. 2. Sand-glasses who permitted everything to pass away and were contented to dose away their time in actual idleness– 3. Strain-bags, who retained only the dregs of what they received– 4. Great Mogul Diamonds who were equally rare and valuable.’ (Samuel Taylor Coleridge, ‘Lectures 1808 – 1819. On literature’. London, Princeton, 1987, pp. 203 – 204.)

In 1904 werkt W.H. Harrison het nogal warrige resumé van Collier op zijn eigen, ook niet geheel vlekkeloze wijze uit (maar de twee tesamen maken een goede versie): ‘Coleridge gave four types of readers, one of which I have forgotten: 1st, Those whose minds are like an hour-glass; what they read runs in and runs out like the sand and not a grain is retained. 2nd, Those who are like sponges, which suck up everything and give it out again in much the same state, but a little dirtied. 3rd, Forgotten. 4th, The readers who are like the slaves in the mines of Golconda, they cast aside the dirt and dross, and preserve only the jewels.’ (Samuel Taylor Coleridge, ‘Lectures 1808 – 1819. On literature’. London, Princeton, 1987, pp. 203 – 204.)

Later verscheen de passage over de vier groepen van lezers in diverse, vaak op christelijke leest geschoeide periodieken, tijdschriften en almanakken met ronkende titels, zoals daar zijn: ‘Ward’s miscellany under the superintendence of a society for the advancement of literature, science, and religion’, ‘The evangelical repository and sunday school institute magazine’, ‘The leisure hour: An illustrated magazine for home reading’, ‘The New York mirror: A weekly gazette of literature and the fine arts’, ‘The parterre of poetry and historical romance’, ‘The collegian’ en ‘The Church of England magazine under the superintendence of clergymen of the United Church of England and Ireland’. In alle gevallen komt de eer van het doen van de uitspraak aan Coleridge toe.

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten