Nadat ik mijn stuk over Chrétien Breukers’ ‘Een zoon van Limburg’, waarin ik een kritisch oordeel velde over diens proza, had neergepend, heb ik diverse recensies over het boek onder ogen gehad ten einde kennis te nemen van wat andere lezers van het boek vonden. Ook heb ik opnieuw naar het programma ‘Boeken’ van de VPRO gekeken. Om met dat laatste te beginnen: Wim Brands kwalificeert ‘Een zoon van Limburg’ als ‘mooi geschreven’ en interviewt Breukers vervolgens met zijn normale enthousiasme waardoor een geanimeerde tweespraak ontstaat. Ik vond dit gesprek over het boek boeiender dan het boek zelf.
Coen Peppelenbos noemt Breukers op Tzum een ‘veel betere schrijver (…) dan de meeste auteurs van autobiografische geschriften.’ De anonieme recensent van Woest & Ledig looft het boek en vindt dat Breukers bepaalde passages ‘schitterend op papier [heeft] gekregen.’ Ook Teunis Bunt stelt op zijn weblog Bunt Blogt dat ‘Een zoon van Limburg’ goed geschreven is. ‘Daarom lezen we het boek natuurlijk ook. Als het beroerd geschreven was, had het niet gehoefd.’ Had wat niet gehoefd? Het boek? Het lezen? Hier past de recensent zich blijkbaar aan het niveau van de gerecenseerde aan. Want de enige manier om vast te stellen of een auteur wel of niet een beroerd geschreven boek geschreven heeft, is door het te lezen. En als Breukers in de afsluitende gedicht-achtige tekst schrijft: ‘Draai mijn darmen in de worst’, en de recensent het nodig vindt om dat euvel te corrigeren, doet hij dat op zijn beurt weer fout: niet de worst gaat in de darmen, maar het gehakte vlees – met als resultaat de worst. Sjezus, is dit nu allemaal zo moeilijk? Toch durft Bunt, net als Annie van Gansewinkel trouwens, wel een een kritische noot te plaatsen ‘Soms ronkt Breukers een beetje’.
Liliane Waanders schrijft op Hanta dat Breukers ‘zijn bloggende ik’ ontstijgt, maar stoort zich aan het fragmentarische karakter ervan ‘Het is net niet af genoeg.’ Ingrid van der Graaf laat zich op Literair Nederland de ontboezeming ontlokken: ‘het is oprecht proza.’ En als proza oprecht gevonden wordt, dan vormt dat blijkbaar meteen de reden om er een kwaliteitskeurmerk op te stempelen.
Een enkele recensent lijkt te suggereren dat Breukers’ besluit (noodgedwongen, want uit onvermogen) om op te houden met de romanschrijverij een positieve uitwerking heeft gehad, in die zin dat die beslissing uiteindelijk tot iets goeds als ‘Een zoon van Limburg’ heeft geleid. ‘Waarom ploeteren op een roman als je ook kunt bloggen? Wie ooit wil proberen zijn leven op schrift te stellen, maar vreest voor de Grote Compositie, heeft aan dit boek een ideaal standaardmodel,’ stelt de naamloze boekbespreker van Woest & Ledig. Ingrid van der Graaf: ‘“Een zoon van Limburg” leest uiteindelijk als een roman in zijn meest ruwe vorm.’ En Teunis Bunt: ‘Het boek kent toch al niet een hechte structuur, maar “Een zoon van Limburg” is het soort boek waarbij dat niet erg is.’ De welwillendheid waarmee sommige criticasters Breukers bejegenen, verbaast mij en vind ik ontluisterend. Haastige spoed wordt hier geroemd, broddelwerk de hemel in geprezen.
Wat is aan de hand? Hebben wij, bovengenoemde lezers enerzijds en ik anderzijds, wel hetzelfde boek gelezen? Of kan Nederland niet meer lezen?
© 2014 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten