Gezien: de Duitse film ‘Der Baader Meinhof Komplex’. Film over jongvolwassenen in de Bondsrepubliek Duitsland die zich eind jaren zestig van de vorige eeuw, wanneer ‘1968’ langzaam wegebt of gekanaliseerd wordt, ontpoppen tot links-extremisten en uiteindelijk tot hetzij heldhaftige stadsguerilla’s hetzij niets ontziende terroristen – dit hangt af van door wat voor bril je kijkt; maar ik denk dat het oordeel in het huidige tijdsgewricht overwegend negatief uitvalt en je dus van terroristen moet spreken. Een duidelijk voorbeeld dus van een schuivende moraal.
De terroristen of liever gezegd, generaties van terroristen, eerst in de Baader Meinhof Gruppe, later in de Rote Armee Fraktion, hielden de BRD gedurende drie decennia van de twintigste eeuw, maar vooral in de jaren zeventig, in een wurggreep van geweld, angst, hysterie en paranoïa. In 1977, tijdens de periode die later bekend zou staan onder de naam Duitse Herfst, stortten de terreurdaden van de Rote Armee Fraktion de BRD in een crisis die het land op zijn democratische en constitutionele grondvesten deed wankelen. Afgezien van de enorme en hysterische klopjacht op de RAF-leden en de verregaande repressie, vond toen ook de instelling van de beruchte Berufsverbote plaats waarbij het sympathisanten van de Rote Armee Fraktion van staatswege onmogelijk werd gemaakt om in dienst van de West-Duitse overheid of semi-overheid te treden. Het thema ligt dan ook nog gevoelig bij onze oosterburen, ook en vooral gezien de hoofdrol die Duitsland in de twee grote oorlogen van de vorige eeuw vervulde en de vele emoties van schuld en boete die deze dieptepunten nog steeds op weten te roepen. In die zin is de titel van de film terecht: de RAF was een complex fenomeen in een complexe geschiedenis.
Maar hoe brisant de materie ook moge zijn, ‘Der Baader Meinhof Komplex’ maakt geen aanspraak op predikaten als ‘grote klasse’, ‘fenomenaal’ of zelfs ‘bijzonder’. Hij behoort tot de categorie van de oppervlakkige films zoals er dertien in een dozijn gaan. De film die tien jaar geschiedenis in vogelvlucht afwerkt, is opgebouwd uit episodische scènes vol mooie jonge mensen die veel bravoure en passie uitstralen, veel stoere taal uitkramen en veel buitenissig geweld aanwenden, met daar overheen een politiek sausje. Bovendien rust de rolprent zwaar op de pijlers van de romantiek en glamour die bijvoorbeeld ook menige film over Robin Hood maken tot het escapistische sprookje waar de gemiddelde filmkijker zich met liefde aan verlustigt.
De film biedt een verheerlijkte, gesublimeerde werkelijkheid. Maar de echte werkelijkheid moet vast ook net zo opwindend zijn geweest als de film doet voorkomen. Op enig moment moeten deze jongeren zich tot het uiterste gedreven hebben gevoeld door een overweldigend ideaal. Een droombeeld dat al het bestaande tot nietigheid verpulverde. Hoe cynisch de onderscheidenlijke leden van de RAF ook waren of werden, zij moeten op enig moment bijna gek van euforie en geluk zijn geweest omdat de genade van het grote besef hen overmande en omdat zij maar niet snapten waarom niet iedereen – de hele mensheid – datzelfde kon ervaren. Zelfs het Arschloch Andreas Baader zal door het ideaal betoverd zijn geweest, hoe kortstondig ook. Dat grote ideaal bestond uit de totstandbrenging van een rechtvaardige, vredige wereld waarin alle mensen gelijk waren en in harmonie met elkaar leefden – plus wellicht (en wellicht een addertje onder het gras) een flinke portie vrije liefde. Dat zweefde hen voor het begeesterde geestesoog. En die passie komt in de film goed tot zijn recht – net als het cynisme trouwens. En toen deze jongeren beseften dat dit ideaal met normale middelen nooit onmiddellijk tot stand gebracht zou worden, toen ontstond de woede. Ik kan me die woede heel goed voorstellen. Mensen spannen zich niet als vanzelf in om datgene tot uitvoer te brengen wat evident goed is voor de mensheid. Vrijwel alle leden van de wereldbevolking zijn het erover eens dat het gebruik van fossiele brandstoffen de aarde en haar bewoners geen goed doet. En toch spant wij, leden van de mensheid, ons niet voldoende in om fossiele brandstoffen te vervangen door een alternatief. Plotsklaps prevaleren er andere belangen die voortkomen uit egoïsme, uit de lust naar macht en geld. En dan kan ik me voorstellen dat er mensen zijn die in de gloed van hun idealisme tot woedend worden gedreven. Een Meinhof, een Ensslin, een Baader en al die andern overkwam dat. En dat staalde hun gelijk. Deze aartsidealisten eisten van zichzelf en van elkaar en van de maatschappij en van de wereld dat het visioen van een betere, van een goede wereld onmiddellijk verwezenlijkt zou worden. Het instrument waarmee zij die omwenteling wilden bewerkstelligen, was echter volstrekt abject. Zij kozen voor het geweld. Zij bedienden zich van de gewapende strijd om de gevestigde orde te destabiliseren en te ontwrichten. Na de daarop volgende revolutie zou alles goed komen. Maar het beroerde van revoluties is dat zij en in de regel een hoop leed veroorzaken en niet werken. Revoluties lossen niets op. Daarvoor is de geschiedenis veel te gecompliceerd. Geen enkele revolutie kan de complexiteit van de geschiedenis – van dat wat geschied is en gestaag doorwerkt – aan. Dat vermag enkel de volhardendheid van de evolutie.
© 2011 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten