vrijdag 22 juni 2012

Oude man Lou

Normaal blijft de dag na een muzikaal evenement in het teken van die belevenis staan, waarbij de muziek van de artiest wiens optreden ik heb bijgewoond, de hele dag door het huis golft. Zo blijf ik herinneringen oproepen aan datgene wat ik heb gezien en gehoord. Een soort postume herbeleving, als het ware, met de wetenschap dat de nostalgie ook weemoed met zich meebrengt. De dagen daarna ebben de gedachten aan het optreden weg. De herinneringen eraan krijgen van lieverlede een incidenteel karakter en worden minder levendig. Het gewone leven neemt weer de overhand.

Op donderdag 14 juni jongsleden was ik aanwezig bij het optreden dat Lou Reed in een net niet uitverkochte Heineken Music Hall in Amsterdam gaf. Het betrof een ervaring die mij ter plekke gemengde gevoelens bezorgde. En ook na de ‘day after’ bleef en blijft die Lou mij door zijn voorstelling bezighouden, meer dan normaal het geval is, maar ook in positievere zin dan het concert zelf rechtvaardigde. Er blijven maar CD’s van Lou Reed in de speler belanden. Als een concert zo’n indruk achterlaat, kun je niet anders dan spreken van een memorabel concert. Dat had echter niets te maken met de kwaliteit van het gebodene, want die was niet constant en zelfs zo wisselend dat je zou kunnen vermoeden dat er opzet in het spel was. En bedoeld of niet, het optreden emblematiseerde daarmee niet alleen de muzikale carrière van die capricieuze en eigengereide Lou Reed, een loopbaan die vele hoogtepunten, maar tevens menig dieptepunt kende, maar weerspiegelde ook de vele gedaantes waarin de zeventigjarige zich gedurende bijna een halve eeuw ten overstaan van zijn publiek gehuld heeft, om nog maar te zwijgen van zijn wisselende stemmingen en niet altijd even klantvriendelijke gedrag. Gedrevenheid werd afgewisseld met onverschilligheid op die donderdagavond in de hoofdstad. Irriterend of provocerend gedrag met de duidelijke demonstratie van de wens om te behagen. Monumentale breedvoerigheid met afgeraffelde luchtigheid en vluchtigheid.

Lou Reed heeft een aantal hits op zijn naam staan, met daaronder als bekendste ‘Walk on the wild side’, ‘Perfect day’ en ‘Vicious’. Daarnaast herbergt zijn oeuvre enkele albums die tot het beste behoren wat er op rockmuzikaal gebied geproduceerd is. Allereerst de albums van de Velvet Underground. ‘The Velvet Underground & Nico’ met bijvoorbeeld de klassieker ‘Heroin’. ‘Loaded’ met ‘Who loves the sun’, ‘Sweet Jane’, ‘Rock ‘n’ roll’ en het sarcastische ‘New age’. De soloalbums ‘Transformer’ en ‘Street hassle’ uit de zeventiger jaren. ‘The blue mask’ uit de jaren tachtig. ‘Songs for Drella’ uit 1990. 'Ecstacy' uit 2000. Maar het absolute meesterwerk is en blijft die achtbaan van emoties, dat ijskoude kruitvat ‘Berlin’ uit 1973.

Reeds muzikale loopbaan kent ook dieptepunten. Het eerste soloalbum, eenvoudig ‘Lou Reed’ getiteld, is overgeproduceerd. De muziek klinkt veel te gladjes. ‘Metal machine music’ staat vol bagger. En tot slot is er de samenwerking met Metallica die in 2011 uitmondde in het album ‘Lulu’. Deze voorbrengselen behoren tot het slechtste wat de stoïcijnse New Yorker zijn publiek heeft voorgeschoteld.

Voor wat betreft de registratie van live-concerten geldt dezelfde wisselvalligheid. Een draak van een album als ‘Live/Take no prisoners’ is voorafgegaan door twee absolute hoogtepunten, ‘Rock ‘n’ roll animal’ en ‘Lou Reed live’, de registratie van een en hetzelfde concert waarop het gitaarduo Hunter en Wagner zich ongegeneerd kon uitleven, een groot deel van de muzikale magie bepalend.

Ook het gedrag van Lou Reed kenmerkte zich door onevenwichtigheid. Zijn drugsgebruik rechtvaardigde op zeker moment een notering op een lijst van rockmusici waarvan verondersteld werd dat zij Magere Hein binnen afzienbare tijd tegen het lijf zouden lopen. De pose van extravagante, glamoureuze nicht nam hij met hetzelfde gemak aan als die van Boheems zelfkanttype met sadomasochistische neigingen of laconiek enfant terrible. Hij gaf zich als laag-bij-de-grondse Brooklyner en brave, maar ook ietwat stuurse huisvader. De omgang met zijn fans werd getekend door de ambivalentie van een typische haat-liefde-verhouding. In elk geval kwam hij meer dan eens eenvoudigweg niet opdagen bij concerten, zijn idolaten verweesd achterlatend. Hij melkte de reputatie van schrik der journalisten naar hartelust uit.

Wisselvalligheid dus. Onbestendigheid ook op die veertiende juni in de zwarte doos. Na het matige voorprogramma van Joan As Policewoman schodderde Reed langzaam en enigszins moeizaam het podium op en begon in de HMH met een gedreven uitvoering van het gothische ‘Brandenburg Gate’ van het ‘Lulu’-project. ‘I would cut my legs and tits off when I think of Boris Karloff and Kinski in the dark of the moon’. ‘I'm just a small town girl who wants to give it a whirl while my looks still hold me straight.’ Zo, dat zette, tegen een massieve muur van even monotone als maniakale metal, de toon. Daarna volgde meteen ‘Heroin’ dat bijna een kwartier in beslag nam en welks uitvoering bezetenheid uitstraalde, alsof de vertolker nog maar net was afgekickt en nog volop last had van de naweeën van die ontwenning. De tekst van deze klassieker – een gedicht eigenlijk – blijft een enorme indruk maken en heeft ook niets aan actualiteitswaarde ingeboet. Een hoogtepunt, meteen aan het begin. Ook ‘I’m waiting for my man’ evoceerde geobsedeerdheid. De drammerigheid van dit nummer, strak gespeeld, had opnieuw iets obsessiefs. Daarna volgde het (muzikaal) luchtigere ‘Senselessly cruel’ van het ‘Rock and roll heart’-album. En toen kwamen er twee bijdragen van het ‘Lulu’-album: ‘The view’ en ‘Mistress Dread’, nummers die met veel overgave gespeeld werden, maar die ergens toch misstaan in Reeds verzamelde werk, met teksten ook die je, in het licht van Reeds aardse geaardheid, als vals visionair zou kunnen bestempelen. ‘Street hassle’ kreeg de prachtige uitvoering die het verdient met de Policewoman als vrouwelijke soliste, net als het donkere ‘Cremation’, waarna ‘Walk on the wild side’, met de Policewoman als ‘coloured girl’, plotsklaps behoorlijk zielloos werd uitgevoerd. Het verplichte nummertje.

De wisselingen tussen de nummers namen intussen de nodige tijd in beslag. Lou was de snelste niet meer, zo bleek. Hij bleef ook wat moeilijk lopen. Lichamelijk een bejaarde – na een bewogen rock ‘n’ roll-leven waarvan de cliché’s intussen welbekend en allang geijkt zijn. Op dat moment volgde het hoogtepunt van de avond, een schitterende vertolking van ‘Sad song’ van ‘Berlin’, zoals reeds gezegd Reeds beste soloalbum. Met het proza van ‘Junior dad’ van ‘Lulu’ eindigde het optreden. Al applaudisserend voor het publiek stelde Reed de leden van de band aan het applaudisserende publiek voor waarna het gezelschap het podium verliet. Ze kwamen één keer terug, voor ‘Sweet Jane’, maar dit nummer, een van Reeds bekendste, werd met een onverschilligheid afgeraffeld die in schril contrast stond met de gedrevenheid die de overgrote deel van het optreden bepaald had. Zo’n behandeling had Jane in elk geval niet verdiend. Maar misschien had oude man Lou zich in het voorgaande toch te veel gegeven. Misschien was hij een beetje moe. Misschien is dat van die oude man niet geacteerd.

© 2012 Leo van der Sterren


Geen opmerkingen:

Een reactie posten