vrijdag 31 mei 2013

De magie van het woord 2

Een zekere ‘arthureaton’ was zo vriendelijk mij erop te attenderen dat het citaat van Hannah van Binsbergen dat ik in ‘De magie van het woord’ (Uitpost Kephala, 12 april 2013) opnam en dat ik enigszins kritisch bejegende – ‘Woorden zijn van oorsprong magisch en hebben in de moderne tijd eigenlijk weinig van hun oude magie verloren’ – een parafrase was van een zin uit de ‘Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse’ van Sigmund Freud. Bedankt, ‘arthureaton’.

Het gaat om de volgende passage in de ‘Vorlesungen’.
‘Das ist leider alles anders in der Psychoanalyse. In der analytischen Behandlung geht nichts anderes vor als ein Austausch von Worten zwischen dem Analysierten und dem Arzt. Der Patient spricht, erzählt von vergangenen Erlebnissen und gegenwärtigen Eindrücken, klagt, bekennt seine Wünsche und Gefühlsregungen. Der Arzt hört zu, sucht die Gedankengänge des Patienten zu dirigieren, mahnt, drängt seine Aufmerksamkeit nach gewissen Richtungen, gibt ihm Aufklärungen und beobachtet die Reaktionen von Verständnis oder von Ablehnung, welche er so beim Kranken hervorruft. Die ungebildeten Angehörigen unserer Kranken – denen nur Sichtbares und Greifbares imponiert, am liebsten Handlungen, wie man sie im Kinotheater sieht – versäumen es auch nie, ihre Zweifel zu äußern, wie man “durch bloße Reden etwas gegen die Krankheit ausrichten kann”. Das ist natürlich ebenso kurzsinnig wie inkonsequent gedacht. Es sind ja dieselben Leute, die so sicher wissen, daß sich die Kranken ihre Symptome “bloß einbilden”. Worte waren ursprünglich Zauber, und das Wort hat noch heute viel von seiner alten Zauberkraft bewahrt. Durch Worte kann ein Mensch den anderen selig machen oder zur Verzweiflung treiben, durch Worte überträgt der Lehrer sein Wissen auf die Schüler, durch Worte reißt der Redner die Versammlung der Zuhörer mit sich fort und bestimmt ihre Urteile und Entscheidungen. Worte rufen Affekte hervor und sind das allgemeine Mittel zur Beeinflussung der Menschen untereinander. Wir werden also die Verwendung der Worte in der Psychotherapie nicht geringschätzen und werden zufrieden sein, wenn wir Zuhörer der Worte sein können, die zwischen dem Analytiker und seinem Patienten gewechselt werden.’

(Sigmund Freud, ‘Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse’. Berlin, 1930, pp. 9 – 10.)

Sigmund Freud. Ja, en wat dan nog? Moet dat indruk maken? Moet ik dan als een knipmes buigen? Met stomheid geslagen zijn? Mijn zonde van de overmoed inzien en betreuren? Freud geldt als een van de grootste pioniers en autoriteiten op het eindeloze en desolate gebied van de menselijke psyche, jazeker. Een voortrekker in de vooruitgang van de mens. Een van de katalysatoren van de evolutie. Maar dat wil niet zeggen dat Freud en alles wat Freud te berde bracht, zalig maken. Een groot aantal stellingen en leerstukken die Freud introduceerde – als pionier en later als autoriteit, maar wel op het terrein van de humanoria waarop veel zaken niet objectief te meten zijn – staat onder druk. Freuds paradepaardje, de psychoanalyse, is zelfs ten prooi gevallen aan een waar kruisvuur.

Maar dan de passage zelf. Als Freud met de vetgedrukte woorden bedoelt dat er vroeger, in 400 voor Christus of in 1211 A.D. of in 1648, werd gemeend dat er magische krachten in woorden schuilden, dan klopt zijn analyse. Mensen kenden in het verleden aan woorden vermogens van tover toe, zoals ze dat bij allerlei andere fenomenen (en sommigen zelfs bij alles) deden. Zelfs nu zijn er nog mensen...maar daarover later. Echter dat schrijft Freud niet, dat staat er niet. Er staat dat woorden oorspronkelijk tovenarij waren en dat woorden ook nu nog veel hun oude toverkracht bewaard hebben. En dat is ook precies de frase die Hannah van Binsbergen als kapstok voor haar betoog aanwendt.

Maar Freud nuanceert een en ander. In de zinnen die volgen expliceert hij wat hij met die toverkracht bedoelt en maakt hij duidelijk dat het woord ‘tover’ in de samenstelling ‘toverkracht’ in de moderne tijd ontmaskerd is. Het voorvoegsel ‘tover’ in ‘toverkracht ’ bezit nog slechts een metaforische kwaliteit. Wat overblijft is ‘kracht’. En dan heeft Freud andermaal groot gelijk. Met woorden kunnen mensen beïnvloed, gestuurd, bestraft, overreed, vernederd, opgehemeld, misleid, geïntimideerd, verdrietig of juist blij gemaakt worden. Dat maakt de magie van woorden uit. Freud beweert dus allesbehalve dat woorden intrinsiek magisch zijn.

Hannah van Binsbergen zwakt haar woorden in eerste instantie ook af. Maar dan gaat zij loos. ‘Ik ben opgegroeid in een omgeving waar niemand me ooit op een overtuigende manier heeft verteld dat spoken niet bestaan. In de tuin was er een heiligdom voor een doodgeboren zusje en als er een mes met zijn punt in het parket tussen je voeten viel, kwam dat waarschijnlijk door de voorouders. De man met zwart haar en wit gezicht die ik op mijn bed zag zitten, elke avond als ik de deurklink van mijn kamer vastpakte, zou er echt kunnen zijn. Het feit dat ik me op driejarige leeftijd zoveel herinnerde van mijn vorige leven zou iets kunnen betekenen.

Het idee dat er dingen waren die ik niet helemaal kon zien of aanraken, maar die de wereld om me heen beïnvloeden en me de stuipen op het lijf jaagden is me nooit vreemd geweest. Ik denk dat poëzie hier ergens vandaan komt, van de dingen die een mens het meest de stuipen op het lijf jagen, het enigszins onnatuurlijke idee dat er een onkenbare werkelijkheid ligt onder de zintuiglijke werkelijkheid.’

Die laatste zin. Waar zij denkt dat de poëzie vandaan komt... Magie. De studie en beoefening van rituele activiteiten die zijn bedoeld om menselijke of natuurlijke gebeurtenissen te regelen of te beïnvloeden door middel van het oproepen van externe en onpersoonlijke mystieke krachten van buiten het gewone menselijke domein; kenmerkende rituele activiteiten zijn onder andere het gebruik van speciale voorwerpen en het uitspreken van bezweringsformules. Anders gezegd: magie – ook met of via bezweringsformules, woorden dus – is het bewerken van wonderen en die wonderen, dat zijn dingen die niet kunnen. En dingen die niet kunnen, die kunnen niet.

Conclusie: in het proces van onttovering blijven de metafysische atavismen hardnekkig de kop opsteken.

© 2013 Leo van der Sterren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten