Onlangs heb ik Kluuns succesboek ‘Komt een vrouw bij de dokter’ aangeschaft. Misschien heb ik wel het één miljoenste exemplaar gekocht want die mijlpaal lag in het verschiet – evenaring van het record dat Mulisch met ‘De ontdekking van de hemel’ vestigde. Gedurende de lectuur van het boek heb ik aantekeningen gemaakt. Bovendien ben ik na enkele bladzijden begonnen om de Engelse woorden en uitdrukkingen, waarvan het in deze bestseller wemelt, te turven door in de kantlijn een volgnummer te zetten. De eerlijkheid gebiedt mij op te biechten dat ik niet zonder vooroordeel aan het boek begonnen ben, vooral nu het boek door de verfilming weer volop in de belangstelling staat en onderwerp van discussie is geworden. Toch had ik heus echt waar de intentie om het zo neutraal mogelijk te lezen.
Bladzijde 1: Wervelende wervende teksten: ‘ “Eigentijdse mix van Erich Segals Love Story en Jan Wolkers’ Turks Fruit.” – Literair Internetmagazine Meander. “Méér dan een eigentijdse Turks Fruit” – Wanadoo.’ We zullen zien (ik heb ‘Turks fruit’ twee keer geconsumeerd; ‘Turks fruit’ en ‘De walgvogel’ zijn mijn favoriete Wolkers-boeken).
Bladzijde 24: ‘Oncologie heet de afdeling in het Lucas-ziekenhuis waar de biopsie wordt gedaan, zie ik op het bordje boven de klapdeur. Oncologie. Ik kende het woord vaag, maar wist niet dat het met kanker te maken had. Het klinkt zo onschuldig. Meer als een wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoeken waarom de mammoet ooit is uitgestorven of zoiets.’
Het woord ‘mammoet’ is door een complexe associatie die zich onderbewust voltrokken zal hebben, in deze passage beland. De eerste woorden in de associatieve reeks hebben met kanker te maken: mammacarcinoom en mammografie. Daarna doemen als vanzelf de woorden mammalia en mammalogie op. En met de referentie naar het zogen is het cirkeltje naar de borsten en de kanker weer rond. Van al deze woorden is het klankmatig nog maar een klein stapje naar mammoet.
Bladzijde 31: ‘moppen over Belgen, negers, blondjes en vrouwen die bij de dokter komen.’ Dat laatste zinnetje moest vanzelfsprekend in dit boek terugkomen, anders zou de titel ervan niet voldoende gerechtvaardigd zijn. Maar afgezien van deze passage die er met de haren bijgesleept is, zie ik het moppenaspect van de titel niet terug in het verhaal. De titel is de titel omdat die lekker bekt.
Bladzijde 48: ‘Poëzie is als symfonische rock, als 4-4-3, als eten bij de Chinees – buiten mijn leraar Nederlands van vroeger en de recensent van Het Parool ken ik niemand die nog poëzie leest.’ Alles van waarde is weerloos. Maar uiteraard, zo zal Kluun aanvoeren, gaat het om de mening van een romanpersonage. En dat is ook zo. Het geeft aan hoe delicaat en complex deze materie is. Een romanpersonage mag in een roman zeggen en doen wat hij of zij wil. Dat geldt dus ook voor het romanpersonage Stijn die uitdrukkelijk niet vereenzelvigd mag worden met de persoon Raymond van de Klundert. Maar toch vallen de identiteiten van Raymond van de Klundert en Stijn samen. Iedereen weet dat. Om een en ander nog ingewikkelder te maken, zit er ook nog een pseudoniem tussen. Raymond van de Klundert kan zich dus op de eerste plaats achter zijn pseudoniem verschuilen en in tweede instantie achter zijn romanpersonage. Terwijl hij zich in feite nergens achter verschuilt, want de hoofdlijn van ‘Komt een vrouw bij de dokter’ (het verhaal rondom de drie hoofdpersonen) zou wel eens meer banden en verband met de werkelijkheid zoals die zich heeft voorgedaan, kunnen hebben, dan iemand zich kan of wil voorstellen. Zie ‘God is gek’ van Kluun, bladzijde 15 en verder.
Bladzijde 49: ‘“Ik haal Luna later nog liever op van het politiebureau dan van vioolles.”’ ‘En toen ging de telefoon. De politie! Bureau Warmoestraat. Luna zat daar. Of ik haar op wilde halen. Ik schrok me wezenloos. Ik er naar toe! Spoorslags! Daar was ze! In een hoekje van de in hard wit licht badende gang. Ze oogde heel klein. Eigenlijk nog een kind. Ik ging bij haar zitten. Sloeg een arm om haar heen. Maar ze rukte zich los. Woedend keek ze me aan. Toen pas zag ik dat haar gezicht bont en blauw was. Haar polsen waren geschaafd. Op haar onderarmen zaten vreemde wonden. Schreeuwend vroeg ik wie haar zo toegetakeld had. Ze wilde niets zeggen. Aandringen bleek zinloos. Ze liet niets los. Met moeite kreeg ik haar mee naar huis. Later die avond kwam bij stukjes en beetjes de waarheid boven tafel. Ze was met twee mannen op pad gegaan. Vrijwillig. De mannen hadden haar meegenomen naar een hotel waar de regel gold dat er geen regels golden. Vragen werden er niet gesteld en iedereen dopte zijn eigen boontjes. De kerels hadden haar armen met vioolsnaren aan de brass buttons van een bed vastgebonden. Vervolgens hadden zij haar verkracht en gemarteld. Ze hadden brandende sigaretten op haar onderarmen gedrukt. Het ging de hele nacht door totdat op een gegeven moment haar gegil zelfs de eigenaar van het hotel te gortig werd. En die was toch wel het een en ander gewend. Hij belde de politie. De hermandad viel met veel geweld en lawaai binnen en arresteerde de mannen wegens verkrachting en seks met een minderjarige. Maar Luna zweerde bij hoog en bij laag dat zij uit vrije wil met de twee mannen was meegegaan.’
Bladzijde 52: ‘De helft ervan [van de ontbijtkoek die op schalen klaarstaat in de chemotherapiekamer van het Lucas-ziekenhuis] is beboterd, de andere helft kaal, om in de chemosfeer te blijven’ Dit vind ik plat, nee, dit is plat. En dit boek, of liever gezegd de ik-persoon, begint me te irriteren met zijn ostentatieve waanwijsheid. Ik snap wel dat die Stijn stoer moet doen terwijl en omdat hij niet echt stoer is. Dat moet om de kwetsbaarheid van Stijn in de tweede helft van het boek beter te doen uitkomen. Om een echte anticlimax, in positieve zin, te bewerkstelligen. Maar het had allemaal wel wat meer ambigu en genuanceerd gekund. Ik bedoel, ik kende die Stijn al van haver tot gort na lezing van de eerste vijf bladzijdes – bij wijze van spreken dan.
Bladzijde 65: ‘Het paradijs is niet meer.’ Is dit zinnetje dan niet een wrample van Miltons ‘Paradise lost’? Ja, maar dat zal Stijn, alias Kluun, alias Raymond van de Klundert niet toegeven. Poëzie is immers ongepast, of op zijn minst uit de tijd. Zie bladzijde 48.
Bladzijde 68: ‘weggestruisvogelpolitiekt’. Allemachtig! Munt dan iets fatsoenlijks. Weggedementeerd, of zo.
Bladzijde 81: ‘In de lade van het tafeltje ligt De ontdekking van de hemel, waarin ik in de twee maanden dat ik erin bezig ben 67 bladzijden heb gelezen. Met tegenzin sla ik het boek open, lees tot bladzijde 71 en leg het zuchtend weer weg.’ Ik had niet anders verwacht.
Bladzijde 127: ‘en het is Brabant: de mensen zijn er echt.’ Ken uw Brabanders!
Bladzijde 300: ‘Alsjeblieft. Alsjeblieft. Alsjeblieft, God.’
Bladzijde 306: ‘Wij geloven niet meer in pech. Pech bestaat niet meer. Toeval bestaat niet. Geloven in toeval is een belediging voor het leven.’ Kluun gelooft. Hij is ‘geneigd om in een transcendente macht te geloven’ (Kluun, ‘God is gek’, bladzijde 52).
Vanaf bladzijde 175 ben ik gestopt met het turven van Engelstalige woorden en uitdrukkingen. Ik zat toen op 84 stuks. De laatste was ‘not amused.’
Vanaf bladzijde 175 zat ik regelmatig met vochtige ogen te lezen. Toch zegt dat niets over de kwaliteit van een tekst. Wel had ik ineens ook geen behoefte meer om aantekeningen te maken.
De veroordeling van Stijns gedrag in de ‘echte’ wereld (hetgeen eigenlijk het vonnissen van Raymond van de Klundert inhoudt) slaat kant noch wal. Niet alleen is Stijn, zoals reeds gezegd, een romanfiguur, maar in de loop van het verhaal worden er al volop en voortdurend oordelen over hem geveld, en dat door zo’n beetje alle personages die in de roman voorkomen, inclusief Stijn zelf, die niets anders doet dan zichzelf onder de morele loep houden. Dit boek barst bijna uit zijn voegen van ethiek.
Veel Springsteen en veel voetbal in ‘Komt een vrouw bij de dokter’.
Tot slot: ‘Komt een vrouw bij de dokter’ kan niet tippen aan ‘Turks fruit’ – bij lange na niet. Zowel de personages als het proza zijn veel te rechttoe rechtaan. Om in voetbaltermen te blijven – en met een knipoog naar twenty-ten: ‘Komt een vrouw bij de dokter’ verhoudt zich tot ‘Turks fruit’ als Algerije tot Brazilië.
© 2009 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten