Taal laat zich niet vangen en vastpinnen. Taal gaat zijn eigen weg omdat de gebruikers ervan doen wat zij willen. De instelling van taalregels heeft nooit verhinderd dat de gebruikers zich beriepen op het taalrecht: de vrijheid om datgene met taal te doen dat hen goed dunkt. Zolang taaluitingen die afwijkingen van de regels vertonen, niet in de openbaarheid komen – door die media die zorg dragen voor een distributie naar een publiek – valt er niets aan te veroordelen. Alleen al op basis van de vrijheid van meningsuiting, kan er taalgebruikers geen strobreed in de weg gelegd worden om naar believen met taal om te gaan. De straattaal bijvoorbeeld gedijt er goed bij.
Aanwending van taal die voor de openbare ruimte is bestemd, kan zich echter niet aan de geschreven wetten met betrekking tot taal onttrekken. En in sommige gevallen dient zij eveneens te gehoorzamen aan bepaalde ongeschreven regels. Taalgebruik in het publieke domein dient zorgvuldig en helder te zijn. Politici bijvoorbeeld moeten letterlijk op hun woorden letten omdat het hele politieke bedrijf voor een niet onbelangrijk deel gebaseerd is op taal. Zij zouden zich meer dan wie ook bewust moeten zijn van hoe zij de taal behandelen. Politici die woorden en zinnen op een correcte, stijlvolle en fantasierijke wijze hanteren, oogsten in de regel meer succes dan politici die er een linguïstisch potje van maken.
Max Pam maakte zich onlangs al druk over het gebruik van het woord ‘aangeven’, in het bijzonder door de premier van ons kloeke vaderland, die, in tegenstelling tot sommige illustere voorgangers, bepaald niet uitblinkt door eloquentie. Maar ‘aangeven’ zoals het heden ten dage te pas en te onpas voorkomt, staat gewoon in de Dikke Van Dale: ‘2 a (met verzwakte bet.) zeggen “zoals ik al eerder heb aangegeven”.’ Daarmee is het woord, in de specifieke betekenis van ‘zeggen’, opgenomen in op zijn minst één schatkamer van het Nederlands – en eentje van niet geringe autoriteit. Waar het echter om gaat is dat het gebruik van ‘aangeven’ in de betekenis van ‘zeggen’ als storend en knullig ervaren wordt. Door Max Pam. En door mij. Iemand die gevoel voor taal heeft, vermijdt het.
De alarmbellen gaan ook rinkelen bij de overvloed van modefrasen. ‘Dat gaat helemaal nergens over’, bijvoorbeeld. Of het overvloedige gebruik, vooral weer door politici, van de woordcombinaties ‘met elkaar’ en ‘met zijn allen’. Een andere trend is het gebruik van de zinsnede ‘ik heb zoiets van…’ die aan lelijkheid nauwelijks onderdoet voor ‘aangeven’. Overal hoor je dit vervloekte zinnetje. Sommige mensen lijken hun hele mondelinge discours te baseren op deze paar woorden, om het structuur te geven of zo, ik weet niet waarom. Zoals bepaalde sprekers er om de haverklap ‘ik bedoel’ of ‘zeg maar’ uitflappen, zo zijn veel te veel mensen verslaafd aan dat baken van interessant-doenerigheid ‘ik heb zoiets van…’.
Nog bedenkelijker wordt het wanneer mensen expliciete fouten begaan. In plaats van ‘op een gegeven ogenblik’ hoor je almaar frequenter ‘op een gegevenblik’. Iedereen meent blijkbaar zo snel te moeten praten (met dank aan Matthijs van Nieuwkerk) dat men delen van woorden of volzinnen gewoon gaat overslaan. Geloof me: met ‘op een gegevenblik’ is een nieuwe tendens ingezet.
Ook uitdrukkelijk incorrect is het om ‘beseffen’ als wederkerend werkwoord te bezigen. ‘Zich beseffen’ is een hypercorrectie die voortkomt uit ‘zich bewust zijn’ en ‘zich realiseren’. ‘Beseffen’ dient gewoon zonder het wederkerend voornaamwoord toegepast te worden. Maar steeds vaker hoor je ‘ik besef mij’. Pas geleden was het zelfs opnieuw onze minister-president die zich eraan bezondigde. Ik weet niet waar de kloof tussen burger en politiek op gebaseerd is, verondersteld dat die bestaat, maar het kan niet op de taalbeheersing van menige politicus in het algemeen en Balkenende in het bijzonder gestoeld zijn. Het taalgevoel van die laatste evenaart dat van een benedenmaatse onderwijzer ergens in Nievershuyzen in elk geval met gemak. Van de andere kant zal voornoemde gaping tussen volk en bestuurders wellicht juist wel in de taal gelegen zijn, namelijk in de ontstellende wazigheid of zelfs nietszeggendheid die sommige politici zich veroorloven.
Taal is dynamisch. Taal verandert voortdurend. Of we dat nu goed vinden of niet, het gebeurt. Binnen afzienbare tijd zal de Dikke Van Dale ‘zich beseffen’, ‘op een gegevenblik’ en ‘ik heb zoiets van…’ in zijn canonieke bladzijdes hebben opgenomen, waarmee het gebruik als het ware een stempel van goedkeuring opgedrukt gekregen heeft. En wat voor deze gevallen geldt, gaat bijvoorbeeld ook op voor de vele anglicismen waarvan de Nederlandse taal intussen vergeven is. Maar opname in de Dikke Van Dale of in de Woordenlijst van de Nederlandse Taal neemt niets weg van de absolute lelijkheid of de volstrekte misplaatstheid of de taalvervuilende hoedanigheid van bepaalde woorden en zinnen die ik dan ook zal weigeren toe te laten tot mijn idioom.
© 2009 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten