Verbitterd op de ganse stad vergiet de winter
in golven nachtelijke koude uit zijn lijkbus
op de bewoners van de dodenakker ginder,
en sterfte op in mist gehulde buitenwijken.
/
Mijn kat, die zoekt naar een plavuis om op te liggen,
roert zonder rust zijn schurftige en schrale lijf.
De ziel doolt door de goot, van een aftandse dichter
met de trieste stem van een spook, verkleumd en stijf.
/
De kerkbel klaagt, het brandend haardhout begeleidt
met zijn falset de klok die aan verkoudheid lijdt;
en in het kaartspel, onwelriekend en gevlekt,
/
eng erfstuk van een oude waterzucht’ge vrouw,
zijn de knappe hartenheer en de schoppenvrouw
sinister over dode minnaars in gesprek.
/
Charles Baudelaire, ‘Spleen’ (‘Pluviôse, irrité contre la ville entière...).
Vertaling: © 2011 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten