Gisteren waren we aanwezig bij het derde concert van de Symphonica in Rosso-reeks dat Doe Maar in het Gelredome in Arnhem gaf. Wij beschouwden dit optreden als een tussendoortje – dat wil zeggen tussen John Fogerty en Rufus Wainwright in – want wij hebben nooit zoveel met Doe Maar gehad. Maar het groeide uit tot iets veel groters dan een vluggertje of niemendalletje. De avond begon met een...hoe moet je het noemen...videopresentatie met de foto’s van de Doe Maars als jongelieden, begeleid door de muziek die ze geïnspireerd heeft: Nederlandstalige liedjes uit de jaren zestig, maar bovenal natuurlijk reggae, met de nadruk op Toots and the Maytals (‘Monkey man’, ‘Pressure drop’, enzovoort) – en dus geen Culture of The Congos of, vooruit dan maar, Bob Marley.
En na dat intro zette Guido’s Orchestra in, waarna de mannen van Doe Maar het podium betraden. Vanaf het eerste nummer (dat wij niet kenden, maar wel erg mooi vonden) was het eigenlijk meteen raak. De combinatie van groep en orkest werkte fenomenaal: het was strak en volunineus en loom zoals reggae loom moet zijn, maar ook zonder poespas. En zo werkten Doe Maar en Guido's Orchestra zich door een setlist van bijna drie uur in die uitverkochte, roodgekleurde en snikhete Gelredome met halverwege een kort mobiel halfrondje Nederpop uit de jaren tachtig: de twee Henken van Het Goede Doel, Erik Mesie, Frank Boeijen en Nol ‘Suzanne’Havens. Uiteraard vertolkte Doe Maar de hits die de groep beroemd hebben gemaakt (en ook een aantal minder bekende nummers – maar daarom niet minder mooi): ‘Nederwiet’ (met Belinfante, die ook tromboonde), ‘Is dit alles’, ‘Belle Hélène’, ‘Sinds een dag of 2’, enzovoort, je kent het wel, dat Doe Maar-oeuvre. En het blijft toch altijd verbazen als je bedenkt hoeveel het er zijn, die klassiekers.
Doe Maar leverde leverde op 19 oktober in Arnhem een adembenemend optreden af met een geluid dat klonk als een klok. Het moet tot ver in het Gelderlandse gedaverd hebben. Het publiek werd tot grote hoogten van enthousiasme opgestuwd – een lekkage op het veld deed daar geen afbreuk aan. Toen het ‘geplande deel’ van het optreden was afgelopen, begon het publiek zo massaal en hard te schreeuwen en te fluiten dat het pijn deed aan de oren, iets wat wij nog nooit hebben meegemaakt: het publiek dat meer herrie maakt dan de gesanctioneerde decibel-producenten. Maar mensen moesten gewoon hun oren afschermen, zo ging de menigte te keer. En Doe Maar moest terugkomen – zoveel lawaai viel niet te negeren. En daarna moesten ze nog een keer op. Die tweede en laatste toegift bestond, vanzelfsprekend, uit ‘De laatste X’, het mooiste Doe Maar-nummer dat wij kennen, met die vleug van door het hart snijdende melancholie. Daarmee eindigde een avond die bij ons als gedenkwaardig in het geheugen gegrift staat en die ervoor gezorgd heeft dat wij nu heel veel meer met Doe Maar hebben dan we ooit gehad hebben.
© 2012 Leo van der Sterren
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten