zaterdag 23 september 2023

Identiteit

Hoe breng jij onder woorden wat het is,
dit Venray waar jij woont of niet meer woont,
maar lang of kort geleden jij wellicht
verwekt, geboren of getogen bent,
zodat er door jouw wezen toch die zweem
van het besef zweeft van een navelstreng?
 
Welk antwoord geef je als men informeert
naar Venray? Het is stad noch dorp. Te groot
voor windselen, te klein voor Wippenstein.
Plaats of gemeente in Noord-Limburg dan?
Dat klinkt niet sexy, sterker nog, je maakt
daarmee wellicht de slaapster Saaiheid wakker.
 
Iets anders dan. Dit Venray is, al valt
er ook geen dier met die benaming te
bekennen, varkensland. Of kippenland,
maar los van drie, vier hoenders voor de sier
blijft al dat pluimvee potdicht opgehokt.
Het Venrays vee, gevangen achter baksteen.
 
Dit Roojse Babel van na god z’n staatsgreep:
de talen die je naast het Venrays hoort,
meer polyglot, dat maak je amper mee.
Daartegen wordt gefulmineerd op forums.
Ik zeg: deze gemeenschap hebben wij,
vies van de vuile werkjes, zelf gevormd.
 
Gemeente Venray, vol van kerkgebouwen
en die ook pedofobe kloosters ooit.
Hoe heilig en hoe veilig was die wereld
waarin de braafste braafheid overheerste
en lelieblankheid nog de norm uitmaakte.
Dat o zo megamooie roomse Rooj.
 
Er waren en er zijn in deze plaats
die diensten van de geestelijke zorg
waar met fatsoenlijkste bedoelingen
de therapie soms onfatsoenlijk was.
Wij tasten veel te vaak wat in het duister
en soms wordt het verkeerde aangeraakt.
 
Moerassen liggen er bij Venray waar
geen mens van weet: de Spurkt en Weverslo.
Luchtgeesten vegeteren daar. Zij heten
Muvero, Xerox, Jako en Inalfa.
Onthutst ontwaren zij wat er ontspruit:
de blokkendozen van de logistiek.
 
Op zo’n lokale samenleving drukt,
tot slot, de politiek een zware stempel.
Hier zwerft nog steeds dat zwerend erfgoed
dat paapse volksregenten achterlieten,
met bleek, loon naar fracturen en parolen,
met staar en stomheid makende magie
 
Nu heb ik over Venray veel verteld,
maar werd jij wijzer ook? En triester ook
wellicht? Voldeed de informatie die
ik met je deelde? Weet jij wat jouw lezing is
als men naar Venray vraagt? Ben jij in staat
dat specifiek Venrayse bloot te leggen?
 
Waarschijnlijk niet. Waarschijnlijk giechelt Venray
wat om dat bloot, maar houdt de kleren aan
en sta jij stuntelig te stamelen.
En da’s niet vreemd: dat waar men jou naar vroeg
is als gebakken lucht, als kwik of paling.
Het is slechts woordgebleven werk’lijkheid.
 
 © 2023 Leo van der Sterren
 

zaterdag 26 augustus 2023

Toch bedrijven op Spurkt

 Het zit in onze genen: wij verkrampen
wanneer het woordje ‘krimp’ valt, schieten in
de stress, hebben verschijningen van rampen
als meer opeens te minderen begint.
 
Deze dwangmatigheid gaat ons ten slotte
de aarde kosten en dat weten wij
maar al te goed. Toch moeten wij oppotten.
Wij, mensen, zijn veel maar verre van vrij.
 
De politiek in Venray vindt het tijd
een nieuw gebied voor arbeid in te richten
en is voor dit vooruitgangsdoel bereid
een stuk natuur wreed te gronde te richten.
Dus hoedt je, Spurkter spitsmuis, hert en haas,
voor weer zo’n plan van de humane dwaas. 

© 2023 Leo van der Sterren

vrijdag 17 maart 2023

Eén zwaluw…

De gemeente waar ik woon, Venray in Noord-Limburg, telt ruim 44.000 inwoners. De varkensveehouders in de gemeente Venray huisvesten bijna 600.000 varkens. En er zijn rond de 4.000.000 kippen. Maar je ziet niet één varken, zelfs niet als je, zoals ik, veel loopt en ook in de zogenaamde buitengebieden komt. En afgezien van wat scharrelpluimvee zijn al die kippen onzichtbaar.

Het enige wat er ontwaren valt dat zijn die agglomeraten van soms enorme stallen – die binnen tien kilometer van ten minste één Natura 2000 gebied liggen (de Boschhuizerbergen – maar er liggen ook grote veebedrijven bij de Deurnsche Peel en de Mariapeel, niet alleen aan de Limburgse, maar ook aan de Brabantse kant).

De laatste dagen viel me al lopend op dat vanaf donderdag veel eigenaren en huurders van panden waar de Nederlandse vlag ondersteboven had gehangen, die vlaggen hetzij verwijderd hetzij op de juiste manier opgehangen hadden.

Zijn dan nu alle problemen waar Nederland mee kampt, opgelost?

Hoe onzichtbaar ook, die varkens en kippen zijn niet weg. En het kabinet zit ook nog gewoon op het pluche. Hoeveel brevetten van onvermogen dit en voorgaande kabinetten de laatste decennia ook vergaard hebben – ik kan me niet herinneren dat er, eigenlijk sinds Rutte zich premier van Nederland mag noemen, zo veel dossiers tegelijkertijd zo voortwoekeren zonder dat een definitieve oplossing ook maar in het verschiet ligt – het huidige kabinet bezit nog de op democratische wijze verworven machtiging om tot 2025 te mogen regeren. Rutte kennende, die almaar meer de indruk wekt dat hij op de macht belust is omwille van de macht,  zal hij zich op die formaliteit beroepen om dat mandaat te verdedigen. Daartoe heeft hij trouwens ook het volste recht. Maar toch,  er is een moment denkbaar dat er een einde dient te komen aan houdbaarheid op basis van formaliteit.

© 2023 Leo van der Sterren

zaterdag 18 februari 2023

Mytenbladr

 'Mytenbladr. Jaarverslag 2016, enz.' 

‘Nu onvoorstelbaars plaats gevonden heeft,
kun je je onvoorstelbaars ook voorstellen.
Dus werd je wijzer – maar niet minder triest
en alle raadsels  die jou eertijds prangden,
werden vervangen door één vraag: het leven
zoals wij, van de mensensoort, dat kennen,
hoe maak ik een begin mij voor te stellen
dit van nu af aan nog te kunnen leven?’

 De teksten die in ‘Mytenbladr’ zijn verzameld, vormen het veelsoortige verslag van een jaar dat weliswaar veelbewogen was, maar waarin de dingen ook gewoon hun loop namen, als twee parallelle sporen. Want wat er zich ook voordoet, het leven gaat zijn eigen gangetje. En zelfs de meest buitengewone gevallen wennen uiteindelijk.












'Mytenbladr' is verkrijgbaar bij de auteur. En uitsluitend bij de auteur. 

© 2023 Leo van der Sterren

vrijdag 30 december 2022

De leeslijst van 2022

 1.  Alex Doßmann, Susanne Regener,  ‘Fabrikation eines Verbrechers. Der Kriminallfall Bruno Lüdke als Mediengeschichte’. Leipzig, 2018. Beter had het jaar niet kunnen beginnen. Op 1 januari begonnen had ik dit boek al op 3 januari 2022 uit. Maar het gaat dan ook om een fascinerend boek waarin de geschiedenis, gedurende het Derde Rijk, van en rondom de zogenaamde seriemoordenaar Bruno Lüdke door nauwkeurige recherche en geïnternaliseerd scepticisme gedeconstrueerd en vervolgens opnieuw geconstrueerd wordt. In het kielzog daarvan spelen allerlei andere verhalen een rol die de lezer niet zelden van de ene in de andere verbazing doen vallen.

2. Barbara Stok, ‘De Filosoof de Hond en de Bruiloft’. Amsterdam, 2021. 

3. James Joyce, ‘Zelfportret van de kunstenaar als jonge man’. Amsterdam, 2014. Vertaling van Henkes en Bindervoet.

4. James Joyce, ‘Een portret van de kunstenaar als jongeman’. Amsterdam, 2009 [1972]. De vertaling van Henkes en Bindervoet is mooier, of hoe zeg je dat op z’n moderns: dynamischer. Maar soms verdacht ik ze ervan, de zaken moeilijker dan nodig te maken. Maar ja, dat deed Joyce uiteindelijk ook.
 
5. Peter de Voogd, ‘De invloed van Joyce op Sterne’. Amsterdam, 1991.
 
6. Simone van der Vlugt, ‘De kaasfabriek’. Amsterdam, 2020.
 
7. Nicci French, ‘Wie niet horen wil’. Amsterdam, 2021.
 
8. Agatha Christie, ‘Het kromme huis’. Amsterdam, 2015.
 
9. H. van Capelle, A.P. van de Bovenkamp, ‘De Berghof. Hitlers verborgen machtscentrum’. Weesp, 1989 [1985].
 
10. Lois Hechenblaikner, Andrea Kühbacher, Rolf Zollinger, ‘Keine Ostergrüsse mehr! Die geheime Gästekartei des Grandhotel Waldhaus in Vulpera’. Zürich, 2021.
 
11. Agatha Christie, ‘De eindeloze nacht’. Amsterdam, 2015.
 
12. Alexander Kluge, ‘Lente met witte vlaggen. April 1945’. Amsterdam, 2021. Zeer indrukwekkend boek over de laatste maand van het Europese slagveld gedurende de Tweede Wereldoorlog.
 
13. Mark Mazower, ‘Salonica. City of Ghosts. Christians, Muslims and Jews 1430 – 1950’. London, 2004.
 
14. Joan Mitchell, ‘I carry my landscapes around with me’. New York, 2019.
 
15. Peter Longerich, ‘Wannseekonferenz. Der Weg zur Endlösung’. München, 2017 [2016].
 
16. Paulien Cornelisse, ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’. Amsterdam, Antwerpen, 2010 [2009]. Ik ben tot bladzijde 70 gekomen. Er zit een goudkleurig stickertje op het exemplaar dat ik bezit: ‘300.000 verkocht’. Wat zo’n getal niet allemaal zegt…
 
17. Gerard Reve, ‘Zeer Fijne Boy. Brieven aan Jef R. (1986 – 1997)’. Gent, 2022.
 
18. Hans-Michael Speier (ed.), ‘Interpretationen. Gedichte von Paul Celan’. Stuttgart, 2010 [2002].
 
19. Walter Kempowski, ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch. Barbarossa ’41’. München, 2019 [2002].
 
20. Imme Dros, ‘Taal is alles wat het geval is’. Amsterdam, 2022 [2021].
 
21. Florian Bachmeier, ‘In Limbo’. Berlin, 2021.
 
22. Anna Haag, ‘»Denken ist heute überhaupt nicht mehr Mode« Tagebuch 1940 – 1945’. Stuttgart, 2021. Indrukwekkende dagboekpagina’s van een moedige vrouw in een onvoorstelbare en onbegrijpelijke tijd.
 
23. Kristof Smeyers, ‘Raaf. Cultuurgeschiedenis in vogelvlucht’. Aalter, 2022.
 
24. Yasmina Reza, ‘Serge’. Amsterdam, 2021.
 
25. Erik Somers & René Kok, ‘Adolf Hitler. De beeldbiografie’. Amsterdam, 2022.
 
26. Peter Handke, ‘Essay over de geslaagde dag’. Amsterdam, 2022 [1993].
 
27. Anne Provoost, ‘Beminde ongelovigen. Atheïstisch sermoen. Pamflet’. Amsterdam, Antwerpen, 2008.
 
28. Peter Handke, ‘Essay over de moeheid’. Amsterdam, 2022 [1990].
 
29. Ilja Leonard Pfeijffer, ‘Monterosso mon amour. Een novelle’. Amsterdam, 2022. Er valt van alles aan te merken op het Boekenweekgeschenk 2022. Dat het een cerebraal construct vertegenwoordigt waarin niet een mus zomaar van het dak valt (alleen de Giulia-lijn is wat aan de dunne kant). Dat ondanks het feit dat de novelle een hoog realiteitsgehalte heeft de auteur op geen enkel moment er naar heeft gestreefd om als geloofwaardig over te komen. Dat de taal ‘literair’ en soms zelfs bombastisch aandoet. Maar toch heb ik dit kleine boekje met heel veel plezier gelezen. Ik schoot zelfs een paar keer in de lach. Puttend uit mijn eigen ervaring weet ik dat een auteur geen groter compliment kan krijgen dan de bekentenis van een lezer dat een tekst hem heeft doen huilen of lachen.  
 
30. Jan van Bergen en Henegouwen, Jan Gordijn, Bart Noordegraaf en Hans Overheul (reds.), ‘De Schiedamse Jaren. Herinneringen aan Gerard Reve’. Schiedam, 2018.
 
31. Lotte Spreeuwenberg, ‘Liefde en revolutie’. Borgerhout, 2021.
 
32. Guillaume Apollinaire, ‘Het lied van de onbeminde. La chanson du mal-aimé. Vertaald en ingeleid door Paul Claes’. Bleiswijk, 2020.
 
33. Martin Walser, Cornelia Schleime, ‘Das Traumbuch, Postkarten aus dem Schlaf’. Hamburg, 2022.
 
34. Walter Kempowski, ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch. Band I, 1.1.- 17.1.1943’. München, 2016 [1993].
 
35. Daniel Knegt, ‘Fascisme’. Amsterdam, 2022.
 
36. Roxane van Iperen, ‘Eigen welzijn eerst’. Amsterdam, 2022.
 
37. Peter Lieb, ‘Krieg in Nordafrika 1940 – 1943’. Stuttgart, 2020.
 
38. Walter Kempowski, ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch. Band II, 18.1.- 31.1.1943’. München, 2016 [1993].
 
39. Jan Paul Hinrichs (samenstelling), ‘Passage Istanbul’. Amsterdam, 2001.
 
40. Myrte Leffring (samenstelling), ‘Ik vond vele reisgenoten. 20 gedichten ter ere van 20 jaar poëzietijdschrift Awater’. Rotterdam, 2022.
 
41. Stine Jensen, ‘De beloning. Een wandeling’. Amsterdam, 2022.
 
42. Joyce Roodnat, ‘Met moeder mee. Een wandeling’. Amsterdam, 2022.
 
43. Marcel Janssen, ‘Meisje/een tulp in november’. Venray, 2001. Gedichten vol dichterlijke vrijheden en woest-romantische liefdesdingen.
 
44. Curzio Malaparte, ‘Kaputt’. Amsterdam, 2011 [2005]. Er valt zeker weten veel te zeggen over, en misschien wel af te dingen op dit boek en op de auteur ervan, Curzio Malaparte. Ik weet dat niet; ik was niet bij de gebeurtenissen die Malaparte beschrijft, nog niet eens geboren. Maar ‘Kaputt’ behoort tot die kleine verzameling boeken die, althans op mij, een onuitwisbare indruk achterlaten, zoals, bij de Tweede Wereldoorlog blijvend, ‘De welwillenden’ van Johathan Littell een niet meer uit het bewustzijn te eraderen leeservaring vertegenwoordigde. Daarmee komt het aantal boeken dat ik dit jaar aan die verzameling van onvergetelijke boeken toe moet voegen, op twee: dit nummer 44 en de nummer 1 van deze leeslijst.
 
45. Irène Némirovsky, ‘Het bal’. Amsterdam, 2007.
 
46. Sander Kollaard, ‘Lentehonger’. Amsterdam, 2022.
 
47. Yolanda Entius, ‘Ogentroost’. Amsterdam, 2022.
 
48. Esther Jansma, ‘De spronglaag’. Amsterdam, 2022.
 
49. Lévi Weemoedt, ‘Pessimisme kun je leren! De mooiste versjes uitgekozen door Öczan Akyol’. Amsterdam, 2018.
 
50. Lévi Weemoedt, ‘Met enige vertraging’. Amsterdam, 2014.
 
51. ‘Zonnegloren. De mooiste verhalen gekozen door Matthijs van Nieuwkerk’. Amsterdam, 2022.
 
52. Walter Kempowski, ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch. Band III, 1.2.- 15.2.1943’. München, 2016 [1993].
 
53. Curzio Malaparte, ‘De Wolga ontspringt in Europa’. Amsterdam, 2022.
 
54. Peter Mendelsund, ‘What We See When We Read. A Phenomelogy’. New York, 2014.
 
55. Clemens Klünemann, ‘Sigmaringen. Eine andere Deutsch-französische Geschichte’. Berlin, 2019. De (gedwongen) vlucht in de herfst van 1944 van vijfduizend Vichy-collaborateurs naar Sigmaringen. Ze vechten elkaar de tent uit. Maarschalk Pétain, de baas van de marionettenregering van Vichy doet dat vanuit slot Hohenzollern. Zijn rivaal Laval, aanvankelijk ook gehuisvest in slot Sigmaringen, doet dat later vanuit slot Wilfingen. En Hitlers Franse favoriet Doriot vanuit Mainau.  De 4.997 overige exilanten vechten op de lagere niveaus hun eigen machtsstrijdjes uit, het laagste uit hun wezens naar boven halend. Maar, merkt Klünemann fijntjes op, als Céline deze bizarre episode uit de Tweede Wereldoorlog niet op de hem kenmerkende woeste manier beschreven had in ‘Van het ene slot naar het andere’, had zij niet de aandacht gekregen die haar daadwerkelijk ten deel is gevallen.
 
56. Virginia Woolf, ‘Naar de vuurtoren’. Amsterdam, 1981. Ooit, lang geleden al eens gelezen.
 
57. ‘De Parelduiker’. Jaargang 27. 2022. Nummer 3. Met (o.a.) een essay over de receptie van de werken van James Joyce in Nederland.
 
58. Peter Wapnewski, ‘Der Ring des Nibelungen. Richard Wagners Weltendrama’. München, 2014 [1995]. Niet voor beginnelingen, dit boek. Je moet de Ring enkele tientallen malen beluisterd hebben en de tekst een paar keer meegelezen hebben om deze tekst te kunnen waarderen. Maar dan opent dit boek talrijke boeiende wereldjes in dit drama van werelden.
 
59. Richard Wagner, ‘Der Ring des Nibelungen’. Mainz, 2013 [1913].
 
60. Philipp Felsch, ‘Wie Nietzsche aus der Kälte kam. Geschichte einer Rettung’. München, 2022.
 
61. Wolfgang Matz, ‘Frankreich gegen Frankreich. Die Schriftsteller zwischen Literatur und Ideologie’. Göttingen, 2017.
 
62. Walter Kempowski, ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch. Band IV, 16.2.- 28.2.1943’. München, 2016 [1993].
 
63. Thomas Hürlimann, ‘Nietzsches Regenschirm’. Frankfurt am Main, 2015.
 
64. Eric Bolle, ‘Hölderlin & Heidegger. Een andere aanvang van de filosofie’. Brussel, 2016.
 
65. Friedrich Nietzsche, ‘Ecce homo’. Amsterdam, 2005 [2000].
 
66. Rüdiger Safranski, ‘Hölderlin. Biografie van een mysterieuze dichter’. Amsterdam, Antwerpen, 2020. De ondertitel van deze Nederlandstalige uitgave deed mij walgen vanwege de blijk van kruideniersmentaliteit die bijvoorbeeld ook de Nederlandse Wikipedia vergalt (ik laat de Nederlandse Wikipedia links liggen – altijd). De Nederlandse boekuitgever – er zijn uitzonderingen, maar die zijn zeldzaam – is een boekverkoper. Maar er is meer. Hölderlin is in zijn vaderland tot in het extreme uitgegeven, ik doel natuurlijk op de Frankfurter Ausgabe. Ook Nietzsche heeft enkele adepten die tot het uiterste zijn gegaan in het uitgeven van zijn werk. Maar ook in andere landen kregen schrijvers de kritische uitgaven die zij op grond van hun verdiensten ook verdienen. Ik denk bijvoorbeeld aan de ‘Complete Works of Samuel Taylor Coleridge’. Maar niet in Nederland, o nee! Nederlandse literatuurminnaars die wachten op de kritische uitgaven van het werk van Nederlandse dichters en schrijvers? Wacht niet langer want die komen niet! Ben maar niet bang, die gaan niet gepubliceerd worden. Te tijdrovend, te omslachtig, kortom te duur! Facsimile’s van de gedichten van Nijhoff en Lucebert? Vergeet het maar. Tot slot, om Safranski recht te doen, de originele ondertitel in het Duits luidt: ‘Komm! Ins Offene, Freund! Biographie’.
 
67. Klaus Mann, ‘ Mefisto’. De Bilt, 2021 [1977].
 
68. Uwe Gonther & Jann E. Schlimme, ‘Hölderlin. Das Klischee vom umnachteten Genie im Turm’. Köln, 2020.
 
69. A. Alberts, ‘De eilanden’. Amsterdam, 2005.
 
70. Peter Trawny, ‘Heidegger und der Mythos der jüdischen Weltverschwörung’. Frankfurt am Main, 2015 [2014].
 
71. Johann Wolfgang Goethe, ‘Faust. Oerversie’. Amsterdam, 2003. Met daarnaast gelegen: ‘Faust. Frühe Fassung’ uit ‘Goethe. Faust. Texte. Herausgegeben von Albrecht Schöne’ en ‘Goethe. Faust. Kommentare. Von Albrecht Schöne’, Frankfurt am Main/ Leipzig, 2003 [1994].
 
72. Bart Moeyaert, ‘Morris de jongen die de hond vond’. Amsterdam, Antwerpen, 2022.
 
73. Femke Brockhus, ‘Kleine haperende vluchten’. Amsterdam, 2022.
 
74. Evert Peet, ‘De mythe van M. Gerard Reve en de maagd Maria’. Baarn, 1985.
 
75. Oscar Wilde, ‘Salome. Een tragedie’. Gagny-Parijs, 1999.
 
76. Hans Tentije, ‘Waarvandaan’. Amsterdam, 2022.
 
77. Jeffrey L. Sammons (ed.), ‘Die Protocolle der Weisen von Zion. Die Grundlage des modernen Antisemitismus – eine Fälschung . Text und Kommentar’. Göttingen 2021 [1998]. Eigenlijk de moeite en energie van het lezen niet waard, dit vodje vol incoherent geraaskal en rabiate onzin. Al die complotdenkers hebben een ding gemeen: ze kunnen geen van allen schrijven en kwakken hun onverkwikkelijke gedachtenkronkels (ik wilde in eerste instantie ‘hersenkronkels’ schrijven – hersens!) ongegeneerd op het papier (of welk medium ze ook gebruiken). Ik las ergens dat De Protocollen na de Bijbel het meest verkochte boek ooit is. Als dat zo is, zal het ook, net als de Bijbel, het minst gelezen boek ooit zijn geweest, in het geval van de Bijbel niet terecht, in het andere geval driewerf wel.
 
78. Beatrice de Graaf, ‘Crisis’. Amsterdam, 2022.
 
79. Andrew Motion, ‘Philip Larkin. A Writer’s Life’. London, 1994 [1993].
 
80. Jan Donkers, ‘Forty Tracks’. Amsterdam, 2022.
 
81. Umberto Eco, ‘De begraafplaats van Praag’. Amsterdam, 2011.
 
82. Ad Fransen, ’De nadagen van Gerard Reve’. Amsterdam, 2002.  Schaamteloze exploitatie van de bekendheid van de volksschrijver wiens verwarde geest nauwelijks nog een zinnig gesprek toestaat. Een boekje dat je in een half uur uitleest en waarin niets staat dat ook maar iets toevoegt aan een beter begrip van het werk van de Nederlands grootste prozaïst tot nu toe. Schaam je, Fransen.
 
83. Edmund Keeley, ‘Cavafy’s Alexandria. Study of a Myth in Progress’. Cambridge (Mass.), 1977 [1976].
 
84. Emily Brontë, ‘Woeste Hoogten’. Amsterdam, 2017 [1989].
 
85. Anjet Daanje, ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’. Groningen, 2022. Tot bladzijde 367 glom ik van begeestering voor dit boek. Maar daarna vond ik het eigenlijk steeds minder bevredigend. En een enkele keer maakte zich gedurende de lectuur van dat tweede deel van het boek de gedachte van mij meester dat ik het nu onderhand wel wist.
 
86. Anjet Daanje, ‘Dijende gronden’. Groningen, 2022. Dit supplement op ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’ bevat gedichten van Anjet Daanje, maar vooral vertalingen door Anjet Daanje van gedichten van de zusters Brontë. De oorspronkelijke gedichten spraken mij niet erg aan; de vertalingen vond ik zelfs ronduit teleurstellend. Vooral de mate waarin de beknoptheid en puntigheid van de Engelse originelen het moeten ontgelden, is eigenlijk onthutsend: Anjet Daanje is duidelijk geen dichteres.
 
87. ‘De Parelduiker’. Jaargang 27. 2022. Nummer 4. Over Marcel Proust, Grete Weil en Titia van Looy.
 
88. Bert Keizer, ‘Koud liggen’. Amsterdam, 2003.
 
89. Roberto Calasso, ‘Het boek van alle boeken’. Amsterdam, 2022.
 
90. Nico ter Linden, ‘De dag zal komen, Janus’. Amsterdam, 2003.
 
91. Kristien Hemmerechts, ‘Hotel Terminus’. Amsterdam, 2003.
 
92. Boudewijn Büch, ‘Zingende botten. Over gedichten, dood en souvenirs’. Amsterdam, 2003.
 
93. Eva Rovers, ‘Boud. Het verzameld leven van Boudewijn Büch’. Amsterdam, 2016. Boeiend boek over deze dichter, schrijver, journalist, mediapersoonlijkheid, verzamelaar en pathogische leugenaar dat ik met stijgende verbijstering verzwolgen heb.
 
94. Boudewijn Büch, ‘De taal als blauw’. Amsterdam, 1977. Ik heb me er door heen geworsteld, door deze in december 1977 verschenen tweede verzameling gedichten van Boudewijn Maria Ignatius Büch. In december 1977 zal ik behalve Sinterklaas, Kerstmis en de verjaardag van mijn goede vriend Wijnand helemaal niets gevierd hebben, maar ik had ook, op 5 december 1977,  feestelijk bij mijn tweejarige jubileum als dichter stil kunnen staan, mits het besef in mij zou hebben postgevat dat ik intussen al 24 maanden lang met woorden bezig was geweest – om met woorden taalconstructies te maken die ik als gedichten betitelde, bedoel ik dan. Maar als ik naga wat ik in die twee jaren allemaal geschreven heb, jaag ik mij met terugwerkende kracht nog het schaamrood over de kaken. Maar goed, mijn dichterschap viel niet meer weg te denken, dat was onmiskenbaar. Ik had mij in die twee jaren ook tot een verwoed lezer van (onder andere) poëzie  ontpopt. Nederlandstalige gedichten van Lucebert, Simon Vinkenoog en Paul van Ostaijen. Gedichten van niet-Nederlanders: Baudelaire en – uiteraard – Rimbaud. Om maar enkele namen te noemen. Geen Boudewijn Büch. Wel kan ik me herinneren dat ik in 1978 een recensie van ‘De taal als blauw’ heb gelezen. Dat moet zich in de leeszaal van de Openbare Bibliotheek van mijn woonplaats hebben afgespeeld waar toen nog exemplaren van de meest gangbare literaire Nederlandstalige tijdschriften geraadpleegd konden worden: Maatstaf, Tirade, Hollands Maandblad, enzovoort. De recensie, weet ik nog, was niet onverdeeld positief. De criticus wees op de veelvuldige referenties in ‘De taal als blauw’ naar de teksten van andere literatoren waaronder Goethe en Novalis, maar ook naar de liedteksten van enkele ‘dichters’ van de rockmuziek: Ray Davies, Jim  Morrison, Chuck Berry, maar vooral Mick Jagger. En ik was sinds enkele jaren helemaal wild van die rockmuziek (de ontdekking via een transistorradiootje afgestemd op een Duitse radiozender van The Allman Brothers Band, een revelatie – ik vergeet het nooit meer). ‘De taal als blauw’ intrigeerde mij ook omdat de dichter ervan zich een echte dichter mocht noemen; hij had immers gepubliceerd – en ik niet; ik was net begonnen en durfde nog niet eens aan publiceren te denken. Zoals gezegd, de recensie liep niet over van waardering voor de verzen van Boudewijn Büch. De Openbare Bibliotheek van Venray zal, denk ik, ook geen exemplaar van Büchs tweede geesteskind hebben gehad want anders had ik dat boekje wel geleend – in een periode dat ik ‘alles’ leende en van ‘alles’ proefde. Maar goed, dat verzuim – het niet lezen van ‘De taal als blauw’ – heb ik dus onlangs ongedaan gemaakt en, nogmaals, dat is me niet meegevallen, ondanks de lectuur van Eva Rovers’ biografie van Büch, ‘Boud’, die veel verheldert. De gedichten in ‘De taal als blauw’ zijn eigenlijk ronduit lelijk. Ik zie hem, wijlen deze dichter, al zitten: stuiterend op zijn stoel tikt hij als een razende op zijn typmachine gedicht na gedicht totdat hij helemaal leeggelopen is. En dat beeld is niet verheffend. Het is stuitend.
 
95. Boudewijn Büch, ‘De kleine blonde dood’. Amsterdam, 2015 [1985].
 
96. Frans Mouws, ‘De bibliotheek van Boudewijn Büch’. Soesterberg, 2008.
 
97. Bubb Kuyper, ‘The Library of Gerrit Komrij. Part 1 – Highlights and a first selection’. Haarlem, 2012.
 
98. Sigmund Freud, ‘Totem en taboe’. Meppel, Amsterdam, 1984.
 
99. Sigmund Freud, ‘Het onbehagen in de cultuur’. Amsterdam, 2020.
 
100. Sigmund Freud, ‘De man Mozes en de monotheïstische religie’. Meppel, Amsterdam, 1992.
 
101. Paul van Capelleveen, ‘Vergeten Verbeteringen & Toegevoegde Tekeningen. Luceberts opdrachtexemplaren voor vroege vrienden’. Varik, 2022.
 
102. Ruprecht Frieling, ‘Der Ring des Nibelungen. Ruprecht Frieling erzählt Wagners Oper’. Berlin, 2015.
 
103. Yi Fong Au, Tommy van Avermaete (reds.), ‘Door de schaduwen bestormd. Reflecties op de controverse rond de oorlogsjaren van Lucebert’. Zaandam, 2019.
 
104. Simone Atangana Bekono, ‘Zo hoog de zon stond’. Amsterdam, 2022.
 
© 2022 Leo van der Sterren

woensdag 21 september 2022

England, September 2022



 






© 2022 Leo van der Sterren

Pomp and circumstance

 In juni van dit jaar verbleef ik een week in Engeland. De reisdag naar Ludlow in Shropshire viel samen met de tweede dag van het geprolongeerde weekeinde vol feestelijkheden ter ere van het jubileum van koningin Elizabeth, door haar bevolking liefkozend Lizzy genoemd. Mensen profiteerden van deze vrije vrijdag. De wegen en de services kolkten over. Maar het land was in een goede stemming. Het land had zich versierd voor de Platinum Jubilee. Overal hingen Engelse vlaggen in allerlei vormen en formaten: de grote vlaggen fier in top van de palen, de slingers met driehoekige union jacks aan de gevels van huizen, aan hekken en in winkels. Overal prijkten foto’s van hare majesteit: als jonge vrouw, als dame van middelbare leeftijd, als oud vrouwtje, glimlachend om de eindigheid der dingen. In aanvulling op de talloze officiële evenementen werden er in buurthuizen en gemeenschapscentra feesten en partijen georganiseerd. Overal kwamen mensen samen om het jubileum van hun Lizzy te vieren.

 Op de dag na het overlijden van koningin Elizabeth reisde ik weer door Engeland, richting de Midlands. Het was een drukke vrijdag met uitpuilende snelwegen. Opnieuw hingen de vlaggen aan de palen, maar nu half stok, en opnieuw bood het land dezelfde aanblik als in juni, al werden veel van de geëtaleerde foto’s van de koningin nu beheerst door een stemmig zwartwit.

 In de media deden ronkende teksten de ronde waarin de overleden vorstin overladen werd met loftuitingen en eerbewijzen. Men roemde haar plichtsbesef en haar eenvoud (die relatief, zeer relatief was). Men prees haar voor de wijze waarop zij haar ambt had vervuld. waarop zij het land ‘bijeen gehouden had’, wat dat ook betekenen moge. Het moment had – het woord viel vaak – een ‘historische’ allure.

 Tot de categorie van het legendarisch-historische zou ook de uitvaart dienen te vallen. Een gedenkwaardige dag zou het moeten worden waarop het Verenigd Koninkrijk nog eens goed zou uitpakken. Er moest een staatsbegrafenis komen die niet licht in de vergetelheid mocht geraken. De grootheid van Engeland met zijn voormalige empire-status, zijn Commonwealth en, na Brexit, fiere eigenzinnigheid diende te worden uitgestraald.

 Uitgerekend op de maandag dat de staatsbegrafenis van koningin Elizabeth plaats zou vinden reisde ik terug naar Nederland. Zou er normaal om zeven uur in de ochtend van een maandag al veel verkeer zijn, op deze, opnieuw ingelaste bank holiday kenmerkten de wegen zich door leegte. Toen ik de snelweg bereikte, viel ook daar meteen op hoe gering het verkeersaanbod was. Bij Heathrow werd het iets drukker, maar vergeleken met eerdere reisdagen door het Verenigd Koninkrijk, bleef het spookachtig rustig op de wegen.

 Ik volgde het verslag van de uitvaart op de radio. Een hele batterij verslaggevers voorzag het gebeuren van commentaar. Geen enkel detail van deze megamanifestatie bleef ongenoemd. Elk gebaar, elke naam, elke epaulet en elke doedelzak werden vermeld. Het woord ‘historisch’ viel weer. En weer. De commentatoren hamerden het woord erin. Toen de dienst in de Westminster Abbey begon, was ik nog zo’n negentig kilometer van Dover verwijderd. En over anderhalf, twee uur zou ik op de boot zitten en daarna in Frankrijk. Dan zou ik niets meer van uitvaart van Queen Elizabeth meekrijgen.

 En zo zou het ook met Engeland gaan. Op 20 september zou Lizzy niet alleen geschiedenis, maar ook vergeten zijn. Heel die pomp and circumstance van haar uitvaart had niet kunnen verhullen dat Engeland een klein, onzeker land vertegenwoordigt te midden van andere, kleinere en grotere onzekere landen in een wereld vol onzekerheden. Niks empire, niks Commonweath, niks fiere zelf- en eigenstandigheid van dit Brittannië van na de Brexit.

 © 2022 Leo van der Sterren