![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEi1fNvaL60yG8KATB5kH2mvY89fGbXhKF8N9azubRe-jkfhoss9aCuW4Mt6ykEaStvcOEZvm9MDmdATAjRuJHvvj3VpBTlt0lH5WptFBgTTqeAY1pPFjylVQjmUdNBPrI-Zqt8AEIsPFiGT/s400/Lucebert_gedichten.jpg)
Overigens had de bibliotheek van mijn woonplaats toentertijd een kleine maar respectabele collectie, zeker gezien het feit dat het om een dorp in de provincie ging. Maar de vier delen van het verzamelde werk van de al genoemde Van Ostaijen stonden in de bibliotheek in het rek, evenals bijvoorbeeld de twee delen‘Verzamelde lyriek’ van P. C. Boutens. En in die tijd hielden de leeszalen van de bibliotheken van kleine en middelgrote plaatsen nog exemplaren van literaire tijdschriften zoals Maatstaf, Hollands Maandblad, De Gids en Tirade disponibel. Dat is momenteel niet meer het geval, een omstandigheid die mede bewerkstelligd zal hebben dat een groot aantal tijdschriften gedurende de afgelopen decennia het loodje heeft gelegd (Maatstaf, SIC, Preludium, Optima en recentelijk bijvoorbeeld Bunker Hill en Raster).
Maar terug naar Lucebert. Een mysticus die de revolutie preekt. Zijn onnavolgbare woordkunst intrigeerde en biologeerde mij. Taalgebruik dat ontzag inboezemde, maar tegelijkertijd ludieke anarchie uitademde. Durf. Vrijheid. Humor. Vitaliteit. Magie. Nu ben ik in de loop der jaren van een twijfelende gelovige van mythen tot een scepticus en positivist getransformeerd – zij het eentje die opnieuw geplaagd wordt door twijfels, maar dan van de andere kant. God en alles wat god symboliseert, namelijk datgene wat niet met de zintuigen waarneembaar is maar desondanks bestaat, aan gene zijde, hebben voor mij al lang geleden afgedaan. Toch bleven bepaalde vragen open staan, die de onzekerheid voedden. Maar hoezeer de zinloosheid lompe woorden als ‘god’ en ‘goddelijk’ intussen ook ontzenuwd heeft, ik kan niet anders dan toegeven dat de man Lucebert en diens gedichten nog steeds een air van bovenmenselijkheid uitstralen, hoe ongerijmd of pathetisch dat ook moge klinken.
Wat mijn eerste kennismaking met Lucebert betreft, ik herinner mij dat ik bijna niets van de gedichten begreep, maar dat ze me desondanks fascineerden, of zelfs betoverden. Ik vond de gedichten zo overweldigend dat ik de hele bundel ‘Triangel in de jungle’ destijds zelfs heb overgetypt. Gewoon om de teksten bij de hand te hebben wanneer ik het exemplaar van ‘1948 – 1963 gedichten’ weer had moeten inleveren bij de bibliotheek. De gedichten die met de regels ‘ik denk dat een god het is’ en ‘ik zing de aarde aarde’ beginnen, behoren nog steeds tot mijn favoriete Lucebert-gedichten.
De paperback met die eerste verzamelde gedichten van Lucebert was samengesteld door de onlangs overleden Simon Vinkenoog die ook een beroemde bloemlezing van de Vijftigers getiteld ‘Atonaal’ heeft verzorgd. Dat laatste zal er wel iets mee te maken hebben gehad dat uitgerekend Simon Vinkenoog de verzamelde gedichten van Lucebert mocht bundelen, maar het is een beetje cynisch dat een verzameling gedichten van de grootste Nederlandstalige dichter uit de twintigste eeuw uit handen is gekomen van wat ik beschouw als een van de mindere dichters uit dat tijdperk – en dan druk ik me nog mild uit. Simon Vinkenoog is voor Nederland wat Allen Ginsberg voor de Verenigde Staten was. First thought, best thought, zo luidde het adagium van de Amerikaanse beat poet – en van zijn Nederlandse evenknie of epigoon Vinkenoog. En dat laat zich vaak detecteren. Poëtische voortbrengselen van spontaniteit en (zogenaamde) authenticiteit gaan vaak mank aan de omstandigheid dat een dichter op het moment van de roes van de productie een andere persoon is dan op de momenten dat de extase is uitgewerkt. Hoe dan ook, Lucebert torende hoog uit boven alle dichters van die tijd en zeker boven de instant druktemaker uit de Pijp. Hoe provocatief Lucebert ook ageerde, hoezeer Lucebert ook heilige huisjes binnenstormde en uitrookte, toen al verdiende Lucebert het predicaat ‘dichter’ – in de betekenis van vakman in de woordkunst – dubbel en dwars, daar waar Vinkenoog de artificiële plicht die de kwalificatie ‘dichter’ met zich mee brengt, verzaakte en zich in plaats daarvan bezondigde aan prozaïsche woordlozingen die bovendien te vaak verzandden in schreeuw- en kakelsessies.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEjtVqdD40IxmtZLbIJw3rLuxbVz82wAvqhU1So2ZrX8PSUabXQYeMBg3NWrhmWc8_wm_3bUXzJtnq1_zs7E3uL7hXkZOhNfL9C_fTHPf3RUNHXJbJb2s6_SUw6fl4O1zOJTayXC1dM0CCwP/s400/Lucebert_gedichten_2.jpg)
© 2009 Leo van der Sterren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten