zaterdag 29 maart 2014

Kleine, tamelijk willekeurige literatuurgeschiedenis

1873. Rimbaud baant de weg naar nieuwe dichterlijke oorden. Hij begint met de elementaire hallucinatie. Een fabrieksgebouw ziet hij voor een moskee aan. Een drumband van engelen trekt met gemak aan zijn geestesoog voorbij. Een salon op de bodem van het meer. Daarna raken zijn visioenen steeds verder onthecht van de werkelijkheid. De prozagedichten van ‘Illuminations’ ballen almaar meer beelden samen die almaar minder door een navelstreng met de werkelijkheid verbonden zijn. De kunst van het lezen van ‘Illuminations’ is dat je deze gedichten eigenlijk juist niet moet lezen: je moet datgene wat je leest onmiddellijk en onvoorwaardelijk in beelden vertalen. De ‘Illuminations’ zijn animatiefilms in woorden.

1885. De symbolisten zijn bij de vierde wolk naar links afgeslagen en bij de vijfde wolk zijn zij stiekem in de bijna onzichtbare nis gedoken die daar gesitueerd is (als je niet weet dat hij er is, dan zweef je er straal aan voorbij). Geen enkele gewone sterveling heeft hen nog kunnen volgen in hun tocht door het wolkendoolhof. De symbolisten hebben vanuit hun hoge positie geen enkel zicht meer op de aarde. En ze zijn zo licht geworden dan ze vanzelf al in de lucht blijven hangen.

1916. Het werk van Lautréamont wordt ontgonnen. Apollinaire doet van zich spreken, maar slechts een enkeling hoort hem. Lautréamont en Apollinaire introduceren het verrassende beeld door de rigoureuze koppeling van ongelijksoortige verschijnselen. Apollinaire munt de term ‘surrealisme’.

1920. Het surrealisme beoogt een talige werkelijkheid te creëren. De wereld van de surrealisten hangt van reeksen autonome, talige beelden aan elkaar die zich door simpele associatie vermenigvuldigen: niet gelieerd aan enige werkelijkheid dient het ene linguïstische beeld het andere op te roepen met als enige leidraad de zo groot mogelijke ongelijksoortigheid van de elementen die de beelden constitueren. Exploratie van het rijk van het onderbewustzijn. Exploratie van het rijk van het toeval. Beide imperia zijn niet begrensd, hun grondgebieden oneindig. Maar hoe weet je, als je druk doende bent met verwoed associëren, wat authentiek subliminaal is en wat niet? Hoe kun je bepalen wat door toedoen van zuiver toeval ontstond en wat niet? Totale vrijheid van het beeld. De saaiheid van het surrealisme.

Bovendien was er al heel veel surrealisme voordat de naam ‘surrealisme’ tot etiket kon worden aangewend.

© 2014 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten