De afgrond, bodemloos, onoverbrugbaar
je vliegt er overheen. De woeste vloed,
niet te begaan, maar onderaardse gangen
je vliegt er overheen. De woeste vloed,
niet te begaan, maar onderaardse gangen
ontkrachten de impasse. Jij verschaft
je brood, wijn en juwelen. Daarvoor werk
je elke dag, staand bij de kantelen.
Je prikt door misten, worstelt flink je door
struwelen die als ondoordringbaar gelden.
Het zijn – en dit is het banale zijn –
is doorgaan om het doorgaan, voortgaan om
het voortgaan, ook al riekt en grient de aarde,
een ziek, versleten paard met slechts twee benen,
een voor, een achter, en verwelkte ogen.
Dat paard van Nietzsche en dan dat van Hohl.
Jim Morrison: onze muziek is vaak,
geloof ik, duister en naargeestig, over
iemand die zich niet thuis voelt, iemand die
niet helemaal op zijn gemak is, die
onzeker over alles is. Ik wil
dat wij een stuk muziek ooit componeren
dat over echt op je gemak zijn gaat,
dat pure, ongebonden vreugde uitdrukt.
Het duurde even voor bij Aragon
de schellen van de ogen vielen en
het kwartje ging dat bij ‘Pierre, ce sont
des hitlériens’ in de gleuf al stak.
Uit, vuige dril. Waar is je luister nu?
Ik, meningloos en onideologisch,
ik baan mezelf een weg door oude wouden
van steen, staal en beton, door grijs en grauw.
Maar wee, als me het vuur gelegd wordt aan
de schenen, als een maniak of monster
met dreiging van geweld mij een opinie
of visie opdringt, dan verloochen ik
die iele blindedarm van waardigheid,
dan buig ik als een knipmes en begin
als een zeloot met vlaggen te jongleren
totdat het zweet me om de oren zwiept.
Sinds wij bestaan, wij mensen, doen we er
niet toe, maar we beseffen dit gegeven
pas relatief recent, op het moment
dat plots we onze goden gingen doden.
je brood, wijn en juwelen. Daarvoor werk
je elke dag, staand bij de kantelen.
Je prikt door misten, worstelt flink je door
struwelen die als ondoordringbaar gelden.
Het zijn – en dit is het banale zijn –
is doorgaan om het doorgaan, voortgaan om
het voortgaan, ook al riekt en grient de aarde,
een ziek, versleten paard met slechts twee benen,
een voor, een achter, en verwelkte ogen.
geloof ik, duister en naargeestig, over
iemand die zich niet thuis voelt, iemand die
niet helemaal op zijn gemak is, die
onzeker over alles is. Ik wil
dat wij een stuk muziek ooit componeren
dat over echt op je gemak zijn gaat,
dat pure, ongebonden vreugde uitdrukt.
de schellen van de ogen vielen en
het kwartje ging dat bij ‘Pierre, ce sont
des hitlériens’ in de gleuf al stak.
Uit, vuige dril. Waar is je luister nu?
ik baan mezelf een weg door oude wouden
van steen, staal en beton, door grijs en grauw.
Maar wee, als me het vuur gelegd wordt aan
de schenen, als een maniak of monster
met dreiging van geweld mij een opinie
of visie opdringt, dan verloochen ik
die iele blindedarm van waardigheid,
dan buig ik als een knipmes en begin
als een zeloot met vlaggen te jongleren
totdat het zweet me om de oren zwiept.
niet toe, maar we beseffen dit gegeven
pas relatief recent, op het moment
dat plots we onze goden gingen doden.
© 2022 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten