zaterdag 11 april 2020

Burgerlijk ongehoorzaam

Sinds een goede vriend uit Engeland in 2014 voorstelde om het jaar daarop in het noorden van Engeland (Lake District, Yorkshire) de coast-to-coast walk (van de Noordzee naar de Ierse zee of, gebruikelijker, want de wind in de rug, vice versa) te lopen, heb ik mij het wandelen als hobby toegeĆ«igend. Voorheen had ik mij al jaren van sportieve activiteiten onthouden. De laatste keer dat ik gesport had (recreatief zaalvoetballen), was in 2007. Mijn lichaamsbeweging vanaf dat jaar bestond uit het mij naar en van de auto begeven – met een lichaamsgewicht dat zeven jaar later op grond van die instelling te verwachten viel, dus minstens vijftien kilo te zwaar.

Toen in 2016 mijn echtgenote overleed, veranderde de aard van mijn wandelactiviteit. Wandelen was vanaf dat moment niet maar gewoon een min of meer vrijblijvend tijdverdrijf, maar maakte een groot deel uit van wat ik als een soort heelmiddel zou willen bestempelen, een therapie om met verlies en rouw om te gaan. De vrijblijvendheid ervan verdween en promoveerde tot een (meestal prettige) plicht. Het niet voldoen aan die plicht resulteerde in lichte, maar niettemin zodanig zwaarwegende gevoelens van gewetenswroeging dat binnen blijven geen optie was. Sinds 2016 wandel ik veel en fanatiek. Wandeltochten van vijftig kilometer zijn geen uitzondering.

Dit is het weekend van de vierde week dat ik thuis werk. Op de donderdag van de eerste week was ik ’s middags zo gaar van het binnen zitten dat ik mezelf om drie uur het huis heb uitgejaagd en een dik uur gelopen heb. Daar knapte ik van op. Vanaf de tweede week heb ik mezelf gedwongen om elke dag twee wandeltochten te maken. Om twaalf uur loop ik minimaal een half uur en om vier uur minimaal drie kwartier. Naast de langere wandeltochten in het weekend blijkt dit de remedie te zijn tegen de malaise die het gevolg is van het noodgedwongen (alleen) thuis vertoeven. Nog afgezien van de frisse neus, blijf ik door dit regime fit. Bovendien zie ik op deze manier ook nog eens wat andere mensen. Ten slotte mist zo’n wandeling nog steeds zijn therapeutische werking niet, zelfs na al die jaren.

Overigens houd ik mij keurig aan de nieuwe regels, zijnde die van de anderhalve-meter-maatschappij. Ik loop in mijn eentje (ben ik trouwens ook gewend). Als ik mensen tegen kom, dan ga ik uiterst rechts lopen. Wat de langere wandeltochten betreft, die leg ik meestal in afgelegen gebieden af waar bijna niemand komt (ja, die zijn er nog, al worden ze schaarser).

Eergisteren publiceerde NRC een artikel van Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde, en Maartje Willeboordse, bewegingswetenschapper, beiden verbonden aan de Universiteit Maastricht, waarin zij pleitten voor een handhaving van het huidige beleid. Een verscherping van dat beleid, dus een lockdown met een verbod op recreatief buiten verblijven (het regime dat sinds deze week in Frankrijk geldt) zou in hun optiek ‘funest zijn voor het afweersysteem dat we nu zo hard nodig hebben.’ Bovendien is bewegen noodzakelijk om een afname van de spiermassa tegen te gaan, onder andere de spieren om adem te halen die van levensbelang zijn als iemand onverhoopt toch met een Covid-19-besmetting op de Intensive Care belandt. Dit argument voeg ik graag toe aan mijn lijstje van motieven om te wandelen.

Ik acht de kans niet groot, maar mocht de overheid er toch toe besluiten om een uitgaansverbod in te voeren, waarbij het niet meer toegestaan zal zijn om buiten te joggen, fietsen en wandelen, dan moet ik een beroep doen op mijn zelfbeschikkingsrecht als menselijk individu, een recht dat boven welke wet dan ook uitgaat, en kan ik, hoe gezagsgetrouw ik mij normaal ook gedraag, geen gevolg geven aan die lastgeving. De redenen om naar buiten te gaan wegen dan simpelweg zwaarder dan een oekaze van overheidswege. Dan maar burgerlijk ongehoorzaam. Dan maar de kans op een boete. In het geval dat zich het laatste inderdaad zal voordoen, dus dat ik een boete krijg, zal ik die tot de laatste instantie en snik aanvechten.

© 2020 Leo van der Sterren