woensdag 30 mei 2012

Heerlijke berusting

‘[W]hen I first put pen to paper, I thought all I should have to say on this matter, would have been contained in one sheet of paper,’ schrijft John Locke in het ‘Epistel aan de lezer’ dat voorafgaat aan zijn ‘Essay concerning human understanding’. Die ene pagina groeide uit tot een pil van ruim vijfhonderd pagina’s. ‘[B]ut the farther I went, the larger prospect I had.’ De organische ontstaanswijze van het ‘Essay’ symboliseert de denkwijze die het uitdraagt, namelijk die van het empirisme. Het empirisme leert dat ervaring de enige bron van kennis constitueert. Aangeboren eigenschappen of ideeën bestaan niet in de zienswijze van de orthodoxe empirist; de mens moet het enkel doen met zintuiglijke waarnemingen. Voor de verkrijging van die zintuiglijke gewaarwordingen hoeft een mens niet veel te doen. De meeste ervaringen komen zomaar aanwaaien, gratis en voor niets. Sterker nog, de mens kan er zich vaak niet eens voor afsluiten. Ervaring bestaat dan ook uit aanslibsels, aanklevingen, opeenhopingen. Er doen zich vertakkingen en uitweidingen voor. Elk mens vertegenwoordigt een accumulatie van ervaringsfeiten. In elk mens hopen de indrukken van de wereld zich onherroepelijk op. Ervaring wijdt een mens uit. Om de chaos van al die gewaarwordingen te rangschikken en om bovendien een greep te krijgen op alle gedachten, moet een mens wel over een apparaat van ordening beschikken, anders zou hij ter plekke krankzinnig worden. En dus heeft de evolutie de homo sapiens voorzien van de kaartenbakfunctie die het brein uiteindelijk mede heeft.

Locke verontschuldigt zich aan de lezer voor de dikte van zijn boek. Het ‘Essay concerning human understanding’ had niet tot de pil hoeven uitgroeien die het uiteindelijk geworden is, geeft hij toe. En het bevat ook tekortkomingen. ‘I will not deny, but possibly it [het ‘Essay’] might be reduced to a narrower compass than it is; and that some parts of it might be contracted; the way it has been writ in, by catches, and many long intervals of interruption, being apt to cause some repetitions.’ Maar met een zekere uitdagende gelatenheid biecht Locke op dat hij helemaal geen zin heeft om er nog iets aan te veranderen. ‘But to confess the truth, I am now too lazy, or to busy, to make it shorter.’ Die ontboezeming die blijk geeft van een zekere berusting biedt troost: het is goed om de dingen anders te willen doen, maar soms moet een mens ook zijn plaats en beperking kennen en de dingen maar gewoon de dingen laten zijn. Op wat anders kan die heerlijke berusting gefundeerd zijn dan op ampele levenservaring?

© 2012 Leo van der Sterren

zaterdag 26 mei 2012

Fritzi en Lucebert




Een brokje Nederlandse literatuurgeschiedenis. Nee, eerder een klompje goud. Eergisteren is ‘In goed en kwaad’ verschenen, ofwel het verzamelde werk van de schrijfster Fritzi Harmsen van Beek. Zelfs Met Het Oog Op Morgen en Nieuwsuur besteedden er aandacht aan! En het is, in het licht van het kleine oeuvre van de publicatieschuwe Harmsen van Beek, een dik boek geworden. Fritzi Harmsen van Beek, geboren in 1927 en drie jaar geleden overleden, gold en geldt als een van de kleurrijkste figuren uit het Nederlandse literatuurwereldje van de twintigste eeuw; sla ‘Jagtlust’ van Annejet van der Zijl er maar op na of lees ‘Alle dagen feest’ van Remco Campert. Maar dat zijn slechts twee voorbeelden uit vele, want min of meer berucht om het bandeloze leventje dat zij leidde op haar Gooise landgoed ‘Jagtlust’, figureert zij in talloze verhalen en verslagen. Maar allereerst zijn er haar eigen artefarcten die haar een prominente plaats in de achterafschrijving van wat er literair allemaal is voorgevallen, hebben bezorgd. Die prachtige gedichten met dat onnavolgbare taaltje dat exclusief aan haarzelf toebehoorde, aan de dichteres die op creatief gebied deed wat zij wilde en wist wat zij deed.























De eerste dichtbundel van Fritzi Harmsen van Beek verscheen in 1965, met een omslag die door de auteur zelf vervaardigd was. ‘Geachte Muizepoot en achttien andere gedichten’ sloeg in letterkundig Nederland in als een bom en werd in de jaren daarna, toen het stof allang was neergedaald, nog vijf keer opnieuw uitgegeven, in 1990 voor de laatste keer. Toen die oplage uitverkocht was, was het boekje nog slechts tweedehands verkrijgbaar. Voor de voorkant van de omslag van de uitgave van ‘Geachte Muizenpoot’ uit 1985 in de reeks Bezige Bij Poëziepocket werd gebruik gemaakt van een foto van een deel van een schildering die Lucebert op een wand van het Letterkundig Museum heeft aangebracht.























Het feit dat uitgeverij De Bezige Bij gebruik maakte van een reproductie van Lucebert voor de uitgave van ‘Geachte Muizenpoot’ uit 1985 wordt niet vermeld in het onlangs verschenen boek, ‘Lucebert, drukwerk voor anderen’, waarin de beeldende kunst die Lucebert in opdracht van anderen vervaardigde of de beeldende kunst van Lucebert die voor het drukwerk van anderen gebruikt werd, afgebeeld en beschreven is. Maar de inleiders van dit boek, Ton den Boon en Huug Schipper, pretenderen niet volledig te zijn. Aanvullingen zijn dan ook welkom. Bij deze.

© 2012 Leo van der Sterren


dinsdag 22 mei 2012

Droedel 1























© 2012 Leo van der Sterren

zondag 20 mei 2012

Poe’s filosofie van de creatie

Zoals onder anderen Bob den Uyl opmerkte in zijn boekje ‘Hoe en waarom Edgar Allan Poe’ The Raven schreef’, geeft Poe zich in zijn essay ‘The Philosophy Of Composition’ van zijn humoristische en satirische kant. In ‘The Philosophy Of Composition’ beschrijft Poe hoe hij, geïnspireerd door de raaf Grip in ‘Barnaby Rudge’ van Charles Dickens, dat in de jaren veertig van de negentiende eeuw in zowel Engeland als Amerika in feuilletonvorm verscheen, zijn gedicht ‘The raven’ schreef. En nog vóór de laatste aflevering van die feuilleton voorspelde Poe al hoe het verhaal zou eindigen.

De voornaamste betekenis van ‘The Philosophy Of Composition’ is dat Poe de gelegenheid te baat nam om een lange neus te maken naar de romantici wier ideeën destijds een zware stempel op de kunsten drukten. De overdrijvingen, de halve waarheden en onwaarheden in het essay dienen als wapens om de romantische waanvoorstellingen te bestrijden dat tijdens de schepping van een kunstwerk het cerebrale onderworpen dient te worden - of vanzelf wordt - aan het emotionele, het intuïtieve, het spontane. Anders dan de romantici betoogden, meende Poe dat geen enkel gedicht (of ander kunstwerk) volledig ontspruit aan al dan niet boven-menselijke ‘inspiratie’. De provocerende hyperbolen en de soms sarcastische toon doen niets af aan het feit dat het hier gaat om Poe’s poëticale plaatsbepaling.

Het dient daarbij gezegd dat het Poe lukt, zij het bijna terloops in een sneer aan het adres van de ‘so-called Transcendentalists’, om nog twee misvattingen over poëzie te ontzenuwen. Ten eerste corrigeert hij het misverstand dat het schrijven van een gedicht over het bovennatuurlijke betekent dat er vanzelf een bovennatuurlijk gedicht ontstaat (zoals een gedicht over schoonheid nog niet automatisch een mooi gedicht tot gevolg heeft). Daarnaast maakt hij duidelijk dat een gedicht van een poëet die een ander doel dan het dienen van de schoonheid voor ogen heeft, nooit een waarachtig gedicht kan zijn. Gedichten zijn er niet voor om mensen op te voeden of te bekeren of om de wereld te verbeteren - tenminste niet in eerste aanleg. Gedichten zijn er voor om de lezer te bekoren en een blik op de wereld te gunnen die Poe ‘beyond the grave’ situeert.

Poe als symbolist nog voordat Baudelaire van zich deed spreken, Baudelaire die immers bekend staat als symbolist avant la lettre en als naamgever van de stroming? Enerzijds ja, omdat hij vanuit een anti-romantische instelling de stelregel l’art pour l’art propageerde. Deze voorkeur voor poëzie omwille van het plezier van de poëzie, en voor poëzie als uitdrukking van schoonheid – schoonheid als middel om door te dringen tot iets wat buiten deze wereld ligt – heeft ertoe bijgedragen dat in het bijzonder de Franse symbolisten bijna zonder uitzondering hun bewondering voor Poe hebben uitgesproken. Poe’s invloed op Baudelaire, Rimbaud, Mallarmé en Valéry is onomstreden (zie The French Face Of Edgar Poe van Patrick F. Quinn), zoals zijn invloed op de schrijvers van het moderne detectivegenre eveneens buiten kijf staat.

Anderzijds echter nee. In de eerste plaats omdat literaire bewegingen, zoals het symbolisme, in de regel achteraf geconstrueerde fenomenen zijn. In welke mate dichters zich ook verwant mogen voelen op artistiek gebied, zij verenigen zich niet in gilden – of het moesten eenmansgilden zijn. In de tweede plaats omdat door de eeuwen heen dichters symbolistische gedichten of gedichten met symbolistische passages hebben geschreven, lang voordat die term in zwang kwam. En tenslotte omdat Poe zijn eigen standpunt – namelijk de opvatting dat de aspiratie om ‘supernal Beauty’ te creëren inherent is aan het schrijven van waarachtige poëzie – onbewust en onbedoeld weer te niet doet doordat hij zich in ‘The Philosophy Of Composition’ laat ontvallen hoe hij uit louter effectbejag de strofen in ‘The Raven’ heeft ingelast die refereren aan het metafysiche.

In ‘The Poetic Principle’ heeft Poe zijn opvattingen over dichtkunst iets beknopter, iets genuanceerder en op een iets minder artifiële manier dan in ‘The Philosophy Of Composition’ verwoord: ‘I would define, in brief, the Poetry of words as The Rhythmical Creation of Beauty. Its sole arbiter is Taste. With the Intellect or with the Conscience it has only collateral relations. Unless incidentally, it has no concern whatever either with Duty or with Truth.’ Hoe hoogdravend deze woorden ook mogen klinken, zij vormden de welgemeende essenstie van Poe’s denkbeelden over poëzie.

Uiteindelijk blijken de criticasters van ‘The Philosophy of Composition’, zoals T.S. Eliot die het essay afdeed als ‘either a hoax, or a piece of self-deception’, de plank mis te slaan. Het ging Poe niet om de letterlijke en feitelijke inhoud van het essay maar om de programmatische intentie ervan. Anders dan bijvoorbeeld Baudelaire die de dubbele bodem in het essay doorzag, nam Eliot ‘The Philosophy of Composition’ te letterlijk en trapte hij in de polemische val die een grijnslachende Poe had geprepareerd.

© 2012 Leo van der Sterren

vrijdag 18 mei 2012

Efficiëntie, nog een vervolg

Enerzijds woedt er op macroniveau zowel als in het klein het streven naar efficiëntie, doelmatigheid, optimalisatie. Anderzijds manifesteren zich de toevallige en onvoorspelbare fenomenen die de resultaten van dat streven teniet doen: corruptie, aandoeningen, natuurrampen, conflicten, poëzie, anarchie, hypochondrie. Altijd ligt de chaos op de loer.

Neem een denkbeeldig land, laat ons zeggen Glybnestrië. In dit land waarvan de kuststrook aan de Grote Oceaan ligt, zijn alle dingen tot in de puntjes geregeld. Het openbare leven loopt op rolletjes waarvan de kogellagers onverwoestbaar zijn. Alles wat er in Glybnestrië gebeurt, gebeurt op volmaakte wijze. De plastic zak waarin de bakker zijn brood doet, wordt, als het brood op is, door de arbeider gebruikt om zijn boterhammen in te doen als hij naar zijn werk gaat. Na een week moet de plastic zak vervolgens als afvalzak voor ander kunststof dienen. Wanneer de zak vol is, wordt hij ingeleverd bij de vuilverwerking waar hij in de recycling gaat zodat de bakker het brood weer in een schone zak kan stoppen. Afgezien van enkele broodkruimels gaat er niets verloren. En zelfs die broodkruimels worden door vogels of muizen opgegeten. Nee, er gaat helemaal niets verloren in Glybnestrië dat het best georganiseerde land te wereld is.

Ook qua tijdsbesteding is alles zo geregeld dat er geen seconde verloren gaat. Zelfs de vrije tijd wordt zo ingevuld dat er volmaakt aan de eisen van efficiëntie en zingeving wordt voldaan.

Op zekere dag vindt er in de Grote Oceaan een aardbeving plaats die een tsunami als gevolg heeft. Het water verwoest Glybnestrië volledig. Weg efficiëntie. Maar zie daar dan weer de efficiëntie van de natuur.

© 2012 Leo van der Sterren

Van de olijftak en de lier: De geschiedenis van het surrealisme























© 2012 Leo van der Sterren

donderdag 17 mei 2012

De wereld volgens...

In de aflevering ‘Eerlijk zullen we alles delen...’ van VPRO Tegenlicht (05.12.2011) spreekt de Amerikaanse investeerder en auteur Jim Rogers de volgende eenlijner uit, terwijl zenuwtrekjes in zijn gezicht hem plagen: ‘Mensen die niets om geld geven, dat is de heilige man, dat is de mysticus...en, o ja, dat is de dichter.’

Ergens tussen 1798 en 1809 schrijft William Blake, dichter, mysticus en misschien wel een heilige man, in de marge van een bladzijde uit ‘The works of Sir Joshua Reynolds’, al generaliserend: ‘To Generalize is to be an Idiot To Particularize is the Alone Distinction of Merit – General Knowledges are those Knowledges that Idiots possess.’

Radioman Frits Spits – dichter, mysticus noch heilige man – karakteriseert voetbal en muziek als belangrijke bijzaken.

Wat is geld? Geld is de onbelangrijkste hoofdzaak.

© 2012 Leo van der Sterren

Uit het 'Liber factice'























© 2012 Leo van der Sterren

dinsdag 15 mei 2012

Naked if I want to


‘Would you let me walk down your street
naked if I want to?
Can I pop fireworks on the fourth of July?
Can I buy an amplifier on time?
I ain’t got no money now
but I wil pay before I die.’

Muziek en tekst: Jerry Miller. Van het album ‘Moby Grape’ uit 1967 van de gelijknamige groep.

© 2012 Leo van der Sterren

zondag 13 mei 2012

De elite 2























© 2012 Leo van der Sterren

Een woord maakt naam























Op 9 november 1918 sterft de Franse dichter en schrijver Guillaume Apollinaire een tragische dood. Tragisch, omdat zich in 1916 een granaatscherf door zijn helm en schedel boort, een aanslag die hij na diverse operaties overleeft, waarna hij twee dagen voor de wapenstilstand die het einde van de eerste wereldoorlog zou inluiden alsnog de geest geeft als gevolg van de Spaanse griep. Nooit zou hij weten dat hij de naamgever zou zijn van een van de belangrijkste stromingen in de kunst van de twintigste eeuw.

In mei 1917 publiceert Apollinaire een kritiek over het ballet ‘Parade’ van Jean Cocteau. De nieuwe elementen in dat ballet, uiting van wat Apollinaire de ‘esprit nouveau’ in de kunsten noemt, resulteren in ‘une sorte de sur-réalisme’ (Guillaume Apollinaire, ‘Œuvres en prose complètes’. Band 2. Parijs, 1991, p. 865). En op 24 juni 1917 vond in Parijs de première plaats van Apollinaires toneelstuk ‘Les mamelles de Tirésias’. Apollinaire noemt zijn theaterspel een ‘drame surréaliste’ (Guillaume Apollinaire, ‘Œuvres poétiques’. Parijs, 1959 [1956], p. 863). In zijn ‘Préface’ stelt hij dat het zijn doel was om de natuur na te doen zonder haar te imiteren. En daarvoor heeft hij het adjectief ‘surréaliste’ in elkaar gezet. ‘Toen de mens zijn loop wilde nabootsen, heeft hij het wiel gecreeërd, dat niet in het minst op een been lijkt. Zo heeft hij aan surrealisme gedaan zonder het te weten’ (Guillaume Apollinaire, ‘Œuvres poétiques’. Parijs, 1959 [1956], pp. 865 – 866).

In een brief aan Paul Dermée van maart 1917 legt Apollinaire uit waarom hij het predikaat ‘surrealisme’ handhaaft om ‘Le mamelles de Tirésias’ mee te karakteriseren. ‘U hebt gelijk aan te dringen op de noodzakelijkheid van de organisatie van een volgende periode van lyriek. En ook van een innerlijke dwang die eigen is aan alle poëzie, dat is te zeggen, aan alle kunst, zij dient mede om de woorden, in hun rol als poëtisch uitdrukkingsmidde, hun vreemde magie te hergeven. Alles in aanmerking genomen, geloof ik dat het inderdaad veel beter is om surrealisme of surnaturalisme, waarvan ik mij eerder bediende, toe te passen. Surrealisme staat nog niet in de woordenboeken en zal geschikter zijn om te hanteren dan surnaturalisme dat al door de heren filosofen is aangewend’ (Guillaume Apollinaire ‘Œuvres complètes de Guillaume Apollinaire’. Band 4. Parijs, 1966, p. 886). Apollinaire munt dus doelbewust een nieuw woord om het taalgebruik in ‘Les mamelles de Tirésias’ mee te typeren. Het woord zou naam maken.

© 2012 Leo van der Sterren

Over poëzie 3

Wat Lucebert al schreef: ‘poëziezo easy job’ en ‘poëzie is kinderspel’. Poëzie is kunst van taal door spelen met taal. Het spel gaat als vanzelf, zonder enige moeite of inspanning. Net als een kind trekt de taalspeler zich niets aan van wat de hoge omes, ordonnansen, azijnpissers, pausen, kanttekenaars en apothekers te zaniken hebben. Hij die met taal speelt ten einde er kunst van te maken, vaardigt officieel een onafhankelijkheidsverklaring uit door officieus helemaal niets te ondernemen behalve stug te persisteren in zijn ludieke activiteit. Hij schudt zijn hoofd, trekt zijn neus op noch presenteert hij zijn uitgestoken middelvinger. Hij heeft niet in de gaten wat er om hem heen gebeurt, zozeer zit hij geboeid in de cocon van zijn spelen.

Zie de dichter goochelen en jongleren. Vergeet niet dat er bezweringen en formules uit hem varen waaraan hele volksstammen vermogens van magie toekennen. Want ook al is zand zand, spijt spijt en e-mail e-mail, het spel incorporeert altijd een metafysische dimensie, hoe verborgen ook. Maar tevens kleeft er een kant aan het spel die bedoeld is om de sluimerenden en slapenden wakker te laten schrikken. Daartoe laat de speler de weksignalen der cymbalen zo schel mogelijk klinken en gebruikt hij het geluid van kanonnen in symfonieën. Waar de wereld excrematies van absurditeit afscheidt, hanteert hij met in een vlaag van goedaardig cynisme en meedogenloos venijn het vlijmscherpe zwaard van amputatie.

Het enige waar de speler mee te maken heeft zijn de regels van het spel. Een spel zonder regels kan immers geen spel zijn. De regels zijn streng maar de geoefende speler legt een dusdanige behendigheid aan de dag dat hij ze moeiteloos voor eigen voordeel weet aan te wenden en er zelfs een tuin omheen weet te leiden. Eén regel luidt dat de onvermijdelijke sporen van inconsequentie en inconsistentie met beleid en dus gedoseerd in gedichten achtergelaten dienen te worden. Maar verder kan de speler op één moment tegelijkertijd overdrijven, liegen, dwaas doen, vloeken, janken, lamenteren, honen, jeremiëren, schelden, barok doen en fulmineren dat het een lieve aard heeft. En altijd geldt, ook voor de dichter, Coleridges adagium: ‘poetry gives most pleasure when only generally and not perfectly understood.’

Soms dringt het vermoeden zich op, als een waanwijs scholiertje dat fanatiek zijn vinger opsteekt omdat hij het antwoord weet op de vraag die de onderwijzer heeft gesteld, dat het spelen belangrijker is dan de uitkomst van het spel. Soms doet de indruk zich gelden dat het vervaardigen belangrijker is dan het vervaardigde. Maar niets heeft prioriteit in dit domein. Dat waarmee de dichter doende is – het zich kunstspelerdewijze uitleven met taal – is van evenveel belang als de uitslag van het spel.

© 2012 Leo van der Sterren

zaterdag 12 mei 2012

Van de olijftak en de lier: Boulvard en Pecuharing























© 2012 Leo van der Sterren

Wat van belang?

Wat van belang? Wat dacht je van ijzer? IJzer moet. IJzer doet er toe. En de leverdatum van het ijzer. Jij wilt toch ook dat jouw vehikel een stabiel onderstel en een deugdelijke carosserie heeft en dat je geen drie jaar op de levering van dat voertuig moet wachten? Maar geen nood. Er verheffen zich altijd wel individuen die de dingen van nut en zin oppakken. Het wemelt op de wereld immers van ego’s die zich geheel vrijwillig en belangeloos verantwoordelijk voelen voor de gang van zaken in dit ondermaanse. De druktemakers. De factotums. De quintessensenmeesters. De apothekers. Die bepalen de prioriteiten. Die regelen alles. Die zorgen ervoor dat er kunststof voorradig is indien de autofabrikant de carosserie van kunststof wil hebben in plaats van plaatijzer, omdat ik, als klant, dat eis. Kunststof, onmisbaar ook voor allerlei onmisbare communicatieve dingen (devices, gadgets, tools – met apps!). De regelneven en controlfreaks houden alles strak in de hand. Omdat zij zijn uitgerust met arendsogen ontsnapt niets aan hun aandacht. Door de alomtegenwoordigheid van hun tentakels zitten alle touwen van het aardse bedrijf gevangen in een ijzeren greep. Wurggreep. Greep. IJzer. IJzer moet. IJzer doet ertoe.

IJzer. IJzer doet er toe. Auto’s hebben betekenis. De nieuwste snufjes op het gebied van informatietechnologie: van veel gewicht. De verkoop zus, de inkoop zo: van hoge importantie. De oogst doet er toe. Wanneer de oogst – aardappelen, rijst – mislukt, kunnen de hongerige monden niet gevoed worden. Maar wees gerust, hongerigen, de bedilals versagen niet, zij weten welke aanspraken de wereld op hen maakt en ontlopen hun verantwoordelijkheid niet. En dan zijn er de handelaren. Het edele gilde! De handelaren doen hun uiterste best om een rechtvaardige verdeling van het voedsel te bewerkstelligen. Natuurlijk gaat er wel eens iets mis. Elke mand bevat wel een paar rotte appels. In het geval dat iets niet verloopt zoals zou moeten, nemen echter de autoriteiten fier het heft in handen. De autoriteiten handelen altijd vanuit een diep geworteld en van eigenbelang gespeend rechtvaardigheidsgevoel. Overheid en ethiek zijn nauw verbonden als een echtpaar dat oneindig lang, maar niettemin gelukkig getrouwd is. Parallelle trajecten van heersen en het goede doen. De naastenliefde van de overheid. De liefde van het gezag. De overheden worden bevolkt door lieden die weten hoe te handelen in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden. Lieden die het belang der dingen onderkennen en op basis daarvan hierachieën bepalen en acties initiëren. Wat van belang? Een goed geoliede samenleving. Platanen, in Tunis of elders, zijn niet van belang. Het metrum van de verzen die de dichter rondstrooit: onbelangrijk. Het verrassende enjambement. De mist ’s morgens boven de rivier. De blauwheid van de lentelucht: zonder betekenis of waarde. Nutteloos. Het kind dat iets zingt zonder dat zelf in de gaten te hebben. De dood: wie maalt erom? De rode wangen of mooie armen van een meisje. Van geen belang. IJzer. IJzer moet. IJzer doet ertoe.

© 2012 Leo van der Sterren

zondag 6 mei 2012

Charlatanerie

Nog afgezien van het feit dat hij zich verlaagd heeft tot het plegen van een moord, heeft Folkert van der G. het stomste gedaan wat je in een democratie kunt doen: hij heeft een democratisch politicus waarmee hij van mening verschilde, op volstrekt ondemocratische wijze de politiek uit gewerkt. En het slachtoffer, Pim Fortuyn, werd niet met een politieke daad of met een intrige of met de openbaring van een geheim uit de politiek gebonjourd, nee, in het geval Fortuyn nam de dader een nog veel drastischer maatregel door hem ook het leven uit te bonjouren. Pim Fortuyn werd daarmee niet alleen in een klap de meest veelbelovende starlet uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis, maar ook een martelaar voor de populistische zaak. En sindsdien is hij eigenlijk alleen nog maar groter geworden, zoals het legendes nu eenmaal vergaat. Slechts weinigen, zelfs onder de tegenstanders, hebben nog oog voor hoe de dingen werkelijk zaten, toen, tien jaar geleden, Fortuyn bezig was met zijn triomftocht door een politiek braakland en toen hij uiteindelijk, vlak voor de apotheose, koelbloedig werd geliquideerd. Vermoord worden door een uilskuiken, dat gun je niemand.

Pim Fortuyn sprong als een vreemde eend midden in de Haagse hofbijt en met dat bommetje zorgde hij voor de nodige beroering in die toch al niet bepaald rimpelloze, maar daarom niet minder troebele vijver. Hij bezat onmiskenbaar een grote charme en een groot charisma. Zijn frisheid, dandyisme en enthousiasme werkten aanstekelijk. Intellectueel liet hij eerdere en latere populisten ver achter zich, zoals hij zich, anders dan zijn voorgangers en navolgers, ook blootstelde aan zelfspot. Hij dwong vele malen meer respect af dan zij die voor hem kwame en zij die na hem zijn gekomen. Fortuyn blonk uit door zijn authenticiteit.

Wil een politicus zich in het Haagse handhaven, dan vereist dat echter ook andere eigenschappen. Een politicus die het alleen van pluspunten als charme en charisma moet hebben, zal wellicht in eerste instantie successen kunnen boeken, maar zal uiteindelijk toch falen. Op het moment dat het nieuwe eraf zou zijn, had het politieke bedrijf van Fortuyn gevergd wat het van iedere politicus vraagt, namelijk dat hij, als bestuurder of als volksvertegenwoordiger, gewoon saai en gemeen en laag-bij-de-gronds politiek bedrijft. Het gewone waden door het gewone moeras van de staatkunde. Had hij het ook in zijn mars om zich als een politiek dier te gedragen? Ik beweer van niet. Ik durt te stellen dat Pim Fortuyn zich in Den Haag doodongelukkig zou hebben gevoeld en dat er om die reden een vroegtijdig einde aan zijn politieke loopbaan zou zijn gekomen waardoor hij uiteindelijk als de charlatan zou zijn ontmaskerd die hij niet was maar ook niet niet was. Helaas kan door zijn vroegtijdige verscheiden die bewering niet meer gestaafd of gelogenstraft worden.

Wat zou het een feest zijn geweest als Pim Fortuyn in 2002 op een normale manier aan de Tweede Kamerverkiezingen had deelgenomen! Wat zouden er veel Nederlanders graag getuige hebben willen zijn van hoe een politicus als een komeet opstijgt om vervolgens in de atmosfeer te verbranden en in brokstukken terug op de aarde te belanden. Want dat is wat er zich zou hebben voorgedaan. Helaas heeft een aartsdomme sufferd daar de loop van een vuurwapen voor gestoken. Het resultaat van die actie is hierboven beschreven, op dat ene gevolg na, namelijk dat sindsdien het politieke braakland nog braakliggender is geworden.

© 2012 Leo van der Sterren

zaterdag 5 mei 2012

Het organische

Vergeet voor het gemak de kwestie van de herkomst van het zaad. Beschouw de oerknal maar als het moment van germinatie en het universum als de plant die ontkiemd is uit het zaad. Sindsdien groeide en groeit het organisme. Het universum dijde en dijt uit in een onvoorstelbaar oneindige schulp. Op elk moment van zijn bestaan was en is het universum onaf, incompleet en verre van volmaakt. En dat zal het ook in de toekomst zijn. Maar terwijl het streeft naar datgene wat niet is of kan zijn, te weten perfectie en volledigheid (en dus eigenlijk streeft zonder ooit de verwezenlijking van dat streven te bereiken – het is meer een doen om het doen zoals de op het papier gevallen inkt inktvlek wordt), terwijl het zichzelf verandert en aanvult met zowel nutte als onnutte toevoegingen, begaat het vergissingen en maakt het fouten. Het corrigeert en overcorrigeert zichzelf. Soms. En soms ook niet. Het komt terug op eerder gedane schreden. Het universum voert als het ware ex tempore een stilzwijgende, min of meer dialectische dialoog met zichzelf waarvan voor eeuwig onbekend zal blijven naar welke bestemming die leidt. Bestemming, overigens, die er niet is. Dit groeien, dit uitdijen voert naar nergens, want niets is voorbeschikt of voorbedacht. In de tweestrijd – het conflict dat voortvloeit uit de onvolkomenheid en het tentatieve oplossen van die onvolkomenheid, het tasten in het duister – schuilt ook de verweerd leerachtige dramatiek die de ontwikkeling van het universum door de tijd heen begeleidt, als achtergrondmuziek bij een film.

Het universum en de organische ontwikkeling van dat universum gehoorzamen aan een systeem noch aan een hogere, bovennatuurlijke macht. Dat laatste fenomeen vertegenwoordigt een uitbroedsel van de menselijke verbeelding. De hang van de generieke entiteit ‘mens’ naar datgene wat niet is en denkelijk niet zal zijn, maar desondanks, in de optiek van die ‘mens’, zou moeten zijn, heeft tot vele verzinsels geleid. Dat zijn de grote en kleine verhalen die in de sfeer van het metafysische gehuisvest zijn, waarin de chaos en doelloosheid van het bestaan op een wijze beschreven worden die naar orde streeft – een wijze ook die recht doet aan de hunkering van de mens naar doelgerichtheid en naar een causaliteit die deels wel en deels niet in de werkelijkheid voorhanden is, in een universum dat deels door incontingentie wordt geregeerd en deels aan de wetten van een (mechanische) causaliteit onderworpen is. De oorzakelijke relatie tussen paring en geboorte ligt vast; dat A. met B. paart, ligt daarentegen niet vast, omdat A. ook met C. zou kunnen paren.

Het evolutionaire komt overeen met het organische en het organische met het evolutionaire. Beiden worden gekenmerkt door de geleidelijkheid en het tentatieve van overgangen en veranderingen. Het is een tastend, beproevend werken, uitbreiden en emanciperen vanuit datgene wat al bestaat. Sommige verworvenheden moeten worden teruggedraaid, omdat ze achteraf niet bleken te werken. Zo wordt met een opeenhoping van kleine aanslibsels het nieuwe land gewonnen vanuit het oude land. Zo wordt het oude op slechts één wijze gerenoveerd, namelijk door er voortdurend aan te schaven en te schuren. Polijsten, niet hakken. Vijlen, niet zagen. Zo kan het onconventionele alleen ontstaan vanuit de conventie, de avantgarde vanuit de traditie. Soms breken er in die werking van de dialectiek extreme reacties door. Maar die worden na verloop van tijd vrijwel altijd min of meer geneutraliseerd, verliezen hun scherpe kanten. Evenwicht is het gevolg. Maar het is geen evenwicht omwille van het evenwicht – met evenwicht als doel. Er zijn immers geen doelen.

Vooruitgang bestaat niet. Of doet zich slechts in beperkte mate op een beperkt gebied voor, in het bijzonder op materieel gebied. Een platitude: beschaving is slechts het vaak smoezelige, soms rafelige ondergoed dat ertoe dient de naakte waarheid te verbergen, de gruwelijke waarheid ook, die van het zoogdier. De wreedheid bijvoorbeeld is dermate met de generieke entiteit ‘mens’ vergroeid, geen beschaving zal die er ooit uit kunnen krijgen, de verschrikkelijke en walgelijke voorbeelden uit het altijd vergeelde verleden ten spijt. En geen enkel mens – diezelfde mens die zijn mond vol heeft met grote verhalen en verhalen van alwetendheid – heeft van eerdere generaties geleerd als het om bijvoorbeeld de liefde gaat. Op dat gebied moet elk mens alles al opgroeiende en doende leren, waarbij hij zich voortdurend aan dezelfde steen stoot waaraan hij zichzelf al vele malen heeft gestoot, zoals miljarden mensen vóór hem dat deden. En waarom bieden filosofen van nu ons thesen aan, als zijnde nieuw, die door filosofen van drie- of tweeduizend jaren geleden al gepresenteerd zijn en daarna voortdurend herhaald? Omdat elke nieuwe generatie het leven telkens opnieuw moet leren. De gelimiteerdheid van de plant, van het organische.

© 2012 Leo van der Sterren

vrijdag 4 mei 2012

donderdag 3 mei 2012