dinsdag 12 februari 2013

Horror vacui 2

Het ‘Van Dale groot woordenboek van de Nederlands taal’ geeft de volgende omschrijving bij het lemma horror vacui: ‘de afschuw (der natuur) van het ledige, waaraan men vroeger allerlei verschijnselen toeschreef die op de werking van de luchtdruk berusten, en waaraan men de neiging van sommige kunstenaars toeschrijft om elk leeg vlak met ornamenten op te vullen.’ Horror vacui is de Latijnse benaming voor de angst die door de leegte of het vacuüm wordt veroorzaakt. Het begrip ontspruit uit de oorspronkelijk door Aristoteles geponeerde opvatting dat de natuur geen lege ruimte kan tolereren. Een vacuüm zal altijd ‘proberen’ om gassen of vloeistoffen naar binnen te zuigen ten einde de leegte te vullen. De natuur kan geen hiaten tolereren.

Tot in de zeventiende eeuw vigeerde Aristoteles’ axioma, hoewel de twijfelaars zich van lieverlede begonnen te roeren. Galileo Galilei bijvoorbeeld neemt de stelling van de Griekse filosoof met een flinke dosis scepsis, maar blijkt toch niet in staat om haar experimenteel te weerleggen. Later in de zeventiende eeuw vindt de falsificatie van de stelling alsnog plaats. Een leerling van Galilei, Evangelista Torricelli, bewijst dat het vacuüm wel degelijk kan bestaan door in 1644 tijdens een experiment een vacuüm te creëren, een proefneming die wordt gerepliceerd door de Franse wis- en natuurkundige en filosoof Blaise Pascal. In 1650 fabriceert Otto von Guericke de eerste vacuümpomp en voert hij zijn beroemde proef met de Maagdenburgse halve bollen uit. Daarmee wordt de onjuistheid van het postulaat van Aristoteles door allerlei experimenten van natuurkundigen op het gebied van de thermodynamica voorgoed aangetoond.


Het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlands taal wijst het begrip horror vacui ook een plaats in de kunst toe. In de beeldende kunst duidt de term het verschijnsel aan dat kunstenaars alle lege vlakken van het kunstwerk moeten opvullen met ornamentele details, figuren, vormen, lijnen, enzovoort. Een vroeg voorbeeld van een dergelijke werkwijze vormen de vazen die in de oudheid op Kreta vervaardigd werden. Ook in de middeleeuwen en de Renaissance tiert de versierkunst welig. De miniaturen in middeleeuwse handschriften met hun overdaad aan versieringen zijn daarvan een mooi voorbeeld. Maar ook de etsen van Jean Duvet en de schilderijen van Jeroen Bosch vallen op door het feit dat deze kunstwerken erg vol of druk ogen.























Ook in de zogenaamde toegepaste kunst mist het verschijnsel horror vacui zijn uitwerking niet. Bezeten moet de mens de ledigheden vullen tijdens de bewerking van sieraden of gebruiksvoorwerpen. Artefacten die er afgezien van de mogelijkheid van een praktische aanwending, tevens fraai uit moesten zien, werden overdadig versierd. Dat deed vooral opgeld in de architectuur, zowel binnenshuis als buitenshuis als van tuinen. Het verschijnsel van de decoratie en opsmuk bereikt voorlopig zijn hoogtepunt in de zeventiende en achttiende eeuw. De (toegepaste) artificiële voorwerpen die in de periode van de barok en de rococo vervaardigd worden, onderscheiden zich van de kunst uit de middeleeuwen en de renaissance door de aanwending van een overdaad aan ornamentiek die geen ander doel heeft dan te ornamenten te presenteren. En in een soort overtreffende trap van versierkunst ontstaat in de Spaanstalige landen de Churriguereske of ultrabarokke stijl.



De ultra-maniëristische kunst uit de tijd van de barok en rococo doet overigens vaak denken aan de weelderige versierkunst die in de Arabische wereld van na de islamisering opbloeit en die gebouwen opsmukt zonder dat opsmuk enige verdere betekenis draagt. Ook oosterse tapijten laten zich onder de noemer van de betekenisloze ornamentiek scharen. En in Centraal-Azië vallen, naast de welig getooide gebouwen, vaak de pracht en praal van bussen en vrachtwagens op. Na de verzadiging van de eerste levensbehoeften wil het menselijke oog nu eenmaal graag verrast en geprikkeld worden door een andere dan de natuurlijke werkelijkheid. Die omstandigheid verleent aan de kunst een noodzakelijkheid die wat onnatuurlijk aandoet. Het betreft dan ook een onvermijdelijkheid die in geen geval als onbetwistbaar en ongenaakbaar tot in de regionen van het bovenkritische uittorent.

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten