maandag 2 september 2024
Palestina
zondag 18 augustus 2024
Brusselmans
De puntige Brusselmans in Humo. De rammende Brusselmans in Humo. Daar waar kritiek op de Israëlische regering – het Israëlische regime, zo men wil, de Israëlische dictatuur, zo men wil – ontaardt in irrationeel en onzinnig antisemitisme (antisemitisme als irrationeel en onzinnig kwalificeren is overigens feitelijk een pleonasme) dat hoegenaamd niet ter zake doet en helemaal niets oplost – zelfs niet de zweem van een spoor van een aanzet daartoe.
Eefje de Visser 10 augustus 2024
beschreven in de folianten van
het einde van de dingen, dan was die
de moeder van de kathedraal van klank
die deze moeder weet te doen verrijzen.
vrijdag 24 mei 2024
vrijdag 12 april 2024
Tijl en Richard
‘Richard Wagner, een rokkenjager, hij maakte bij iedereen schulden, was openlijk antisemiet en Hitler was zijn grootste fan.’ Zo luidt de eerste volzin en wel heel merkwaardige – want zeer negatieve – introductie bij elk van de zes delen van Tijl Beckands door AVRO/Tros uitgezonden Wagner-documentaireserie ‘Tijl in het voetspoor van Richard Wagner’. Zo, dan hebben we dat alvast gehad, schijnt Tijl gedacht te hebben. Dan hebben we al het slechte van de man alvast benoemd. Maar naar mijn mening doet Beckand Wagner nog tekort. Je kunt aan die kwalijke kwalificaties namelijk toevoegen dat Wagner zich als een koel berekenende manipulator gedroeg en dat hij omgeven was door een air van ongebreidelde arrogantie. ‘En toch neem ik je mee in de wondere wereld van dit genie’. Dat is de tweede volzin van de inleiding op elke aflevering van de reeks. Voor veel tijdgenoten, maar ook voor ontelbare nazaten van die tijdgenoten was en is Wagner een persona non grata, maar hij blijft wel een grootheid – een constatering die voor meer kunstenaars opgaat (en niet alleen voor kunstenaars trouwens).
© 2024 Leo van der Sterren
dinsdag 9 april 2024
maandag 19 februari 2024
Sisyphus
In zijn essay ‘Ik wil Jeroen Mettes aan het werk zien (maar het lukt me niet)’ schrijft Tonnus Oosterhoff: ‘Mij heeft flarf altijd tegengestaan, net als de collagetechniek cadavre exquis van de surrealisten.’ Ik ben het hartgrondig met Oosterhoff eens. Evenmin kan ik instemmen met het fundament ‘first thought, best thought’ waarop de beat poets hun teksten grondvestten. De eerste gedachte is niet per definitie de beste gedachte. Integendeel, de eerste gedachte blijkt soms de veruit slechtste gedachte. Ik heb beroerde ervaringen met het prijsgeven aan de openbaarheid van teksten die niet ‘ten minste éen jaar kelder’ hebben gehad. In alle gevallen (maar dat zijn er niet veel – ik heb er snel lering uit getrokken) joegen die teksten mij naderhand het schaamrood over de kaken, en wel zo dat ik wenste door drijfzand te worden opgezogen en te verdwijnen.
De surrealisten hielden zich trouwens ook lang niet altijd aan de principes van de ‘toevallige ontmoeting’ en een grondige exploratie van het onderbewustzijn alsmede de niet geredigeerde weergave van de resultaten van die procedés. Ik denk dat de meeste teksten van de surrealisten wel degelijk gereviseerd zijn, en vervolgens min of meer bewerkt. ‘Nadja’ van André Breton bijvoorbeeld is een coherent, goed leesbaar boek (‘Hebdomeros’ van Giorgio de Chirico daarentegen weer niet – maar dat is er dan ook in een maand of zo uitgestampt).
Voor hem of haar die literatuur schrijft, waarbij vorm en stijl dus ook van belang zijn, eindigt het werk in principe nooit. Voor het door de schrijver geproduceerde bestaan er altijd alternatieven die hij of zij over het hoofd heeft gezien, omdat je nu eenmaal niet alles kunt overzien. Een aantal van die gemiste varianten zal beter zijn, soms zelfs veel beter. Schrijvers die dat beseffen, stellen het moment van openbaarmaking van hun geschriften het liefst zo lang mogelijk uit – ze kunnen immers elk moment nog een briljante inval krijgen. Maar op een gegeven moment moeten ook zij er een punt achter zetten en afstand doen van hun creatie.
© 2024 Leo van der Sterren