Soms dient het denkbeeld zich aan, als water dat weldadig over lippen welt, dat alles wat er over alle elementen en facetten van het door mensen te kennen universum te zeggen valt, in twee of drie zinnen gevat en afgedaan kan worden. Dat met een minimum aan eenlijners alles kan worden uitgedrukt. Dat er lang geleden, in de antieke oudheid of nog eerder, daadwerkelijk al een alomvattend systeem over de wereld is gedrapeerd en dat de quintessens daarvan al net zo lang geleden in enkele abstracties is getransmuteerd die op hun beurt weer in kernachtige bewoordingen zijn omgezet. En ook dat alle beweringen die daarna gedaan zijn,voorgoed in het rijk der overbodigheid thuishoren. De aanbieders van waarheden als koeien leveren nog slechts herhalingen, maar dan met andere woorden – herformuleringen, niets meer en niets minder.
Dan weer lijkt het juist dat, ondanks het feit dat er al zoveel woorden zijn vuilgemaakt (vuilgemaakt – hetgeen schoonmaak vergt) aan alle uiteenlopende fenomenen van het universum, er nog steeds nieuwe, verrassende, openbarende inzichten en argumenten te berde gebracht kunnen worden die recht doen aan de veelzijdigheid van het bestaan – en dat zulks ook in de toekomst zal blijven gebeuren.
Ten slotte. De mens mag dan geĆ«volueerd zijn, zoals de profeten van de vooruitgang niet ophouden om te kwaken, maar is in feite nog zo gebrekkig gebleven dat de oude waarheden hem steeds opnieuw ingeprent dienen te worden, in woorden die hij kan begrijpen. Want elke nieuwe generatie moet – wankelend, weifelend, tastend, stamelend, zich steeds aan dezelfde stenen stotend – bij een absoluut nulpunt beginnen. Hoezo vooruitgang? Daabij: de overgrote meerderheid van de individuen uit een bepaald tijdsgewricht is niet bij machte om de woorden van lang geleden – antieke oudheid, laat staan nog vroeger – met iets anders dan onbegrip te bejegenen.
© 2012 Leo van der Sterren
zaterdag 21 juli 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten