zaterdag 14 juli 2012

In de rol kruipen

Jonathan Cameron F. betreedt de ruimte die gevuld is met het harde, witte licht van tl-lampen. Hij heeft een grote plastic draagtas met inhoud bij zich. Hij neemt de kamer in ogenschouw. Aan de rechterwand is een witte tafel bevestigd die de hele lengte van het rechterdeel van de ruimte beslaat. Boven de tafel hangen spiegels met daarboven kleine lampen. Er staat een aantal stoelen bij de tafel. De uiterste hoek van de tafel bevat een verlichte, gekoelde vitrine met daarin een aantal zilveren schalen met etenswaren. Bij de deur naar de gang vervult een grote witte koelkast zijn plicht. In de uiterste hoek links prijkt een grote witte garderobe. Daarlangs zit een deur. Die leidt naar een badkamer.

J. C. neemt plaats op een van de stoelen, terwijl hij de draagtas op de tafel deponeert. Hij knipt de lamp aan boven de spiegel waar hij bij zit en dooft het tl-licht. Het wordt schemerig in de ruimte met alleen nog het licht van het spiegellampje en de vitrine. Hij bekijkt zichzelf in de spiegel en ziet dat het goed is. Dan staat hij op en loopt naar de garderobe waarvan hij de deur opentrekt. Hij pakt een kleerhanger. Hij trekt zijn stemmig grijze colbert uit en hangt die heel precies over de kleerhanger. Niet zonder waardigheid bergt hij het jasje in de kast op. Vervolgens herhaalt hij die procedure met zijn glimmende gilletje.

J.C. zet zich weer neer op de stoel en bestudeert nogmaals zijn reflectie. Dan begint hij zijn stropdas los te knopen, tergend langzaam, alsof hij plechtig een ritueel uitvoert. Wanneer hij de das heeft afgedaan, strijkt hij hem glad op het tafelblad, loopt naar de kast en hangt hem aan een kleerhanger die hij eveneens in de kast hangt. Op weg terug naar de wandtafel bedenkt hij zich plots. Hij loopt naar de deur van de kamer en draait de sleutel om. Hij drukt de deurklink naar beneden om te voelen of de deur op slot zit. Hij loopt naar de tafel, neemt plaats en knoopt eerst de manchetknopen los en vervolgens heel rustig een voor een de knopen van zijn overhemd. Hij ontdoet zich van het overhemd dat hij eveneens in de garderobe archiveert.

In zijn onderhemd, opnieuw plaats genomen hebbend, maakt hij de veters van zijn zwarte, als spiegels glimmende schoenen van Italiaanse makelij los en trekt niet zonder een gevoel voor decorum het schoeisel uit. Hij zet de schoenen onder de tafel, maar niet nadat hij twee slippers uit zijn draagtas heeft gehaald en die aan zijn voeten heeft gedaan. Hij maakt de sokophouders los en legt die in de schoenopeningen. Hij diept zijn portemonnee uit de achterzak van zijn pantalon en legt die op de tafel, het voorwerp vervolgens even gadeslaand. Een glimlach van instemming glijdt over zijn gezicht. Hij weet dat het goed is.

Jonathan Cameron staat op, spiedt schielijk om zich heen en laat zijn stemmig grijze pantalon tot op zijn enkels vallen. Zijn benen zijn mager maar gespierd. Hij trekt de broek uit, stapt weer in de slippers en grijpt een knaapje dat speciaal voor het kledingstuk bestemd is. Zoals de tempelpriester het offer aan de moloch aanbiedt, hangt hij de broek in de kleerkast weg.

Terug bij de tafel haalt J.C. een versleten spijkerbroek, een versleten bloes met ruitmotief en versleten mocassins uit de draagtas. Snel trekt hij die vodden aan en stopt de beurs in de achterzak van zijn broek. Met zijn handen ontregelt hij de coiffure van zijn welige haardos. In de spiegel ziet hij dat het goed is.

J.C. sluipt naar de vitrine met de hapjes en bestudeert die. Ja, de plâte de grasse hermeline ligt erop, net als de met Zinfandelplankton en kaviaar gevulde piramidepasteitjes, de torture de mousse flagri en de rest. Maar hij neemt niets. Hij inspecteert de inhoud van de koelkast. Die zit afgeladen vol met de meest exotische en exquise drankjes. Een fles Bolle de Grâne uit 1938 treft zijn oog. Zo zeg, dat ze dat weten, denkt hij niet zonder ontzag. Maar hij laat de drank onaangetast en sluit de deur van de koelkast consciëntieus. Uit zijn draagtas haalt hij een boek met een donkergroene kapitoor met horizontale gouden strepen op de rug van die omslag. Hij slaat het boek open op bladzijde 63 en leest het gedicht ‘Mɶsta et errabunda’. ‘Le triste cɶur d’Agathe (...): enlève moi, frégate.’ Hij slaat het boek dicht, stopt het in de draagtas en vouwt zijn handen. Hij prevelt een schietgebed vol eerbied voor de man die over water lopen kan, verheft zich van de stoel, ontsluit de deur en loopt de gang van de Ziggo Dome in die gevuld is met het harde, witte licht van tl-lampen. Jonathan Cameron F. is John Fogerty geworden. ‘O Lord, stuck in Lodi again.’

© 2012 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten