‘[W]hen I first put pen to paper, I thought all I should have to say on this matter, would have been contained in one sheet of paper,’ schrijft John Locke in het ‘Epistel aan de lezer’ dat voorafgaat aan zijn ‘Essay concerning human understanding’. Die ene pagina groeide uit tot een pil van ruim vijfhonderd pagina’s. ‘[B]ut the farther I went, the larger prospect I had.’ De organische ontstaanswijze van het ‘Essay’ symboliseert de denkwijze die het uitdraagt, namelijk die van het empirisme. Het empirisme leert dat ervaring de enige bron van kennis constitueert. Aangeboren eigenschappen of ideeën bestaan niet in de zienswijze van de orthodoxe empirist; de mens moet het enkel doen met zintuiglijke waarnemingen. Voor de verkrijging van die zintuiglijke gewaarwordingen hoeft een mens niet veel te doen. De meeste ervaringen komen zomaar aanwaaien, gratis en voor niets. Sterker nog, de mens kan er zich vaak niet eens voor afsluiten. Ervaring bestaat dan ook uit aanslibsels, aanklevingen, opeenhopingen. Er doen zich vertakkingen en uitweidingen voor. Elk mens vertegenwoordigt een accumulatie van ervaringsfeiten. In elk mens hopen de indrukken van de wereld zich onherroepelijk op. Ervaring wijdt een mens uit. Om de chaos van al die gewaarwordingen te rangschikken en om bovendien een greep te krijgen op alle gedachten, moet een mens wel over een apparaat van ordening beschikken, anders zou hij ter plekke krankzinnig worden. En dus heeft de evolutie de homo sapiens voorzien van de kaartenbakfunctie die het brein uiteindelijk mede heeft.
Locke verontschuldigt zich aan de lezer voor de dikte van zijn boek. Het ‘Essay concerning human understanding’ had niet tot de pil hoeven uitgroeien die het uiteindelijk geworden is, geeft hij toe. En het bevat ook tekortkomingen. ‘I will not deny, but possibly it [het ‘Essay’] might be reduced to a narrower compass than it is; and that some parts of it might be contracted; the way it has been writ in, by catches, and many long intervals of interruption, being apt to cause some repetitions.’ Maar met een zekere uitdagende gelatenheid biecht Locke op dat hij helemaal geen zin heeft om er nog iets aan te veranderen. ‘But to confess the truth, I am now too lazy, or to busy, to make it shorter.’ Die ontboezeming die blijk geeft van een zekere berusting biedt troost: het is goed om de dingen anders te willen doen, maar soms moet een mens ook zijn plaats en beperking kennen en de dingen maar gewoon de dingen laten zijn. Op wat anders kan die heerlijke berusting gefundeerd zijn dan op ampele levenservaring?
© 2012 Leo van der Sterren
woensdag 30 mei 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten