zaterdag 8 juni 2013

De appendix 3

Als Limburgse Nederlander lees je de roman ‘Extra tijd’ van A.H.J. Dautzenberg anders dan als niet-Limburgse Nederlander. Ik denk dat je als Limburgse Nederlander ook meer waardering voor het boek kunt opbrengen dan als niet-Limburger. Nog meer waardering.

Subtiel geeft Dautzenberg in ‘Extra tijd’ enkele staaltjes weer van hoe menige Limburger in elkaar zit. Veel Limburgers koesteren en cultiveren die attitude zelfs: wij, Limburgers, versus hen, ‘Hollanders’. Maar ook is menige Limburger doordrongen van een intens gevoel van minderwaardigheid dat hem of haar in bepaalde situaties doet buigen als een knipmes, de niet-Limburgse meerdere erkennend.

Bladzijde 70. ‘Op verzoek van zijn vader is Marcel bij de twee op bezoek, om zijn vaders zus [Hedwig] gerust te stellen. Een onmogelijke opgave, want Hedwig is de verpersoonlijking van paniek. Een golem die is opgetrokken uit Kerkraadse klei, een grondstof die voor 97 procent uit minderwaardigheid bestaat. De overige 3 procent? Steenkoolgruis.’

Blz. 181. ‘Ik heb altijd een hekel gehad aan de j’s van het Kerkraads dialect. Ze klinken zo zeurderig. Zo alsje-alsje-alsjeblieft, zo jevelles. Alsof een mijnwerker diep onder de grond om nog wat extra licht vraagt, maar het komt er zo serviel uit dat hij al tijdens het vragen weet dat hij in het schemerlicht verder zal moeten hakken.’

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten