Droedelen als de aanvang van kunst. De definitie van ‘Van Dale groot woordenboek van de Nederlands taal’ van het werkwoord ‘droedelen’ luidt als volgt: ‘gedachteloos krabbels tekenen, m.n. tijdens het telefoneren en vergaderen.’ Droedelen is op te vatten als een symptoom van een niet-betrokken zijn bij de omgeving, van desinteresse (‘inter-esse’, letterlijk vertaald ‘tussen-zijn’: zijn te midden van het zijnde) of van verveling. Maar iemand die droedelt vult niet alleen de ruimte of verdrijft niet alleen de tijd. De persoon die droedelt, vervaardigt zinledige ornamentiek. Hij doet iets zonder te weten of hij ergens eindigt en, zo ja, waar hij ergens eindigt. Het product van het droedelen kan lange tijd van alles worden – of niets blijven. Maar het is in elk geval ornamentiek omwille van de ornamentiek en daarmee is droedelen een maniëristische activiteit. Ten slotte duidt de activiteit van het droedelen meer dan alternatieve methoden en instrumenten om de tijd mee te vullen, en daarmee te verdrijven, op een ander verschijnsel, namelijk op de horror vacui en op de bestrijding van de horror vacui door het voortbrengen van kunst en door de voortbrengselen van de kunst. Want verdient lang niet alles wat gedroedeld is, de kwalificatie ‘kunst’, eigenlijk komt alle kunst voort uit een vorm van droedelen.
© 2013 Leo van der Sterren
zaterdag 9 maart 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten