woensdag 4 december 2013

Frank Zappa



Vandaag twintig jaren geleden overleed Frank Zappa. Het is goed om daar stil bij te staan en hem de eer en de lof te betonen die hem toekomt. Die verdient hij namelijk dubbel en dwars. Maar zelfs mensen die waardering verdienen, raken in de vergetelheid. Zo gaan de dingen nu eenmaal, dat is even onvermijdelijk als onrechtvaardig. Zappa behoorde bovendien tot het slag van kunstenaars die hun oren niet laten hangen naar wat de massa of de industrie verlangt. Hij volgde zijn eigen weg, in de jaren zestig de basis leggend voor een cultstatus die hij in de jaren zeventig verder uit wist te bouwen, onder andere door intensief over de hele wereld te blijven reizen en optreden. Naast de toegankelijke werken die vaak commercieel gunstig uitpakten, vooral eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, kon hij het niet laten om zich ook van een idioom te bedienen dat slechts door een minderheid werd geapprecieerd.

Zakelijk nam Zappa vanaf het einde van de jaren zeventig het heft in eigen handen, daarmee zijn onafhankelijkheid bewarend. Maar zijn geval illustreert wat het lot is of wordt van kunstenaars die te eigenzinnig zijn om zich aan te passen. Die moeten alles in toenemende mate zelf doen. Voeg daarbij het feit dat een tijd als de tweede helft van de zestiger jaren, toen Zappa debuteerde, als lid van een heel leger van eigenzinnige muzikale wonderkinderen, nooit meer zal terug komen. De artistieke vrijheid die muzikanten destijds genoten, is ongeƫvenaard (denk aan de experimenten van Brian Wilson, Van Dyke Parks, Captain Beefheart). Maar enkele jaren later moest die vrijheid van artistiek handelen in harde dollars worden omgezet en dienden de stadions gevuld te worden. Wie aan dat laatste niet kon voldoen, lag eruit.



Mensen die het zalige vermogen in zich dragen om van de muziek van Frank Zappa te genieten (of van de literatuur van Hermine de Graaf, Willem Brakman, Ludwig Hohl of van de schilderstukken van Giorgio de Chirico), kunnen zichzelf beschouwen als bevoorrechte, rijke mensen. Zij die dat niet kunnen, zijn wellicht niet arm, maar missen iets zonder te beseffen dat zij iets missen.

Ik mag mij de eigenaar van de verzamelde werken van Frank Zappa noemen en daarmee bezit ik niet alleen heel veel muziek en ook heel gevarieerde muziek, omdat Zappa altijd iets anders wilde. Muzikaal voert het van rock en blues en bluesrock en rock ‘n’ roll via doo-wop, bebop, heavy metal, cool jazz, big band rock, modern klassiek, acid rock, tingeltangel-muziek, country and western, gospel, experimental (in wat voor vorm dan ook) naar platina- en pluisjespop. Je zou bijna geneigd zijn om te zeggen dat wanneer je alle muziek behalve die van Zappa afschaft, je de meeste moderne muziekstijlen nog steeds gerepresenteerd vindt, maar dat is wat kort door de bocht en doet geen recht aan de verrichtingen en verdiensten van talloze andere muzikanten.

Als bandleider heeft Zappa meer dan driehonderd muzikanten onder zijn hoede gehad en muzikaal opgevoed (sommigen zullen zeggen: ‘getiranniseerd’ of ‘geterroriseerd’, maar Zappa onderkende al vroeg dat discipline een wezenlijk onderdeel vormt van het werk als muzikant – dus geen drank en geen drugs als er gewerkt moest worden). Gerenommeerde muzikanten hebben met Zappa platen opgenomen of opgetreden. Johnny Guitar Watson, Steve Vai, John Lennon, Captain Beefheart, Jack Bruce en George Duke.



Zappa’s teksten golden als ‘maatschappijkritisch’, vooral in de beginperiode. Maar helemaal zuiver in de progressieve leer waren die teksten toch niet vanwege Zappa’s expliciete en botte seksisme. Gepreoccupeerd met seks als hij wel degelijk was, cultiveerde hij de pose van liedjesmaker die in zijn teksten grossierde in ordinaire obsceniteiten. Hij is beschuldigd van het bedrijven van pornografie (‘conspiracy to commit pornography’), maar pornografen doen uiteindelijk andere dingen dan Zappa deed. En ze doen die dingen met andere bedoelingen, al had ook bij Zappa de obsceniteit niet uitsluitend de functie om te choqueren en te provoceren.

Doorspekt als Zappa’s teksten zijn met spot, meligheid en platte schunnigheid, onder al die luchtigheid schuilt veel ernst en woede. Genadeloos boorde Zappa door de laag van matglas heen waaronder de ‘great society’ lag en legde de niet zo fraaie werkelijkheid bloot. Hij ging tekeer tegen racisme en stompzinnige kleinburgerlijkheid. Hij nam de hele goegemeente op de hak: medemuzikanten, politici, moraalridders, de gevestigde middenklasse. Hij fulmineerde tegen godsdienstijver en -waanzin. Hij hoonde presidenten en pausen. En dat allemaal op zijn eigen karakteristieke en onvergetelijke manier. En steeds met een gitaar die om zijn schouder en een sigaret die in zijn mondhoek hing, rechts of links, maar evengoed midden in het logo.

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten