In juni van dit jaar verbleef ik een week in Engeland. De
reisdag naar Ludlow in Shropshire viel samen met de tweede dag van het geprolongeerde
weekeinde vol feestelijkheden ter ere van het jubileum van koningin Elizabeth,
door haar bevolking liefkozend Lizzy genoemd. Mensen profiteerden van deze
vrije vrijdag. De wegen en de services kolkten over. Maar het land was
in een goede stemming. Het land had zich versierd voor de Platinum Jubilee.
Overal hingen Engelse vlaggen in allerlei vormen en formaten: de grote vlaggen fier
in top van de palen, de slingers met driehoekige union jacks aan de
gevels van huizen, aan hekken en in winkels. Overal prijkten foto’s van hare
majesteit: als jonge vrouw, als dame van middelbare leeftijd, als oud vrouwtje,
glimlachend om de eindigheid der dingen. In aanvulling op de talloze officiële evenementen
werden er in buurthuizen en gemeenschapscentra feesten en partijen
georganiseerd. Overal kwamen mensen samen om het jubileum van hun Lizzy te
vieren.
Op de dag na het overlijden van koningin Elizabeth reisde
ik weer door Engeland, richting de Midlands. Het was een drukke vrijdag met
uitpuilende snelwegen. Opnieuw hingen de vlaggen aan de palen, maar nu half
stok, en opnieuw bood het land dezelfde aanblik als in juni, al werden veel van
de geëtaleerde foto’s van de koningin nu beheerst door een stemmig zwartwit.
In de media deden ronkende teksten de ronde waarin de
overleden vorstin overladen werd met loftuitingen en eerbewijzen. Men roemde
haar plichtsbesef en haar eenvoud (die relatief, zeer relatief was). Men prees
haar voor de wijze waarop zij haar ambt had vervuld. waarop zij het land
‘bijeen gehouden had’, wat dat ook betekenen moge. Het moment had – het woord
viel vaak – een ‘historische’ allure.
Tot de categorie van het legendarisch-historische zou ook
de uitvaart dienen te vallen. Een gedenkwaardige dag zou het moeten worden
waarop het Verenigd Koninkrijk nog eens goed zou uitpakken. Er moest een
staatsbegrafenis komen die niet licht in de vergetelheid mocht geraken. De
grootheid van Engeland met zijn voormalige empire-status, zijn Commonwealth en,
na Brexit, fiere eigenzinnigheid diende te worden uitgestraald.
Uitgerekend op de maandag dat de staatsbegrafenis van
koningin Elizabeth plaats zou vinden reisde ik terug naar Nederland. Zou er
normaal om zeven uur in de ochtend van een maandag al veel verkeer zijn, op
deze, opnieuw ingelaste bank holiday kenmerkten de wegen zich door
leegte. Toen ik de snelweg bereikte, viel ook daar meteen op hoe gering het
verkeersaanbod was. Bij Heathrow werd het iets drukker, maar vergeleken met eerdere
reisdagen door het Verenigd Koninkrijk, bleef het spookachtig rustig op de
wegen.
Ik volgde het verslag van de uitvaart op de radio. Een
hele batterij verslaggevers voorzag het gebeuren van commentaar. Geen enkel
detail van deze megamanifestatie bleef ongenoemd. Elk gebaar, elke naam, elke
epaulet en elke doedelzak werden vermeld. Het woord ‘historisch’ viel weer. En
weer. De commentatoren hamerden het woord erin. Toen de dienst in de
Westminster Abbey begon, was ik nog zo’n negentig kilometer van Dover
verwijderd. En over anderhalf, twee uur zou ik op de boot zitten en daarna in
Frankrijk. Dan zou ik niets meer van uitvaart van Queen Elizabeth meekrijgen.
En zo zou het ook met Engeland gaan. Op 20 september zou
Lizzy niet alleen geschiedenis, maar ook vergeten zijn. Heel die pomp and
circumstance van haar uitvaart had niet kunnen verhullen dat Engeland een
klein, onzeker land vertegenwoordigt te midden van andere, kleinere en grotere
onzekere landen in een wereld vol onzekerheden. Niks empire, niks Commonweath, niks fiere zelf- en
eigenstandigheid van dit Brittannië van na de Brexit.
© 2022 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten