Een mens gedijt op idealen. Soms teert hij zelfs op idealen. Om idealen hangt hoe dan ook een aureool van onmisbaarheid. Voetstoots wordt aangenomen dat het alternatief voor datgene wat op zeker moment het geval is, a priori beter is. Dat alternatief is het ideaal. Dit is het platonisme, in de niet-oorspronkelijke, afgeleide betekenis van platonisme. Niet-oorspronkelijk en afgeleid, het mag zo zijn, maar Plato ontleedde en beschreef een bestaande toestand van verbeelding van Vormen (of Ideeƫn), die eeuwig, perfect en onveranderlijk zijn. Plato was, het moge duidelijk zijn, een wijs man die zijn medemensen tot in hun kern wist te doorgronden.
Hoe groots of ingrijpend ook, een ideaal is in een oogwenk in het leven geroepen, inclusief de begeleidende verschijnselen zoals hunkering, weemoed en nostalgie. Wie zich aan een ideaal overgeeft, begoochelt zichzelf. Begoocheling doet het altijd goed. Een mens zou het bestaan niet kunnen verdragen wanneer hij zichzelf niet op zijn minst een klein beetje voor de gek zou kunnen houden. Maar veel mensen houden zich juist heel erg veel voor de gek. En sommigen kunnen niets anders meer doen. Zij moeten zichzelf bedriegen en voelen zich geroepen de illusie verder te distribueren, zo niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.
Mensen gieten al hun wederwaardigheden in de vorm van verhalen, dus ook hun idealen. Zodra verhalen opgeld doen en ingang vinden, liggen er mythes op de loer – altijd. Nadat mythen zich eeuwenlang ongebreideld konden ontplooien, brak ergens in de twintigste eeuw de tijd van ontmythologisering aan. Maar grote doses van mythische substantie zitten vast in ons genetisch materiaal verankerd en laten zich niet zomaar losrukken en verwijderen. Bovendien wordt mythen temporeel nieuw leven ingeblazen, terwijl zich met enige regelmaat oplevingen van mythevorming voordoen. Mythologie laat zich niet zomaar elimineren.
Het ideaalbeeld bezit dezelfde status als het afgodsbeeld dat als een symbool van de alternatieve wereld beschouwd kan worden. Dezelfde aura. Dezelfde verhevenheid boven de kritiek. Geen kwaad woord over de god. Wee de afvallige. Wee degene die nog verder gaat en het afgodsbeeld wil verbrijzelen. Hij die de god dood wenst, tekent zijn eigen doodvonnis. De demonen aan gene kant van de mythe, onzichtbaar maar alomtegenwoordig, komen in actie. Zij, de tegenbeelden van de idealen maar er onlosmakelijk aan verbonden, doen zich gelden. De wachters van de puurheid van de idealen zullen ongenadig wraak nemen.
© 2013 Leo van der Sterren
zaterdag 2 februari 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten