Ayaan, dochter van Hirsi,
de zoon van Mogan,
zoon van Oosse,
zoon van Guleid, enzovoort,
uit het geslacht van Osman
van de oervader Darod.
Ik ging uit mijn Somalië vandaan
en ben naar Nederland gegaan.
Mijn naam – ik noem mijzelf Ayaan
en plak daar nog wat namen aan.
Cheruba, zoon van Drog,
zoon van Bran,
zoon van Ismael.
De stam van de Karo.
Tirza, dochter van Chaam,
zoon van Mosse,
zoon van Tekenat.
De stam van de Tenasse.
Jeberti, zoon van Krim,
zoon van Seth,
zoon van Alemseghed.
De stam van de Sidama.
Ayaan, de dochter van Hirsi,
uit de vermaledijde wijdheid
van Somalië verjaagd,
ben heden uit de aartsbenepen smalte van
het lage land ook weggesmoord
en zonnestralen werden rode tranen
terwijl de maan verbolgen snotterde
en mannen zetten maskers op van ernst
op kernen van een altruïstische lubriciteit
en allerwegen klonken de vermaningen
dat goden zich niet lieten lijmen
met leugens en de vrouwen lachten in
hun vuisten want de schone uit Somalië
verkaste veilig naar verenigd statenland
ver over zeeën, oceanen met perverse
zeedieren, en de kansels bleven leeg die dag
en zeven keren zeven dagen
verdronk de lucht in tranenvocht van zon en maan,
en hore wie het horen wil
het janken van de geile mannenbroeders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten