dinsdag 29 juli 2014

Arme Southey 2



Toen Lord Byron in 1816 Engeland verliet, had hij teveel andere zaken aan zijn hoofd om zich druk te maken over de persoon van Robert Southey. Tot begin 1817. Op dat ogenblik trok Southey weer aandacht. De publicatie van diens adolescentenwerk, het toneelstuk ‘Wat Tyler’, vormde de aanleiding voor het verdwijnen van de desinteresse. De radicale inhoud van het toneelstuk accentueerde de mate waarin Southey zijn vroegere standpunten was afgevallen. Byron wond zich daarover op. In mei 1818 schreef hij erover in een brief aan zijn uitgever Murray vanuit Rome. ‘[I]t is no disgrace to Mr. Southey to have written Wat Tyler – & afterwards to have written his birthday or Victory Odes (I speak only of their politics) but it is something for which I have no words for this man to have endeavoured to bring to the stake (for such would he do) men who think as he thought – & for no reason but because they think so still, when he has found it convenient to think otherwise. – Opinions are made to be changed – or how is truth to be got at? we don’t arrive at it by standing on one leg? or on the first day of our setting out – but though we may jostle one another on the way that is no reason why we should strike or trample – elbowing’s enough. – I am all for moderation which profession of faith I beg to conclude by wishing Mr. Southey damned – not as a poet – but as a politician. There is a place in Michael Angelo’s last judgement in the Sistine Chapel which would just suit him – and may the like await him in that of our Lord and (not his) Saviour Jesus Christ – Amen!’

Er speelde nog iets met betrekking tot Southey wat Byrons gemoedsrust verstoorde. Tijdens een rondreis door Europa in 1817 bezocht Southey ook Zwitserland. Daar kwamen hem allerlei geruchten ter ore over het verblijf van Byron en Shelley in de Villa Diodati in 1816. Op basis van die verhalen begon Southey bij terugkeer in Engeland over de zogenaamde ‘League of incest’ te reppen. Hij bazuinde rond dat Byron in 1816, toen hij met een heel gezelschap waaronder Percy Bysshe Shelley en Byrons lijfarts Polidori in de villa Diodato aan het meer van Genève verbleef, geslachtelijke gemeenschap had gehad met de twee dochters (en dus zussen – en dus incest) van de politieke denker en filosoof William Godwin. Maar de twee dochters van Godwin waren halfzussen. Mary Wollstonecraft Godwin (de latere Mary Shelley, bekend van haar huwelijk met Percy Bysshe Shelley en ‘Frankenstein’) was aan het huwelijk tussen Mary Wollstonecraft en Godwin ontsproten. De andere dochter van Godwin was de dochter van Mary Jane Clairmont, de buurvrouw van Godwin die enkele jaren na het overlijden van Mary Wollstonecraft in 1797 met hem trouwde, maar al twee kinderen uit een eerdere relatie meebracht, waaronder dochter Claire. Byron gaf toe gemeenschap met Claire Clairmont Godwin te hebben gehad (zijn dochter Allegra zou uit deze relatie voortkomen), maar ontkende een liaison met Mary Wollstonecraft Godwin. De beschuldiging van incest sloeg in elk geval nergens op. Maar de omstandigheid dat twee jonge ongetrouwde vrouwen in één huis verbleven met drie mannen waarvan er eentje de vrije liefde propageerde en eentje die zo goed als ongebreideld praktiseerde, dat was natuurlijk vragen om moeilijkheden.

Pikant detail: Southey zou in de jaren negentig van de achttiende eeuw verliefd zijn geweest op Mary Wollstonecraft. Volgens Byron zou hij zelfs iets met haar hebben gehad, maar zou hij tijdens de gemeenschap met haar niet in staat zijn geweest om te kunnen ejaculeren. Hoe Byron aan dit praatje kwam, bleef onbekend, maar hij zou het gegeven later verwerken in zijn polemische campagne tegen Southey.

Southey’s dubieuze houding als renegaat bracht Byron ertoe om zijn nieuwe gedicht ‘Don Juan’ aan de Poet Laureate op te dragen, maar dan niet als loftuiting. Integendeel, in de ‘Dedication’ valt hij Southey fel aan. Toch zou het gedicht pas in 1832 voor het eerst gepubliceerd worden en niet op 15 juli 1819 toen – anoniem – de eerste twee canto’s van ‘Don Juan’ uitkwamen. Op verzoek van onder anderen uitgever John Murray en John Cam Hobhouse die enkele obsceniteiten in het gedicht te ver vonden gaan, trok Byron in mei 1819 de ‘Dedication’ bij de gelegenheid van de eerste druk terug. Als officiële reden gaf hij op dat hij zich niet schuldig wil maken aan wat hij anderen juist verweet: anoniem antagonisten de grond inboren. Maar in een kleine kring won het gedicht snel aan bekendheid en na Byrons dood zou het als een pamflet illegaal verspreid worden en een zekere beruchtheid verwerven.

Southey kreeg het aan hem gewijde gedicht niet onder ogen, maar via het roddelcircuit was hij op de hoogte van de strekking van de niet gepubliceerde opdracht bij ‘Don Juan’ en wist hij dat hij het onderwerp van grove spot was. De meest vulgaire grap is in de regels 21 tot en met 25 te vinden. Hier alludeert Byron ook aan de mare dat Southey een seksueel probleem zou hebben.

‘And then you overstrain yourself, or so,
And tumble downward like the flying fish
Gasping on deck, because you soar too high, Bob,
And fall, for lack of moisture, quite adry, Bob!’

Een ‘dry-bob’ werd in kringen van burgermannen van die tijd gebruikt om te verwijzen naar een coïtus zonder zaadlozing. Of Southey toen, medio 1819, enig idee had van de ‘dry-bob’-grap is niet bekend. Hoe dan ook, tot dan toe heeft Southey enkel met de publiekelijke plaagstootjes uit ‘English bards and Scotch reviewers’ te maken gehad, en eventueel met de geruchten dat his Lordship hem niet gunstig gezind was. In november 1818, dus nadat de ‘Dedication’ bij ‘Don Juan’ al gereed was, kreeg Byron lucht van de ‘League of incest’- geruchten die door Southey de wereld in zouden zijn gebracht. Op dat moment verandert Byron van een dichter die zijn opponent slechts wat wil plagen in een aristocraat die op wraak zint, maar die ook het juiste moment afwacht om die plannen in daden om te zetten. Southey zal hem die gelegenheid bieden.

Toen in de loop van 1819 de tekenen erop wezen dat koning George III na een lange periode van lichamelijke en geestelijke aftakeling die zelfs had genoopt tot de benoeming van een regent, nog maar kort te leven zou hebben, voelde Southey zich als Poet Laureate verplicht om daar poëtisch aandacht aan te schenken. Nog voordat de koning de geest gaf, begon hij met het concipiëren en schrijven van wat later tot ‘A vision of judgment’ zou uitdijen. Op 29 januari 1820 stierf George III. Nu moest Southey het gedicht ter ere van de voormalige monarch voltooien, maar het werk eraan verliep moeizaam. Meerdere keren stond hij op het punt om het project te staken. Vrienden en bekenden stimuleerden hem om ermee door te gaan. Uiteindelijk kon Southey leveren, zij het pas in maart 1821. Toen presenteerde de Poet Laureate zijn gedicht ter nagedachtenis aan de overleden koning, ‘A vision of judgment’, aan het publiek. In ‘A vision of judgment’ beschrijft Southey hoe er over koning George III geoordeeld wordt als die zich bij de hemelpoort meldt. Tegenstanders en voorstanders vellen hun oordelen. Uiteindelijk wordt de koning na lang delibereren in een soort triomftocht toegelaten tot de hemel. ‘A vision of judgment’ is een lang gedicht. Met zijn ruim zevenhonderd regels en gezien de inhoud zelfs veel te lang. Gaandeweg bekruipt de lezer het ongemakkelijke gevoel dat Southey eigenlijk nauwelijks iets te melden had toen hij met dit gedicht bezig was. ‘A vision of judgment’ is een draak van een gedicht dat beter niet geschreven had kunnen worden. Het is een even bombastische als rammelende tekst vol stoplappen en clichés, met een overdaad aan pathetische vleierijen, zinloze uitweidingen en overbodige bijvoeglijke naamwoorden om de inhoudelijke leegte te maskeren.

Dat was echter nog niet alles. Het was iets anders dat Byron stak. Southey voegde een voorwoord tot ‘A vision of judgment’ toe dat, zonder diens naam expliciet te noemen, een frontale aanval op Lord Byron bevatte. Southey zoog een verhaal over het bestaan van een ‘Satanische school’ uit zijn duim. Byron zou volgens hem de oprichter van die school zijn. Deze beweging, suggereerde Southey, zou het oogmerk hebben om de moraal en uiteindelijk de maatschappelijke orde in Engeland te ondermijnen. De Satanische School was niet alleen een libertijnse maar ook een Jacobijnse sekte die door uitholling van de maatschappelijke toestand een omwenteling wilde bewerkstellingen. De literatuur vormde een van de middelen om dat doel te bereiken. Aldus Southey.

Hoewel Southey’s reactionaire poëtische gedrocht in conservatieve kringen in de smaak viel, zagen de critici wel in dat ‘A vision of judgment’ als literair werkstuk volledig mislukt was en dat Southey zichzelf belachelijk had gemaakt en het ambt van Poet Laureate een slechte dienst bewezen.

Toen Byron ‘A vision of judgment’ onder ogen kreeg, en in het bijzonder kennis nam van het direct aan hem gerichte voorwoord, kende zijn woede geen grenzen. In de eerste razernij schreef hij een brief aan Southey om hem tot een duel uit te dagen, maar de bode die hij had gevraagd om de brief te bezorgen, zijn vriend Kinnaird, hield het epistel wijselijk achter. Intussen begon Byron, geïnspireerd door Southey’s misbaksel, aan zijn eigen ‘vision of judgment’. Anderhalf jaar later nam Byron op een minder gewelddadige wijze dan door te duelleren wraak op zijn opponent door de publicatie van ‘The vision of judgment’ dat algemeen als een van zijn beste gedichten wordt beschouwd.

‘The vision of judgment’ is een satirisch gedicht dat net als ‘A vision of judgment’ de wederwaardigheden van George III beschrijft als die zich aandient bij de hemelpoort. Een aantal personages, onder anderen Sint Petrus, de aartsengel Michaël en de duivel Lucifer, voert een twistgesprek. Kan George III worden toegelaten tot de hemel of moet hij naar de hel? Ook in dit gedicht komen de getuigen à charge en decharge aan het woord. Uiteindelijk draaft Southey als personage op in het gedicht. Die begint zijn ‘vision of judgment’ voor te lezen, maar hij is daar nauwelijks mee begonnen of de engelen en duivels vluchten vol walging weg. Sint Petrus slaat de dichter buiten westen. Die stort ter aarde en belandt in Derwent Water in Cumbria.

‘He first sank to the bottom – like his works,
But soon rose to the surface – like himself;
For all corrupted things are buoy’d like corks,
By their own rottenness.’

Intussen maakt George III misbruik van de verwarring door ongemerkt de hemel binnen te glippen waar hij de honderdste psalm begint te oefenen, een psalm die aangeheven wordt wanneer God als redder uit de nood bedankt dient te worden.
Byrons parodie op ‘A vision of judgement’ was zo komisch en succesvol dat Southey's reputatie een schade opliep die niet meer te herstellen zou zijn. Vanaf dat moment gold Southey als een literaire mislukkeling.

© 2014 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten