woensdag 31 december 2014

De leeslijst van 2014

Marisha Pessl, ‘Nachtfilm’, Amsterdam, 2013. Qua lezen valt een slechter begin van het jaar nauwelijks voor te stellen. Wat een klotenboek! De resultante, zo lijkt het, van een cursus creative writing in combinatie met een negen maanden durende brainstormsessie van een stel geflipte studenten met als doel de bevalling van een plot. Dat alles in het kader van wat het gevolg van een weddenschap schijnt te zijn: ik kan een bestseller produceren want als je per se een beststeller wilt produceren, dan kun je een bestseller produceren.

John Steinbeck, ‘Een blik in Cannery Row’. Amsterdam, 1974 [1948]. Prachtboek, inderdaad. Maar de vertaling had al in 1974 iets oubolligs, dunkt me.

Ludwig Hohl, ‘Bergfahrt’, Frankfurt am Main, 1978 [1975]. Beklemmend boek over een bergbeklimming die noodlottig eindigt. ‘Bergfahrt’ heeft alles in zich wat het beklimmen van bergen onderscheidt van andere sporten: het oneindige egoïsme en de oneindige idiosyncrasie van bergbeklimmers, het toelaten van ontoelaatbare emoties, de totale machteloosheid en eenzaamheid als de dingen mis beginnen te gaan, de invloed van arabeske weersomstandigheden. Hohl beschrijft met een enorme precisie die soms bang maakt. Zie bijvoorbeeld de passage waarin hij de gletsjer beschrijft. Bij vlagen doet ‘Bergfahrt’ denken aan de brief de Rimbaud aan ‘de zijnen’ schreef in 1878 nadat hij te voet de Gotthardpas was overgestoken. Ook die beklemming.

Olivia Laing, ‘Naar de rivier. Een reis onder het oppervlak’. Amsterdam, 2011. Mooi verhaal over een reis langs de rivier de Ouse in Sussex, de rivier waarin Virginia Woolf zichzelf in verdronk.

Olivia Laing, ‘Het uitstapje naar Echo Spring. Waarom schrijvers drinken’. Amsterdam, 2014. Prachtig boek over zes aan alcohol verslaafde Amerikaanse schrijvers. Met één niet onbelangrijke premisse in het boek heb ik echter moeite, namelijk dat alcoholisme, of elke andere verslaving, een ziekte zou zijn. Dat het allengs een ziekte wordt, alla…

William Irwin (ed.), ‘Black Sabbath & philosophy. Mastering reality’. Malden, Oxford, 2014. Black Sabbath en filosofie, je zou niet verwachten dat de twee taalkundige betitelingen ooit in één adem genoemd zouden worden, maar in de essays in dit boek wordt het gedaan. En dat geeft een vaak verrassende kijk op een muzikaal combo dat, vooral in het begin, door de muziekcriticasters verguisd werd, maar door het publiek vanaf het begin op handen werd gedragen.

Tony Iommi, ‘Iron man. My journey through heaven and hell with Black Sabbath’. Londen, 2012. Niet altijd even verheffend, niet altijd even interessant. En dat iemand van zestig er nog lol in heeft om zijn grollen, grappen en poetsen breed uit te meten, nou ja…

Willem Brakman, ‘De blauw-zilveren koning’. Amsterdam, 1977. Prachtige, veel beschrijvende roman over het veelbeschreven leven van de tragische Beierse koning Lodewijk de Tweede.

Wim de Bie, ‘Meneer Foppe in zijn blootje’. Maartensdijk, 2014. Gekregen van vriendin Valentina. Een dun boekje met zeven verhaaltjes over het leven van de kleine kleinburger meneer Foppe die na de dood van zijn moeder alleen woont en allerlei ‘angstjes en fobietjes’ onderhoudt. Leuk.

John Worthen, ‘The gang’. New Haven, Londen, 2001. Zie Uitpost Kephala van 26 april 2014.

Gertrude Starink, ‘The rock of names’. Hilversum, 1981. Tekst van een hoorspel dat bestaat uit een collage van gedichten, citaten uit de dagboeken en de brieven van Samuel Taylor Coleridge, William en Dorothy Wordsworth en Mary en Sara Hutchinson. Zie Uitpost Kephala van 26 april 2014.

Robert Southey, ‘A vision of judgment’. Londen, 1821. Lang en slecht gedicht door de poet laureate Robert Southey naar aanleiding van de de dood van koning George III van Engeland in 1820. Zie Uitpost Kephala van 24 en 29 juli 2014.

Kathleen Coburn, ‘The self concious imagination’. Oxford, 1974. Serie lezingen van de Canadese academica die in de jaren dertig van de vorige eeuw de notebooks van Samuel Taylor Coleridge ontdekte bij een nazaat van de beroemde dichter en denker. Zij gaf vervolgens vanaf 1957 de ‘Notebooks’ uit. In de lezingen behandelt zij drie thema’s die in de notebooks van Coleridge voortdurend terugkeren: Coleridge in relatie met zichzelf, Coleridge in relatie met de anderen en Coleridge in relatie met de natuur en de hogere machten. Coburn transfereert zoveel bewonderende en liefdevolle affectie voor het onderwerp van haar levenswerk naar het papier dat het van de lezer een bijna onmenselijke tour de force vergt om niet onvoorwaardelijk van de man te gaan houden.

J.C.C. Mays, ‘Coleridge’s experimental poetics’. Basingstoke, 2013. Over Coleridges verscheidenheid en subtiliteit als dichter. Van de bezorger van de ‘Poetical works’ (zes dikke boeken) in de ‘The collected works of Samuel Taylor Coleridge’.

William Wordsworth, ‘Guilt and sorrow, or incidents upon Salisbury Plain’. De versie uit 1793 – 1794 van de weerslag van Wordsworths verblijf in deze desolate streek in het zuidwesten van Engeland. Het gedicht zou, in nog weer gewijzigde vorm, pas in 1842 gepubliceerd worden.

Lord Byron, ‘The vision of judgment’. Londen, 1822. De hilarische repliek van Lord Byron op Robert Southey’s ‘A vision of judgment’. De kwetsuur die Byron met zijn woorden toebracht aan Southey zou nimmer volledig worden geheeld: Southey’s toch al twijfelachtige reputatie, niet alleen als dichter, maar ook als mens, werd door Byron voorgoed en onherstelbaar geschaad. Zie Uitpost Kephala van 24 en 29 juli 2014.

Adam Sisman, ‘The friendship. Wordsworth and Coleridge’. Londen, 2008 [2006]. Over de vriendschap tussen Wordsworth en Coleridge. Het boek voegt niet veel toe aan eerdere werken over de band tussen beide dichters.

Peter Cochran, ‘Byron and Bob: Lord Byron’s relationship with Robert Southey’. Cambridge, 2010. Zie Uitpost Kephala van 24 en 29 juli 2014.

Laurent Binet, ‘HhhH Himmlers hersens heten Heydrich’. Amsterdam, 2013 [2010]. Monumentaal boek over de aanslag in mei 1942 op de protector van Bohemen en Moravië, Reinhard Heydrich, maar ook over de onmogelijkheid om door te dringen in de feiten-an-sich.

Andrea Maria Schenkel, ‘Bunker’. Utrecht, 2009. Matig boek van mevrouw Schenkel.

Andrea Maria Schenkel, ‘Het monster van München’. Utrecht, 2008. Schets van een aantal slachtoffers van een seriemoordenaar in het München van de late jaren dertig van de twintigste eeuw. Bovendien een beeld van een tijd dat afwijkt van de geijkte beelden die de nadruk leggen op (de gevolgen) van het Nazi-regime. Spannend.

Bill Bryson, ‘De zomer van 1927’. Amsterdam, 2014. Wat een draak van een boek vol verhalen die al duizend keer verteld zijn en al duizend keer beter. Een boek vol ongeoliede verhalen en met totaal oninteressante clichés. Langdradig, saai, na vijftig bladzijdes al totaal voorspelbaar met zijn sterke verhalen en zogenaamd stoere eenlijners. Een boek dat je met lange tanden leest, met als hoofdpersoon ‘de grootste held van de twintigste eeuw’, Charles Lindbergh. Charles Lindbergh, de grootste held van de vorige eeuw! Een lachertje. Het enige wat Lindbergh gedaan heeft, was als eerste de Atlantische Oceaan oversteken met een vliegtuig. Er komt geen Bryson meer in dit huis van mij.

J.L. Carr, ‘Een maand op het platteland’. Amsterdam, 2014 [1986]. Prachtige kleine roman over een veteraan van de Eerste Wereldoorlog die in retraite gaat op het platteland van Yorkshire. Iedereen die van Engeland houdt, houdt van dit boek, kan niet anders.

A.L Sötemann, ‘Een dichter en zijn wereld. Over J.C. Bloem’. Groningen, 1994. Over een dichter en een wereld die ver achter ons lijken te liggen.

Joachim Ringelnatz, ‘…liner Roma…’. Uit ‘Sämtliche Erzählungen’, Zürich, 1994. Prachtige, poëtische novelle uit 1923 van de kleinkunstenaar, beeldend kunstenaar en schrijver Joachim Ringelnatz, bekend van zijn gedichten over Kuttel Daddeldu. ‘…liner Roma…’, is, de titel duidt het al aan (‘Berliner Roman’), een fragment. De hoofdpersoon is de stad Berlijn die haar inwoners en bezoekers leeft. Prachtig poëtisch collageproza.

Chrétien Breukers, ‘Een zoon van Limburg’. Baarn, 2014. Zie Uitpost Kephala van 7 en 9 oktober 2014.

Ida Gerhardt, ‘Dolen en dromen’. Amsterdam, Zutphen, 1980. Lang gedicht over een etmaal in Zutphen.

Mary Leapor, ‘Crumble-Hall’. Uit: David Fairer, Christine Gerrard Wiley, (editors), ‘Eighteenth-century poetry: an annotated anthology’, Oxford, Maldon (Ma.) 2004 [1999]. Lang country-manor-house-gedicht dat in 1751 voor de eerste keer gepubliceerd werd, postuum gepubliceerd want de auteur, een dienstmeisje bij een gegoede Engelse familie, was enkele jaren daarvoor op 24-jarige leeftijd aan de gevolgen van de mazelen overleden.

Sir Thomas Browne, ‘Hydriotaphia, Urne-Buriall’ Uit ‘The major works’, Londen, 2006 [1977]. In 1658 gepubliceerd als eerste deel van een diptiek (het tweede deel is ‘The garden of Cyrus’, gaat ‘Urne-Buriall’ (aldus wordt het werk over het algemeen aangeduid) over bijzetting. Thomas Browne, arts te Norwich, houdt zich in deze verhandeling bezig met de twee verschillende vormen van bijzetting: begrafenis met of na balseming of crematie. Maar ‘Urne-Buriall’ gaat in wezen over de dood en de ijdelheid van het aardse leven dat echter – grote troost – dat de ziel het eeuwige leven mag smaken.

Sir Thomas Browne, ‘The garden of Cyrus, or the quincuncial, lozenge, or network plantations of the ancients, naturally, artificially, mystically considered,’. Uit ‘The major works’, Londen, 2006 [1977]. Tweede deel van de diptiek uit 1658. Wat de beide traktaten met elkaar te maken hebben, is niet helemaal duidelijk. Browne zelf heeft ooit verklaard dat ‘Urne-Burriall’ over de dood ging en‘The garden of Cyrus’ over het leven. ‘The garden of Cyrus’ biedt in elk geval een blijk van het enorme vermogen tot verwondering en de verbeeldingskracht van Sir Thomas Browne die de lezer vergast op een soort literaire en wetenschappelijke achtbaantrip. ‘The garden of Cyrus’ is in elk geval een meer excentrieke tekst dan ‘Urne-Buriall’.

Anya Taylor, ‘Bacchus in Romantic England. Writers and drink 1780-1830’. New York, 1998. Niet het drinkgedrag van twintigste-eeuwse dichters en schrijvers dit keer, maar dat van hun confraters van rond de wisseling van de achttiende naar de negentiende eeuw. Fascinerend boek over een fascinerend onderwerp.

Anya Taylor, ‘Erotic Coleridge. Women, love, and the law against divorce’. Basingstoke, New York, 2005. Coleridge en de liefde. Zijn mislukte huwelijk en de feitelijke onmogelijkheid om te scheiden, zijn liefde voor Sara Hutchinson, zijn oog en oor voor vrouwen als mensen en individuen – in een tijd dat de mores de leden van het vrouwelijke geslacht tot dingen reduceerde en de wet hen als goederen bestempelde.

Giorgio de Chirico, ‘Hebdomeros’. Amsterdam, 1973. Twee keer ben ik aan dit boek begonnen. De eerste keer ben ik ergens halverwege gestrand, de tweede keer nog eerder. Nu heb ik het uitgelezen. De Chirico put uit zijn herinneringen, fantasieën en (dag-) dromen. Amper een structuur toelatend verwerkt hij deze elementen in dit prototype van een surrealistische roman. Maar is het een roman? Of is het een weergave en tegelijkertijd een gestileerde studie van een persoon die zichzelf onderwerpt aan een lange, immense en beredeneerde ontregeling van al zijn zintuigen?

© 2014 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten