In de periode dat ik bezig was met de lectuur van Sartres roman ‘Walging’ zag ik op zekere avond de Duitse film ‘Das Gelübde’ (‘De gelofte’) van regisseur Dominik Graf op de heilige beeldbuis. Deze film uit 2007 vertelt het verhaal van de relatie tussen de dichter Clemens Brentano en de non en mystica Anna Katharina Emmerick die door Paul van Ostaijen genoemd wordt in zijn gedicht ‘Vers 5’ uit ‘De feesten van angst en pijn’. De film is gebaseerd op de historische roman ‘Das Gelübde’ van Kai Meyer. Toen de film was afgelopen, nam ik mij vastberaden voor ook het boek ter hand te nemen (maar eerst moest ‘Walging’ uit, uiteraard).
De film ‘Das Gelübde’ geeft in een notendopje een beeld van de wereld rond het jaar 1800 die wordt gekenmerkt door de spanning tussen religiositeit en romantiek enerzijds en het op rede gestoelde en naar atheïsme neigende verlichtingsdenken anderzijds, de tegenstelling tussen een platonistisch wereldbeeld dat op het geloof in een bovennatuurlijke werkelijkheid gebaseerd is en een meer op de rede gestoelde, empirische, positivistische ideologie.
Clemens Brentano, geboren in 1778, was een Duitse dichter die door de literatuurgeschiedschrijving naderhand bij de stroming van de romantiek is ingelijfd. Samen met Achim von Arnim gaf Brentano in de jaren 1806 en 1808 ‘Des Knaben Wunderhorn’ uit, een verzameling van oude Duitse volksliedjes, die een enorm succes werd en op talloze schrijvers invloed uitoefende. In 1815 raakte Brentano in een bestaanscrisis die hem terugvoerde naar het geloof en de kerk waartoe hij formeel behoorde, maar die hij feitelijk had afgedankt. Hij werd weer rooms-katholiek. Als voortvloeisel van zijn bekering gaf hij zijn dichterschap op, althans naar buiten toe; feitelijk hield hij zich nog wel degelijk bezig met het vervaardigen van poëzie.
Op dat keerpunt in zijn leven kwam Brentano het verhaal van de Westfaalse non en mystica Anna Katharina Emmerick ter ore en in september 1817 reisde hij naar Dülmen om de zieneres te ontmoeten waarna hij haar jaren lang frequenteerde. Tijdens zijn veelvuldige ontmoetingen met Anna Katharina Emmerick tot haar dood in 1824 noteerde hij de mondelinge weergaven van haar visioenen. Hij zou zestienduizend vellen papier volpennen die hij tot zijn dood in 1842 verwerkte in een aantal boeken die qua authenticiteit een twijfelachtige status hebben omdat Brentano de getuigenissen van de mystica dichterlijk aanvulde en wijzigde waar hij dat nodig achtte. Clemens Brentano belichaamt de rationele, verlichte, atheïstische geest die ondanks die eigenschappen in zijn hunkering naar spiritualiteit het geloof in god omarmt. Dat gegeven vormt dan ook het hoofdmotief van ‘Das Gelübde’.
Regisseur Dominik Graf toont Anna Katharina Emmerick in zijn film bepaald niet als een wereldvreemde droomster, integendeel de mystica komt over als een mondige vrouw die niet zonder humor in het leven staat. Haar levensgeschiedenis staat in het teken van het geloof. Anna Katharina Emmerick werd in 1774 in Coesfeld geboren. Als kind al vergaarde zij een enorme bijbelkennis. Aan het begin van de negentiende eeuw trad zij in in een klooster van de Zusters Augustinessen te Dülmen, een plaatsje op zo’n vijftig kilometer ten zuidoosten van Winterswijk, niet ver van steden als Deventer, Münster, Kevelaer – oorden met een zekere religieus-historische faam.
Op een gegeven moment presenteerde de ziekelijke en zwakke Emmerick zich als visionaire en verschenen de stigmata. Deze wonden – op dezelfde plekken op het lichaam waar Jezus Christus die gehad zou hebben – kwamen en gingen naar believen, zo luiden de getuigenissen. De mystica was het willoze slachtoffer van de stigmata en van de staat van extase waarin zij te pas en te onpas belandde. Als devote religieuze berustte zij in die situatie die onder de gelovige bevolking echter de nodige beroering teweegbracht. Zowel kerkelijke als wereldlijke regeerders luidden alarm. Hier zou zich een geestelijke autoriteit kunnen manifesteren die een bedreiging voor het seculiere gezag zou kunnen vormen of die zelfs aanleiding zou kunnen geven tot verzet van een onmondig plattelandsproletariaat tegen de overheden. Dat proletariaat morde omdat het straatarm was en zich onderdrukt voelde. Het had bovendien veel te lijden gehad van de verschrikkingen van de Napoleontische oorlogen en van mislukte oogsten als gevolg van de uitbraak van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815, aanleiding voor Lord Byron om zijn apocalyptische gedicht ‘Darkness’ te schrijven. Om de kleinste blijk van of aanzet tot een alternatief gezag bij voorbaat in de kiem te smoren, zagen de autoriteiten zich genoodzaakt om de non aan pijnlijke en vernederende lichamelijke onderzoeken te onderwerpen. Die visitaties dienden slechts één doel, namelijk het bedrog door de gestigmatiseerde aan te tonen ten einde haar geloofwaardigheid en daarmee haar potentiële macht te ontkrachten, een macht die weliswaar stoelde op een archaïsche heilsboodschap, maar daarom niet minder groot kon worden.
En dat is een andere pijler waarop het verhaal van de film rust. Ten behoeve van de contrastwerking verdelen de draaiboekauteurs Dominik Graf en Markus Busch het toenmalige gebied van de Duitse staatjes in twee grote blokken. Zij benadrukken de tegenstelling tussen het protestantse, maar niettemin verlichte noordelijke deel van de Duitse landen en de katholieke, middeleeuws achterlijke rest, grofweg te zuiden van de lijn Meppen, Osnabrück, Padernborn, Kassel en Coburg. Graf en Busch doen de historische werkelijkheid geweld aan omdat zij niet alleen de eenheid van de Duitse landen, met het ‘aufgeklärte’, militairistische, spartaanse Pruisen als machtscentrum, maar ook de Kulturkampf – de strijd van de Pruisische staatsmacht onder Von Bismarck tegen de katholieke kerk – als het ware antedateren. Voor het gemak situeren zij 1872 in 1818.
‘Das Gelübde’ staat in schril contrast met ‘Walging’. De film gaat over de mens die het geloof in een god vindt of terugvindt en die zijn ziel en zaligheid toevertrouwt aan die god. Het boek doet juist kond van de gedespiritualiseerde, maar verlichte mens die geen god meer heeft om op terug te vallen en die zijn leven zelf zinvol dient te vullen.
© 2012 Leo van der Sterren
zondag 7 oktober 2012
De non en de dichter
Labels:
Anna Katharina Emmerick,
Clemens Brentano,
Das Gelübde,
Mystiek,
walging
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten