woensdag 13 juli 2011

Muzikale magie

Op zondag 10 juli maakte de Amerikaans-Engelse rockformatie Black Country Communion haar live-debuut in Nederland tijdens het Bospop-festival in het Limburgse Weert. Black Country Communion was de op één na laatste groep die op het hoofdpodium van Bospop acte de présence zou geven op een zondag die gekenmerkt werd door heerlijk zomers weer en een gezellige, zelfs ietwat lome sfeer. Dat laatste, daarin zou verandering komen.

Bij het ontstaan ervan werd Black County Communion onmiddellijk in de categorie ‘superproject’ gedrukt. Dat predikaat was gegrondvest op het feit dat de leden van Black County Communion muzikanten van naam en faam zijn die hun sporen in het muziekbedrijf dubbel en dwars verdiend hebben. Talrijk zijn de voorbeelden van combinaties van muzikanten die tot supergroepen gebombardeerd werden. Soms leidde zo’n samenwerking tot het op grond van reputaties verwachte resultaat, soms niet. Voor menige zogenaamde superformatie lag de lat toch te hoog. Andere, uit prominenten bestaande ensembles gingen aan botsende ego’s ten onder.

Black County Communion heeft de (hooggespannen) verwachtingen tot nu toe terdege waargemaakt, getuige de twee kwalitatief consistente CD’s die de groep sinds haar ontstaan, zo’n anderhalf jaar geleden, heeft uitgebracht. Vooral de bijna zestigjarige maar van muzikale ambities overvloeiende Glenn Hughes drukt een zware stempel op de voortbrengselen van de groep. De naam van het kwartet verwijst naar de streek in Engeland waaruit Glenn Hughes afkomstig is, de Black Country in de Engelse Midlands, de streek ten westen en noorden van Birmingham, bakermat van de industriële revolutie, workingman’s land. Bergen steenkool, schachtbokken en schoorsteenpijpen bepaalden lange tijd het landschap van het Zwarte Land. Iets van de arbeidsethos van het gebied klinkt door in de teksten van Hughes die voor de meeste nummers van Black County Communion tekent. Met het eerste nummer van de eerste CD gaf die (letterlijk) zijn visitekaartje en geloofsbrief af: ‘It’s cold on the Mountain./ It’s cold in the Wood./ My life is a Fountain./ It’s all in my Blood.// I go down to the River./ I’ll never sleep/ till I’m Gone./ It’s cold on the Mountain./ I could not leave you alone.// I am a Messenger./ This is my Prophecy./ I’m goin’back/ to the Black Country.// I speak for the Million./ From City to Shire./ We come from the heartland./ We walk thru the fire.// We rise to the measure./ The line in the Sand./ It’s cold on the Mountain./ And this is our Land.’ Die kapitalen, die doen het hem. Die maken duidelijk dat het hier om diepere dingen gaat dan datgene waar doorsnee-rockgroepen zich mee onledig houden. Maar ook Joe Bonamassa die al volop furore heeft gemaakt als solo-artiest, laat zich vanzelfsprekend niet onbetuigd, sowieso niet als gitarist maar evenmin als zanger en als componist. ‘Song of yesterday’ met een ontroerende zweem naar folkmuziek en ‘The Battle For Hadrian’s Wall’ klinken majesteitelijk.

De beide albums bevatten niet direct toegankelijke, maar na meerdere keren luisteren briljante nummers waarin elementen van hardrock op intelligente en subtiele wijze verweven worden met blues, folk en symfonische invloeden. Melodieuze riffrock wordt afgewisseld met intense ballads. Maar het specifieke en erg herkenbare geluid van Black County Communion bevat bovendien een permanente ondertoon in mineur die uitdrukking geeft aan het besef dat het bestaan ook een duistere kant heeft, maar die weemoedige ondertoon ontaard nooit in goedkope pathetiek, melodramatiek of bombast, het gevaar dat altijd dreigt als hardrock gecombineerd wordt met het melodieuze en melancholieke. Een meesterlijk in de ruige muziek van Black County Communion geïntegreerde weemoed heeft mij in elk geval precies op de juiste plek in mijn zenuwcentrum geraakt. ‘The alchemy has left me/ in a haze,’ zingt Hughes in ‘Faithless’. En in diezelfde hymne voor de a-spirituelen: ‘My lack of faith/ has no shame./ It is Reckless./ And I know/ There's no flame/ for the Faithless.’

Hoe dan ook, Black County Communion is wat mij betreft de grote revelatie op het gebied van de rockmuziek van de afgelopen tien jaren of zo. En dus sprak het vanzelf dat ik aanwezig zou zijn bij het eerste optreden van Black County Communion op Nederlandse bodem. En toen ik mijn plan eenmaal kenbaar had gemaakt in mijn omgeving bleken er meer gegadigden te zijn. Dus toog ik op zondag 10 juli als lid van een select gezelschap naar de weide in Weert.

Nadat we vergast waren op optredens van Malina Moye (‘Sexy lady’), Triggerfinger (audience participation time) en Thin Lizzy (zelfs geen gevoelens van nostalgie; slechts veel te veel gitaar en het hakken van hout), begon het concert van Black Country Communion om kwart voor negen met als enigszins omineuze ouverture de klanken van de ‘Walkürenritt’ uit Wagners opera ‘Die Walküre’. Drummer Jason Bonham sloop robot-dansend naar zijn drumstel en vervolgens betraden de overige heren van het illustere gezelschap het podium: toetsenist Derek Sherinian, bassist en zanger Glenn Hughes en meestergitarist en zanger Joe Bonamassa. En toen begon er een set van 75 minuten die wat mij betreft behoort tot het beste wat ik een rockgroep ooit heb zien en horen doen op een podium, afgezien van de veel te korte duur ervan. Het werd een puntige bloemlezing van de beide albums van Black Country Communion. En het werd een onvergetelijke zomeravond vol muzikale magie die ook oversloeg op het publiek. De loomheid werd weggeblazen. Ook het geluid was daar debet aan. Vooral in het begin produceerde Black Country Communion een geluid dat door een ringetje te halen viel. In de loop van het concert tijdens welke de onuitputtelijke en charismatische wervelwind Hughes het publiek bleef bespelen en aanmoedigen, moest het geluid een beetje aan kwaliteit inboeten, maar het bleef een dik uur bovengemiddeld goed. ‘Black Country’, ‘One last soul’, ‘Beggarman’, ‘Crossfire’, ‘I can see your spirit’, ‘Save me’, ‘The outsider’ en ‘Man in the middle.’ Als Hughes zijn scheur opentrekt, dan hoedt je maar! Joe Bonamassa excelleerde op gitaar in prachtige, lang uitgesponnen uitvoeringen van ‘Song of yesterday’ en in het voorlaatste nummer van het concert ‘The ballad of John Henry’ van zijn gelijknamige soloplaat. Het optreden werd afgesloten door een enthousiaste maar ietwat slordige uitvoering van de Deep Purple-klassieker waaraan Hughes samen met David Coverdale in 1974 zo’n groot aandeel leverde, ‘Burn’. Door het strakke festivalschema zat er helaas geen toegift in.

Terwijl de duisternis was ingevallen traden de gasten van Dream Theater aan. Maar na anderhalf metal-gebed van deze betonhakkers drong het besef zich onmiskenbaar op dat we het absolute hoogtepunt van de dag al hadden gehad. In de wetenschap dat de ziedende tour de force van Black County Communion niet te evenaren, laat staan te overtreffen viel, hebben we Dream Theater gelaten voor wat het was en de Weertse weide van Bospop de rug toegekeerd.

© 2011 Leo van der Sterren