Vandaag viel de brochure ‘Evolutie of schepping. Wat geloof jij?’ in de brievenbus (‘jaargang 1 nr. 1’ staat er dreigend in de marge rechtsonder – er gaan dus meer nummers komen). ‘Evolutie en schepping’ is de spreekbuis van het zogenaamde creationisme. Creationisten zijn protestantse en rooms-katholieke christenen die uit hoofde van hun geloof de rotsvaste en onwrikbare mening zijn toegedaan dat het scheppingsverhaal zoals dat in het boek Genesis van het Oude Testament staat, de enig juiste beschrijving van het ontstaan van de aarde biedt. De tegenhanger van die opvatting, de evolutietheorie, doet in hun optiek de waarheid fundamenteel en op amorele wijze geweld aan. Het initiatief van de verspreiding van ruim zes miljoen brochures in een samenleving die verregaand geseculariseerd is, heeft een groot aantal reacties uitgelokt waaronder abjecte, onterecht polariserende en verwerpelijke reacties die symptomatisch zijn voor de welig tierende verruwing binnen de maatschappij, een verruwing die mede is voortgekomen uit de secularisatie.
Maar hoe verstard of irritant de creationisten ook mogen overkomen, zij trachten hun standpunten in elk geval met argumenten te staven. Al kan ik me anderzijds niet helemaal losmaken van het gevoel dat, mochten de orthodoxe christenen het onverhoopt toch voor het zeggen krijgen, de kans niet ondenkbeeldig is dat de christelijke vredelievendheid weer ontaard in middeleeuwse rechtvaardigheidszin.
De creationisten hebben zich ingegraven aan de uiterste rechterzijde van het spectrum van geloofsovertuigingen die in de westerse wereld vigeren. De conservatieve protestantse en rooms-katholieke christenen vormen de bij uitstek dogmatische partij als het om geloofszaken, waaronder het scheppingsverhaal, gaat: in de regel zijn zij niet voor rede vatbaar. Aan de linkerzijde van het gamma hebben de aanhangers van de evolutietheorie zich geposteerd, zij het minder militant: de wetenschap dat zij het gelijk aan hun zijde hebben, verleent hen het meer natuurlijke en daarmee grotere gezag, een autoriteit die de creationisten ten enenmale ontberen.
Tussen beide extremen hangt de overgrote massa van mensen die zich niet de moeite getroosten om over de dingen van leven en dood te reflecteren. Het zijn de leden van deze horde die op de vraag of het boek Genesis de enig juiste scheppingsleer bevat, een ontkennend antwoord geven omdat zij in weerwil van hun ontologische desinteresse hebben meegekregen dat de wetenschap de evolutietheorie als de enige juiste hypothese met betrekking tot het ontstaan van de aarde aanvaard heeft. En gevraagd of zij in een god geloven, volgt er meestal iets in de trant van: nee, maar ik denk wel dat er iets is of moet zijn. Het zijn de leden van deze kudde, die hun onnadenkendheid verbergen achter een goedkoop en vrijblijvend ietsisme, die desgevraagd blindelings de stelling zullen genereren dat hun zielen straks wel degelijk in een soort hiernamaals zullen voortleven.
De mensen die deze menigte constitueren, zwijgen meestal, maar als hen het vuur aan de schenen wordt gelegd, blijken zij de contradictie te belichamen. Acceptatie van de evolutietheorie gaat in één moeite door met hun vage geloof in het bestaan van een metafysische kracht. De zekerheid dat de mens een zoogdier is en van de aap afstamt gaat hand in hand met de overtuiging dat god grote plannen met de mens heeft gehad en dat de mens het doel van de schepping uitmaakt. Het zijn deze vanzelfsprekendheden die maken dat de grote, gedachteloze, stommetje spelende massa steun en troost put uit wat pertinente onwaarheden en aperte onzinnigheden zijn. Als de weke schil van het ietsisme van al die mensen afgepeld zou worden en als vervolgens aan de plotseling weerloze stakkers de uiterste, maar logische consequenties van de evolutietheorie geopenbaard zouden worden, zou hen de schrik om het hart slaan.
Te vuur en te zwaard verdedigen de protestantse en rooms-katholieke christenen die zich creationisten noemen, precies dezelfde waarden als de grote massa van ongeïnteresseerde lieden even stiekem als achteloos koestert. Maar zij doen dat met de rigorositeit, starheid en gebrek aan humor die zo kenmerkend zijn voor een fundamentalistische instelling. Een dergelijke presentatie schrikt af. Gelukkig maar.
© 2009 Leo van der Sterren.
maandag 23 februari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten