zaterdag 30 oktober 2010

Enumeratie 2

‘Dab-it-off, Windolene, Dura-glit, Brasso, Brillo, Rinso, Lifebuoy, Silvikrin, Amm-i-dent, Delrosa Rose Hip Syrup, Mr Therm, Put-U-Up, Toni Perms, hair-nets, head-scarves, Jaeger, Ladybird T-shirts, rompers, knicker elastic, cycle clips, brogues, Clark's sandals, Start-rite (that haunting rear view of two small children setting out on life's path), Moss Bros, tweed jackets, crests on blazers, ties as ID, saluting AA patrolmen, driving gloves, Austin Cambridge, Morris Oxford, Sunbeam Talbot, starting handles, indicator wings, Triumph, Norton, sidecars, Raleigh, Sturmey-Archer, trolley-buses, Green Line, I-Spy, Hornby Dublo, Tri-ang, Dinky, Meccano, Scalextric, Subbuteo, Sarah Jane dolls, Plasticine, Magic Robot, jumping jacks, cap guns, Capstans, Player’s Navy Cut, Senior Service, Passing Clouds, cigarette boxes, Dagenham Girl Pipers, Saturday-morning cinema, Uncle Mac, Nellie the Elephant, The Laughing Policeman, fountain pens, Quink, napkin rings, butter knives, vol-au-vents, Brown Windsor soup, sponge cakes, Welgar Shredded Wheat, Garibaldis (squashed flies), Carnation, Edam, eat up your greens, Sun-Pat, Marmite sandwiches, hard-boiled eggs, semolina, shape, sucking oranges through sugar cubes, Tizer, Quosh, Kia-ora Suncrush, dandelion and burdock, Tom Thumb drops, Sherbert Fountains, Spangles, Trebor Chews, barley twists, blackjacks, fruit salads, aniseed balls, pineapple chunks, Big Chief Dream Pipe, flying saucers, traffic-light lollipops, gobstoppers. The agonising dilemma at the ice-cream van: a big one for 6d or two small ones for 3d each?’

Met deze opsomming begint David Kynaston het hoofdstuk ‘Family Favourites’ in het tweede deel, ‘Family Britain’, uit zijn zesdelige geschiedenis van Engeland tussen 1945 en 1979: ‘Tales of a New Jerusalem’. Het betreft een enumeratie, met her en der een observatie die de tijd typeert, van artikelen en merken van artikelen die in het Engeland van de jaren vijftig van de vorige eeuw tot de favorieten van de gezinnen behoorden. Het zijn de namen die je in huishoudens aan kon treffen – en sommige namen ook in Nederlandse huishoudens – in een decennium dat de welvaart, na de verschrikkelijke jaren dertig en veertig, sprongsgewijze toenam.

© 2010 Leo van der Sterren

woensdag 20 oktober 2010

Steve Miller en Amsterdam




















Na een afwezigheid van meer dan 25 jaar doet The Steve Miller Band Europa aan. Zij die de groep rondom de Texaanse zanger en gitarist een beetje volgen, zullen zich een van de laatste keren dat hij met zijn groep in Europa op het podium stond, ongetwijfeld nog herinneren. Dat optreden, op de Loreley, werd toen door Rockpalast op de Duitse televisie uitgezonden. We schrijven het jaar 1983.

Maar nu is hij er weer. Op 19 oktober, op een wat kille avond in een nat Amsterdam, trad The Steve Miller Band op in de Heineken Music Hall en creëerde een avond vol warmte en nostalgie. Mensen die gewend zijn om enkel onsystematisch, onbewust en argeloos naar de radio te luisteren, zullen bij de naam Steve Miller misschien aan ‘Fly like an eagle’ denken, en misschien nog aan ‘The joker’ (of juist omgekeerd). Daarna houdt het in de regel op (mijn dochter, 21 jaren jong, kende ‘Fly like an eagle’ wel, maar dacht dat het van Jamiroquai was). Maar The Steve Miller Band bezit onmiskenbaar de allure van een heuse hitmachine, getuige de grote hoeveel schokken van herkenning die zich gedurende het concert voordeden. Naast al die klassiekers, die meer dan veertig jaar beslaan, speelde de Space cowboy bijna alle nummers van zijn nieuwste album ‘Bingo’, waaronder een versie van Otis Reddings duet met Carla Thomas uit de zestiger jaren van de vorige eeuw, ‘Tramp’, maar dan tot vettige swamp rocker getransformeerd.

Van het openingsnummer ‘Jet airliner’ tot de uitsmijter van de reguliere set, een prachtige, lang uitgesponnen vertolking van de klassieker ‘Fly like an eagle’, gekenmerkt door mooi gitaarwerk van Miller, hield de groep het tempo hoog, met als enige uitzondering een korte akoestische set.

Voorafgaand aan de akoestische versie van ‘Seasons’ refereerde de vrolijke Texaan aan een ander optreden in Amsterdam, begin zeventiger jaren van de vorige eeuw, in het Concertgebouw, toen er in die tempel van muziekcultuur – huis van Mahler en Mengelberg – nog rockgroepen optraden (mochten optreden). Hoe hij, enigszins onder de invloed van drank en hasj, het podium op moest en zich realiseerde dat, ten einde daar te komen, hij die lange rode trap af diende te dalen, hetgeen niet zonder moeite ging. Waarna een deel van het concert, waaronder dat nummer, ‘Seasons’, ten onder ging in feedback. Na ‘Seasons’ droeg Miller, iets minder vrolijk plots, de akoestische versie van ‘Wild mountain honey’ op aan het publiek in Amsterdam, toen en nu, en aan de vorig jaar overleden harmonica maestro Norton Buffalo, die 32 jaar lang deel heeft uitgemaakt van The Steve Miller Band.

Speciale vermelding komt aan de ontwerper van het decor toe. Galaxy of guitars. Rob Roth, bekend van onder andere 'Beauty and the Beast', ontwierp voor deze show een prachtige driedimensionale achtergrond van gitaren in een wervelende draaikolk. De avond stond ook onmiskenbaar in het teken van de gitaar – volgens mij had de groep voor de verandering wel een stuk of driehonderd verschillende exemplaren meegenomen. Maar Miller staat niet voor niets te boek als een begenadigd gitaarspeler – die stellen terecht hoge eisen.

Het bijna twee-en-een-half uur durende concert werd afgesloten met een lange encore bestaande uit het obligate ‘The joker’, gevolgd door onder andere ‘Gangster of love’ en ‘Space cowboy’, daarmee de alter ego’s van meneer Miller uitputtend. Die laatste twee nummers zullen in de VS wat bekender zijn dan in Europa waardoor de bis niet tot de apotheose leidde die je op grond van de overvloed aan bekend materiaal dat nog niet gespeeld was (‘Macho city’, ‘Wintertime’ ‘Threshold’, ‘True fine love’) verwacht had mogen worden. Desalniettemin verdient de muzikale visite die Steve Miller aan Amsterdam bracht, onmiskenbaar het predicaat gedenkwaardig.

© 2010 Leo van der Sterren (foto © 2010 Ferdy Damman)

zaterdag 16 oktober 2010

Fabula rasa

Het bos der Zoniën net onder Brussel.

Een bomenzee. Een open plek. Een gloed.

Een kampvuur zonder kamp. Anomalie.

Pupil die fonkelt in een geestesoog.

Er klost een jongen rond het rood, goud, groen.

Een slungel met een wulpse blik van norsheid.

Hij pleegt een soort Ardense boerenpolka

zoals de inboorlingen die vertolken

in die bizarre Waalse film ‘Calvaire’.

Al hossend kwaakt hij als een everzwijn,

terwijl elfduizend raven hem bespoken

en ook de schaduw van de Maagd van Spa.

Hij slingert op zijn Gallisch bandjes

met kaki kaften in de brandhaard.

De vlammen vreten ze wat gretig op.

En zo gaan alle exemplaren van

‘Een jaargetijde in de hel’ die nog

bij Poot op zolder lagen, op in rook,

daar in het bos der Zoniën bij Brussel.


© 2010 Leo van der Sterren

donderdag 14 oktober 2010

Een kaartenhuisregering

Vandaag heeft de moede koningin het kabinet Rutte-Verhagen van VVD en CDA dat geschraagd wordt door de PVV van Wilders beëdigd. Een gewrocht van tunnelvisie zonder weerga. Als je maar lang genoeg tegen elkaar aan lult, ga je vanzelf in de grootste onzin geloven en worden de meest dwaze projecten nog doenbaar. Met de installatie van de nieuwe regering beleeft Nederland, als natie met een democratisch bestel, een van de zwartste dagen die het ooit gekend heeft, omdat een ondemocratische beweging gedoogsteun mag verlenen aan een regering die voor een niet onbelangrijk deel uit niets ontziende machtswellustelingen bestaat. Maar het is niet alleen een zwarte dag, het is praktisch gezien ook gewoon een slechte dag voor de democratie, omdat het bestuur van het land en de toch al zo onder druk staande traditie van de democratie geen baat zullen hebben bij de regering die gedoemd is om binnen de kortste keren in elkaar te storten, zoals een waar kaartenhuis betaamt. Het is tekenend dat het kabinet her en der al Rutte 1 wordt genoemd, vol vertrouwen dat Rutte in de voetsporen van zijn voorganger als politieke brekebeen zal treden.

Geert Wilders, alleenheerser over de PVV, vormt in de regeeranomalie een geval apart. Wilders komt uit Venlo, in het noorden van de provincie Limburg. In andere provincies worden Limburgers getypeerd als gezagsgetrouw, overwegend rooms-katholiek, makkelijk in de omgang, Bourgondisch en carnavalesk. Afgezien van het feit dat het over een kam scheren van bevolkingsgroepen sowieso al risico’s inhoudt, lijkt de vraag gerechtvaardigd of bovengenoemde karakteriseringen van de doorsnee Limburger nog wel geldigheid bezitten.

Behalve deze min of meer gunstige eigenschappen kleeft er een ander, pejoratief kenmerk aan de Limburgers, al staat ook de houdbaarheid van deze typering onder druk – wat de huidige generatie Limburgse politici bijvoorbeeld betreft, Verhagen, Leers, Eurlings schijnen zich er in elk geval maar weinig aan gelegen laten te liggen. En het lijkt erop dat die conclusie voor het grootste deel van de Limburgse intelligentsia opgaat. Maar Wilders heeft er wel last van. Wilders gedraagt zich namelijk als een voorbeeldige exponent van de verzameling Limburgers die lijden aan een minderwaardigheidsgevoel. Dat besef van minderwaardigheid, van minder zijn dan andere Nederlanders, vloeit voort uit een niet uit de lucht gegrepen achtergesteldheid die zijn oorsprong vindt in een tijdperk in de geschiedenis, namelijk in de voor de Lage Landen zo woelige zestiende eeuw. Sindsdien zijn steeds minder, maar toch teveel Limburgers behept met die notoire notie van inferioriteit.

De gevolgen van het minderwaardigheidscomplex van sommige Limburgers zijn tweeledig: een over het algemeen grote solidariteit met andere vermeend of niet vermeend achtergestelde gebieden, zoals bijvoorbeeld met de Achterhoek of met Drenthe, en een nauwelijks verholen vijandigheid ten opzichte van ‘het westen’. Als er wordt gesondeerd naar de achtergrond van die animositeit, dan realiseren de patiënten zich plotseling met een schok dat zij geacht worden rationele argumenten te berde te brengen. En dan wordt het moeilijk. Want die zijn er niet. De lijders breekt het zweet uit. Tremors leggen ledematen lam. Zij stamelen een nauwelijks verstaanbaar gemompel. De martelaren blijken hun motieven slechts moeilijk onder woorden te kunnen brengen en drukken zich uit in vaagheden en sofismen. Maar intussen leidt die vijandigheid wel tot rancune. Wilders wordt gedreven door die typisch Limburgse rancune die hij met de vaardigheid van een tovenaarsleerling door zijn angsten roert: zijn xenofobie, zijn islamfobie, zijn sociale fobie, zijn fobie voor politiek links, zijn fobie voor alle uitingen van culturele aard die hij niet begrijpt of begrijpen wil. Het goedje dat ontstaat is op zijn minst ongezond – en wellicht toxisch.

© 2010 Leo van der Sterren

zaterdag 9 oktober 2010