maandag 2 september 2024

Palestina

'Wat herdren zie ik eenzaam dwalen,
De heuvlen langs, de velden door?
De lach der blijdschap siert de dalen,
De vrede graast de kudden voor;
In schaâuw van palm en dadeltrossen,
Of Mamre's statige eikenbosschen,
Heeft de eenvoud hun een tent gesticht;
En onder 't wulfsel van de blaadren
Staat voor d'onzichtbaren God der Vaadren
Het geurend outer opgericht.'

Bernard ter Haar, 'Palestina', 1823. Uit 'Gedichten'. Leiden, 1880. P. 247. 


'In 1881, Palestine had about 450,000 Arabs - about 90 percent Muslims, the rest Christian - and twenty-five thousand Jews. Most of the Jews, almost all of whom were ultra-Orthodox, non-nationalist, and poor, lived in Jerusalem, the country's main town (population thirty thousand).'

Benny Morris, '1948. The First Arab-Israeli War'. New Haven, London, 2008. P. 2. 


'Crown recognition for Hussein's claims for Arab independence, but not in those "portions of Syria lying to the west of the districts of Damascus, Homs, Hama and Aleppo."'

Oren Kessler, 'Palestine 1936. The Great Revolt and the Roots of the Middle East Conflict'. Lanham, Maryland, 2023. P. 11. 

© 2024 Leo van der Sterren


zondag 18 augustus 2024

Brusselmans

 De puntige Brusselmans in Humo. De rammende Brusselmans in Humo. Daar waar kritiek op de Israëlische regering – het Israëlische regime, zo men wil, de Israëlische dictatuur, zo men wil – ontaardt in irrationeel en onzinnig antisemitisme (antisemitisme als irrationeel en onzinnig kwalificeren is overigens feitelijk een pleonasme) dat hoegenaamd niet ter zake doet en helemaal niets oplost – zelfs niet de zweem van een spoor van een aanzet daartoe.

 De provocatie om de provocatie. Precies wat Hamas op 7 oktober jongstleden deed. Dus doelbewust deed. Met het volle besef van de gevolgen.

 Jezelf, Brusselmans, op vrijheid van meningsuiting beroepen? Vrijheid van meningsuiting bestaat niet, is een illusie. Niet alles wat gezegd wil worden, kan of mag gezegd worden. Toen niet, nu niet, nooit niet.

 © 2024 Leo van der Sterren

Eefje de Visser 10 augustus 2024

Als er een hemel zou bestaan, zoals
beschreven in de folianten van
het einde van de dingen, dan was die
de moeder van de kathedraal van klank
die deze moeder weet te doen verrijzen.
 
 
© 2024 Leo van der Sterren

vrijdag 24 mei 2024

Gevonden!

© 2024 Leo van der Sterren

vrijdag 12 april 2024

Tijl en Richard

‘Richard Wagner, een rokkenjager, hij maakte bij iedereen schulden, was openlijk antisemiet en Hitler was zijn grootste fan.’ Zo luidt de eerste volzin en wel heel merkwaardige – want zeer negatieve – introductie bij elk van de zes delen van Tijl Beckands door AVRO/Tros uitgezonden Wagner-documentaireserie ‘Tijl in het voetspoor van Richard Wagner’. Zo, dan hebben we dat alvast gehad, schijnt Tijl gedacht te hebben. Dan hebben we al het slechte van de man alvast benoemd. Maar naar mijn mening doet Beckand Wagner nog tekort. Je kunt aan die kwalijke kwalificaties namelijk toevoegen dat Wagner zich als een koel berekenende manipulator gedroeg en dat hij omgeven was door een air van ongebreidelde arrogantie. ‘En toch neem ik je mee in de wondere wereld van dit genie’. Dat is de tweede volzin van de inleiding op elke aflevering van de reeks. Voor veel tijdgenoten, maar ook voor ontelbare nazaten van die tijdgenoten was en is Wagner een persona non grata, maar hij blijft wel een grootheid – een constatering die voor meer kunstenaars opgaat (en niet alleen voor kunstenaars trouwens).

 Beckand is Beckand en dus stoelt zijn, naar grote geestdrift opgeblazen benadering van het fenomeen Richard Wagner op de uitvergroting van het excessieve en exorbitante in Wagners leven en werk – daarvan, het naar het sensationele neigende, is Wagners wereld vergeven, maar je kunt daar ook minder Beckandiaans, minder Shownieuws-achtig mee omgaan. Beckands stijl moet het echter hebben van gekwaak en dat gekwaak verdringt elke, zelfs maar aanzet tot subtiliteit en nuance. Niet alleen dendert het ene na het andere superlatief voorbij waarbij je de speekselspatten om de oren vliegen en worden de tot gemeengoed geworden fragmenten uit de opera’s (‘Walkürenritt’ uit ‘Die Walküre’, ‘daar komt de bruid’ uit ‘Lohengrin’) voortdurend herhaald, ook etaleert Beckand ongegeneerd staaltjes van fetisjisme als hij bijvoorbeeld in huize Wahnfried in Bayreuth de toetsen van Wagners piano of Wagners pantoffel bepotelt. Typisch Beckand. En hij voelt overal van alles. Dat Wagner ergens vertoefd, gezeten of gelopen heeft. Dat, in Bayreuth, er een slechte sfeer hangt door het bruine verleden van de Grüne Hügel en Wahnfried. Dat, in een kamer in een palazzo in Venetië, de dood de componist bij zijn lurven heeft gegrepen.

 Beckands schreeuwerige introductie op elk van de zes delen van zijn documentaireserie moet de kijker voorbereiden op – warm maken voor – enthousiasmeren tot – een verschijnsel waaraan vele labels kleven, maar ook etiketten als ‘saai’, ‘vervelend’ en ‘slaapverwekkend’.  Voor diegenen die er niet mee om kunnen gaan – en dat is, zo men überhaupt enige weet heeft van Wagner en diens muziek, het grootste deel der mensheid, van vroeger en van nu – wekt Wagners muziek verveeldheid, irritatie, en misschien zelfs gram. Maar die pejoratieve gevoelens ontstaan enkel en alleen als je tegen je wil geconfronteerd wordt met de muziek van Wagner of als die ontmoeting weliswaar gewild is, maar beperkt blijft tot de oppervlakte, dat wil zeggen: hopend op een vlotte bevrediging door muziek. Dat laatste – een gevoel van euforie door toonkunst – lukt bij Wagner nooit ofte nimmer snel. Van Wagners werken houden kost tijd, heel veel tijd. Maar wie zich erin verdiept – de muziek blijft beluisteren, over de man en de muziek leest, de visuele opnames van de opera’s bekijkt of uitvoeringen van Wagners werken in een operahuis bijwoont – krijgt daar zoveel wereld-buiten-de-wereld voor terug dat hij of zij zijn of haar geluk niet op kan.

 Als gezegd, hoe tenenkrommend vulgair en soms zelfs ronduit walgelijk Beckands presentatie van het fenomeen Richard Wagner ook moge zijn, hij doet het wel en uiteindelijk siert hem dat. Beckand brengt een man, een kunstenaar onder de aandacht die, hoe controversieel de persoon ook overkwam en overkomt, die belangstelling ten volle verdient. Als er slechts één jonger iemand, laten we zeggen een zeventienjarige, door deze serie televisie-uitzendingen verleid zou worden om tot een meer dan vluchtige omgang met de muziek (en misschien ook het leven) van Richard Wagner te komen, dan zou ik de serie, ongeacht de ongetwijfeld lage kijkcijfers, al als geslaagd beschouwen. En voor dat laatste zijn er de Wagnerianen. Dat zullen er niet genoeg zijn om de kijkcijfers naar grote hoogten te stuwen en dat moet ook AVRO/Tros van te voren geweten hebben, maar in spijt van Tijl kijken de Wagnerianen vanzelfsprekend wel en ik weet zeker dat zij net als ik en opnieuw in weerwil van Beckand genoten hebben van de (wat minder bekende) muziekfragmenten, van de vraaggesprekken met bijvoorbeeld sopraan Eva Maria Westbroek, dirigent Karina Canellakis en allerlei muzikanten die iets met Wagner hebben, en de beelden van de oorden waar Richard Wagner zich opgehouden heeft. En daarmee ontstijgt de serie toch net de platheid van Beckandland.

© 2024 Leo van der Sterren

dinsdag 9 april 2024

De oude schoenen













© 2024 Leo van der Sterren

maandag 19 februari 2024

Sisyphus

In zijn essay ‘Ik wil Jeroen Mettes aan het werk zien (maar het lukt me niet)’ schrijft Tonnus Oosterhoff: ‘Mij heeft flarf altijd tegengestaan, net als de collagetechniek cadavre exquis van de surrealisten.’ Ik ben het hartgrondig met Oosterhoff eens. Evenmin kan ik instemmen met het fundament ‘first thought, best thought’ waarop de beat poets hun teksten grondvestten. De eerste gedachte is niet per definitie de beste gedachte. Integendeel, de eerste gedachte blijkt soms de veruit slechtste gedachte. Ik heb beroerde ervaringen met het prijsgeven aan de openbaarheid van teksten die niet ‘ten minste éen jaar kelder’ hebben gehad. In alle gevallen (maar dat zijn er niet veel – ik heb er snel lering uit getrokken) joegen die teksten mij naderhand het schaamrood over de kaken, en wel zo dat ik wenste door drijfzand te worden opgezogen en te verdwijnen.

De surrealisten hielden zich trouwens ook lang niet altijd aan de principes van de ‘toevallige ontmoeting’ en een grondige exploratie van het onderbewustzijn alsmede de niet geredigeerde weergave van de resultaten van die procedés. Ik denk dat de meeste teksten van de surrealisten wel degelijk gereviseerd zijn, en vervolgens min of meer bewerkt. ‘Nadja’ van André Breton bijvoorbeeld is een coherent, goed leesbaar boek (‘Hebdomeros’ van Giorgio de Chirico daarentegen weer niet – maar dat is er dan ook in een maand of zo uitgestampt).

Voor hem of haar die literatuur schrijft, waarbij vorm en stijl dus ook van belang zijn, eindigt het werk in principe nooit. Voor het door de schrijver geproduceerde bestaan er altijd alternatieven die hij of zij over het hoofd heeft gezien, omdat je nu eenmaal niet alles kunt overzien. Een aantal van die gemiste varianten zal beter zijn, soms zelfs veel beter. Schrijvers die dat beseffen, stellen het moment van openbaarmaking van hun geschriften het liefst zo lang mogelijk uit – ze kunnen immers elk moment nog een briljante inval krijgen. Maar op een gegeven moment moeten ook zij er een punt achter zetten en afstand doen van hun creatie.

© 2024 Leo van der Sterren