Het woordje ‘noch’ acht ik een van de fraaiste woorden in de Nederlandse taal. Wat ‘noch’ wel niet allemaal kan aanrichten! Met dat linguïstische sieraad kan een bewering die al volledig ten einde is gebracht, weer ontkracht worden. De zekerheid die er is, wordt onmiddellijk weer teniet gedaan.
Als ik bijvoorbeeld beweer: ‘ik beschouw mezelf als een aartsdadaïst’, dan laat dat weinig twijfel over welke hoedanigheid ik aan mezelf toedicht. Maar stel dat de zin nog verder loopt. ‘Ik beschouw mezelf als een aartsdadaïst noch een doorgewinterde surrealist’. Nu zijn beide betitelingen opeens niet meer van toepassing op mijn persoon. In één klap is alles weggevaagd, ook datgene waarvan de fundamenten al lang en breed in de bodem lagen. ‘Noch’, aldus aangewend, verstoort ons gevoel voor logica; we dienen onze gedachten onherroepelijk te hergroeperen.
‘De wereldreizigers togen naar Boedapest noch naar Broekhuizen.’
‘De werknemers volgden de huwelijksvoltrekking van William en Kate op de televisie noch speelden zij op hun fluit.’
De woordcombinatie ‘en evenmin’ mag en kan ook, maar ‘noch’ is korter, bondiger, abrupter, met een meer onverwacht effect.
Het Nederlands kent nog meer prachtwoorden: ‘verootmoedigen’, ‘billijk’, ‘meanderen’, ‘desalniettemin’. Veel mensen vinden ‘liefde’ het mooiste woord, maar heeft dat niet meer te maken met verknochtheid aan het betekende van dat woord dan met de schoonheid van de betekenaar die op zichzelf niet zo bijzonder is en die, als alle betekenaars, arbitrair is? ‘Liefde’ is liefde – ‘liefde’ is niet liefde.
Nee, dan die vier letters van ‘noch’, dat kleine, simpele woordje dat het positieve zo absoluut in het negatieve kan transformeren. Die stoottroep van het nihilisme.
Op de hele wereld hunkeren mensen naar datgene wat ze niet hebben. Een koninklijk huwelijk draagt bij aan de verwezenlijking van die dromen noch de omverwerping van een regime, hoe destructief dat ook moge zijn.
© 2011 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten