vrijdag 9 november 2018

Apollinaires dood




Op zaterdag 9 november 1918 zitten zijn echtgenote Jacqueline en zijn vrienden Max Jacob en Jean Cocteau in het appartement 202 boulevard Saint-Germain rond het bed van Guillaume Apollinaire die sinds enkele dagen de griep onder de leden heeft. Op 3 november had Apollinaire nog bij restaurant Baty geluncht met Blaise Cendrars die hem bij die gelegenheid een flacon Haarlemmerolie had meegegeven waarvan Cendrars later beweren zou dat hij die op de achtste november ongeopend bij de dichter had aangetroffen.

Waarschijnlijk voelde Apollinaire zich op 3 november al niet lekker en had Cendrars hem daarom de Haarlemmerolie meegegeven. Een goedbedoelde vriendendienst. Omdat Cendrars besefte dat Apollinaire de ernstige verwonding aan het front in 1916 en de daarop volgende operatie nooit helemaal te boven was gekomen. Apollinaire bleef zwak en ontvankelijk voor aandoeningen. Aan het begin van het jaar had hij nog longontsteking gehad. En nu is de dichter van ‘Zone’ en ‘Calligrammes’ serieus geveld door de griep. Serieus ja, want het gaat niet om een gewoon griepje, het gaat om de Spaanse variant die sinds kort als een soort moderne zwarte pest hele volksstammen decimeert en aldus het morbide sluitstuk vormt van vier apocalyptische oorlogsjaren.

Maar wat hij naderhand ook beweren moge, Blaise Cendrars is er niet bij daar aan 202 boulevard Saint-Germain – niet op de achtste, als er al gewaakt wordt bij de dichter, en evenmin op de negende. Dat van die ongeopende flacon Haarlemmerolie moet op een eerdere dag geweest zijn, tussen de derde en de achtste van die maand, net als zijn bewering dat hij dokter Capmas op de achtste november heeft laten komen. Of Cendrars heeft het uit zijn duim gezogen. Hij is in elk geval ook een dichter.

Op zeker moment op die negende november dringen er van buiten op straat kreten en uitroepen door: ‘à mort Guillaume’, ‘à bas Guillaume’. Mocht Apollinaire die spontane uitingen van volkswoede geregistreerd hebben, dan zullen die hem zeer bevreemd hebben, en misschien zelfs beangstigd. ‘Hebben ze het over mij?’ zal hij in zijn koortsachtige verwarring gedacht hebben. Maar die spontane uitingen van volkswoede waren gericht tegen de Duitse keizer Wilhelm II die dan net afstand van de troon heeft gedaan. En waarschijnlijk had de Spaanse pest Apollinaires bewustzijn al dermate gereduceerd dat hij helemaal niets meer opmerkte.

Om vijf uur in de middag als de schemering zich op Parijs neerlegt en donkerte de kamer vult, buigt iemand zich over de zieke. Maar die is dan al niet ziek meer. Men steekt een lamp aan. Apollinaire oogt kalm en jong. ‘Son visage est calme et tout jeune,’ zal Cocteau om middernacht schrijven in een brief aan André Salmon. Maar eerst : ‘Le pauvre apollinaire [sic] est mort’. En Picasso is er kapot van. ‘Picasso est trop triste pour écrire’. Twee dagen voordat de wapenstilstand in het westen een einde maakt aan de laatste krijgshandelingen van de Eerste Wereldoorlog heeft de Spaanse griep een einde gemaakt aan het leven van de grote dichter Guillaume Apollinaire, vandaag precies honderd jaar geleden.

© 2018 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten