woensdag 22 november 2017

Complexe Fleet Foxes

Naar aanleiding van het optreden van de Fleet Foxes in Tivoli/Vredenburg te Utrecht op 15 november 2017 dat ik bij mocht wonen, beklaagden sommige muziekcritici (Gijsbert Kramer op De Volkskrant.nl en Frank Provoost op NRC.nl) zich over de in hun ogen onnodige complexiteit van de latere muziek van de Fleet Foxes (die zich tijdens het optreden manifesteerde want de Fleet Foxes speelden een groot deel van hun laatste, 'complexe' album ‘Crack Up’) en over instrumentele overdaad. Deze recensenten hielden een pleidooi voor eenvoud op basis van het argument dat eenvoud een van de kenmerken was die het debuutalbum ‘Fleet Foxes’ tot een klassieker heeft gemaakt. En dat is een waarheid als een koe: ‘Fleet Foxes’ blinkt uit door harmonie, sereniteit, perfecte samenzang en eenvoud. Op 15 november misten voornoemde recensenten die schoonheid door eenvoud. Ze kregen niet wat hun nostalgie voorschreef.

Na het prachtige debuutalbum ontwikkelden de Fleet Foxes zich. Het tweede album ‘Helpnesness Blues’ diende al wat vaker beluisterd te worden om te beklijven. ‘Crack Up’ kan als een ontoegankelijk album gekwalificeerd worden – die vaststelling doet de waarheid geen geweld aan. Maar het feit dat Robin Pecknold geen solocarrière ambieerde, het feit dat hij na zes jaren toch weer een album met de Fleet Foxes heeft vervaardigd in plaats van zonder, en het feit dat ‘Crack Up’ geworden is wat het is, indiceert een bewuste keuze: Robin Pecknold wil het zo en niet anders.

Dat geldt dus in de eerste plaats voor de muziek op ‘Crack Up’: Robin Pecknold cs. willen die specifieke muziek en geen andere. Wanneer Pecknold voor ‘Crack Up’ gelijksoortige, ‘eenvoudige’ liedjes had gecomponeerd, liedjes in de trant van ‘Fleet Foxes’, dan hadden de critici zich waarschijnlijk opgewonden over het feit dat de Fleet Foxes zich blijven herhalen en niets nieuws te bieden hebben. De Fleet Foxes verlieten het gebaande pad echter en opteerden voor verdieping en voor meer complexiteit.

Van Dyke Parks maakte ooit ‘Song Cycle’ – een complexe plaat. Of denk aan de eerste van Hatfield & The North. Soft Machine, de eerste twee. En recentelijk ‘…And Star Power’ van Foxygen. Je kunt de makkelijke route nemen en ontoegankelijke, ‘stroeve’ muzikale documenten links laten liggen. Of je neemt de moeite om een dergelijk doorwrocht muziekwerk twintig of veertig keer te beluisteren. Dan openbaart zich namelijk de schoonheid die ook in muzikale complexiteit kan schuilen.

Bovengenoemde muziekcriticasters stoorden zich onder andere aan een ‘scheurende sax’ of ‘rare samples’. Dat levert echter alleen een probleem voor die recensenten op en niet voor de Fleet Foxes. Want de Fleet Foxes, als elke intelligente, zelfbewuste muzikant of groep van muzikanten, doen wat ze willen. Als muziekcriticaster moet je het muzikale resultaat van die houding beoordelen en niets anders. Je kunt als muziekbeoordelaar een muziekstuk of (delen van een) optreden mooi vinden en waarderen, of niet. Maar ga als muziekcriticus alsjeblieft niet op de stoel zitten van degene die je recenseert. Die laatste bepaalt namelijk wat er te recenseren valt, en niet omgekeerd. En anders moet je jezelf consequent gedragen en net als Chrissie Hynde het lef aan de dag leggen om de pen aan de wilgen te hangen en de gitaar ervan af te halen.

© 2017 Leo van der Sterren

zondag 17 september 2017

Ringen



© 2017 Leo van der Sterren

woensdag 22 maart 2017

Het zwijgen



© 2017 Leo van der Sterren

zaterdag 31 december 2016

De leeslijst van 2016

Omstandigheden die mijn leven compleet overhoop hebben gegooid, hebben ervoor gezorgd dat er in het voorbije jaar aan het lezen van boeken nauwelijks toe viel te komen. Dat verklaart de geringe lengte van de leeslijst van 2016 – en ook het even opjagende als zinloze gevoel dat er dingen ingehaald moeten worden. Maar er dient natuurlijk helemaal niets ingehaald te worden. Er moet gewoon geleefd worden – zolang het nog kan.

Felicity James, ‘Charles Lamb, Coleridge and Wordworth: Reading friendships in the 1790s’. Basingstoke, 2008.

Stephen Gill, ‘Wordsworth’s revisitings’. Oxford, 2011. Prachtig boek over Wordsworths herbezoeken – zowel van plaatsen waarover hij gedichten schreef als van die gedichten zelf, dat laatste door de voortdurende revisies en herschrijvingen ervan. Wordsworths revisies van zijn gedichten openbaren zijn veranderde visies op de inhoud ervan, maar uiteindelijk, zo luidt de conclusie die Gill trekt, is Wordsworth in zijn diepste wezen nooit veranderd.

Saeko Yoshikawa, ‘William Wordsworth and the invention of tourism, 1820 – 1900’. Farnham, UK/ Burlington, USA, 2014.

Andrew Bennett, ‘Wordsworth writing’. Cambridge, 2007. Bennett nuanceert het beeld van Wordsworth als een dichter die zijn gedichten in zijn hoofd maakt, vaak tijdens het wandelen, lopen of ijsberen, en ze pas later aan het papier toevertrouwt. Hij stelt de mythe aan de kaak, door de dichter zelf onderhouden, van een dichter die spraak laat prevaleren boven schrift, die spontaniteit niet wil laten verpesten door vertraging, die inspiratie verkiest in plaats van het zweterige werk van de fysieke daad van het schrijven.

Philip Dröge, ‘Moresnet’. Houten/Antwerpen, 2016. Er valt eigenlijk niet zo heel veel te vertellen over dit ministaatje en dat blijkt ook wel. ‘Moresnet’ is eigenlijk maar een saai boek.

Marguerite Yourcenar, ‘Het hermetisch zwart’. Amsterdam, 2001.

Mathias Menegez, ‘Karpathia’. Amsterdam/Antwerpen, 2016. Matig boek dat bedoeld is als page-turner, maar dat pas heel laat spannend wordt – en dan nog niet tenenkrommend spannend.

Nicola Lagoia, ‘De wreedheid’. Amsterdam/Antwerpen, 2016. Mooi boek.

John Julius Norwich, ‘Byzantium. The early centuries’. London, 1990 [1988].

John Julius Norwich, ‘Byzantium. The apogee’. London, 1993 [1991].

John Julius Norwich, ‘Byzantium. The decline and fall’. London, 1996 [1995].

Leslie Brubaker, John Haldon, ‘Byzantium in the iconoclast era c. 680 – 850. A history’. Cambridge, 2011. Wat na lezing van dit boek beklijft is dat John Julius Norwich voor zijn geschiedenis van Byzantium de geijkte bronnen aanwendt, maar dat die in de regel volstrekt onbetrouwbaar zijn. Brubaker en Haldon tonen met vele voorbeelden aan hoe voorzichtig er moet worden omgesprongen met historische documenten die vaak veel later geschreven zijn dan de tijd dat de gebeurtenissen waarover ze vertellen, plaatsvonden. Ook wordt de inhoud van historische documenten vaak bepaald door partijdigheid of de noodzaak iets te propageren. Eigenlijk gaat ‘Byzantium in the iconoclast era c. 680 – 850. A history’, ondanks de ondertitel, over de onmogelijkheid van valide geschiedschrijving. Of in elk geval zou voor de historicus het adagium moet gelden: des te verder in het verleden, des te onbetrouwbaarder.

Sohaib Kamal Mahmood Al-Kamal, ‘The orientalism of Edgar Allan Poe: The allure of the middle east in Al-Araaf’. Ann Arbour (MI), 2016.

Alain Besançon, ‘The forbidden image’. Chicago, 2000. Intrigerend boek over het afgebeelde door de eeuwen heen en de macht die het afgebeelde had en heeft alsmede de vergeefse pogingen om die macht in te perken.

Paul Claes, ‘De haas en de regenboog’. Amsterdam/Antwerpen, 2016. Claes’ roman vertelt het verhaal van de turbulente liefdesgeschiedenis tussen de Franse dichters Arthur Rimbaud en Paul Verlaine in de eerste helft van de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Maar zo velen hebben dit verhaal verteld. Er is zelfs al een film over gemaakt. In Hollywood! Dat zegt genoeg. Wel vreemd dat Claes zijn hoofdpersoon Verlaine aan de opera ‘Parsifal’ van Richard Wagner laat refereren. In 1873, terwijl die opera in 1882 pas zijn première beleefde.

© 2016 Leo van der Sterren

zaterdag 3 december 2016

De openbare bibliotheek

In een open brief aan Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten van de Provincie Limburg alsmede aan Burgemeester, Wethouders en de Raad van de Gemeenteraad Maastricht doet de Limburgse intelligentsia bij monde van onder anderen Hans Liebregts en Wiel Kusters een beroep op bovengenoemde vertegenwoordigers van de Provincie Limburg om af te zien van plannen om de subsidie die de provincie aan het Centre Céramique (de Maastrichtse Stadsbibliotheek) verleent, stop te zetten. Ook zonder, zo luidt de teneur van het betoog, ook zonder het geld van de provincie heeft de verloedering van dat cultuurcentrum al een schrikbarende aanvang genomen.

Een citaat uit de brief. ‘Wie momenteel het Centre Céramique bezoekt, bekruipt hier en daar het gevoel dat er sprake is van verhuizing of uitverkoop. De instelling moet worden omgetoverd tot een paleis van culinair en cultureel amusement. TV-Maastricht is er gevestigd en maakt opnamen. Reuring en beweging worden nagestreefd. Leeggehaalde boekenrekken voorspellen niet veel goeds.’

Openbare bibliotheken zijn verworden tot bonte, multimediale speelzalen waarin de directies ervan, onder een didactisch mom, tegemoet menen te moeten aan kinderlijke en puberale verlangens. Alles – Internet, Sylvester Stallone, speelgoed, speeltafels, clowns, Taylor Swift, stripteasedanseressen – is geoorloofd om het lezen te bevorderen! Zelfs als dat gepaard gaat met de verdwijning van het boek! Het verval van de openbare bibliotheken is even schrijnend als onafwendbaar, vooral in het felle licht van de vergeefsheid van die tegemoetkoming door popularisering. De openbare bibliotheken stellen werkelijk alles in het werk om zichzelf overbodig te maken

Ooit regelmatig bezoeker van openbare bibliotheken en gretig gebruiker van de voorzieningen (ik leende er boeken), mijd ik ze nu al decennia lang. Hoe triest ook om te moeten constateren, dat lijkt de enige verstandige optie in de omgang met openbare bibliotheken.

© 2016 Leo van der Sterren

donderdag 31 december 2015

Dundieë en elders: verhalen

Zojuist verschenen:

'Dundieë en elders': verhalen.



© 2015 Leo van der Sterren

De leeslijst van 2015

Anna Stüssi, ‘Ludwig Hohl. Unterwegs zum Werk. Eine Biographie der Jahre 1904 bis 1937’. Göttingen, 2014. Het eerste deel van het leven van de Zwitserse schrijver Ludwig Hohl. De nadruk ligt op de jaren 1931 tot en met 1937 toen in Den Haag Hohls hoofdwerk, ‘Die Notizen oder von der unvoreiligen Versöhnung’ tot stand kwam. Stüssi gebruikt echter consequent ‘Holland’ in plaats van ‘die Niederlande’. Beschrijving van de eerste levenshelft van een even moeilijke (en soms onmogelijke) man maar ook een geniale denker, dichter en schrijver.

Johannes Beringer, ‘Hohls Weg’. Berlin, 2013. Nog een over Ludwig Hohl.

Franz Neumann, ‘Behemoth. Struktur und Praxis des Nationalsozialismus 1933 – 1944’. Frankfurt am Main, 2004 [1942].

Benjamin Fondane, ‘Rimbaud der Strolch’. München, 1991.

‘Een glorieus ding. Een dag in ’t jaar van Herman Gorter, bezorgd en toegelicht door Johan Sonnenschein’. Rimburg, 2014.

Mieke Koenen, ‘Dwars tegen de keer. Leven en werk van Ida Gerhardt’. Amsterdam, 2014.

Umberto Eco, ‘Het nulnummer’. Amsterdam, 2015.

Jenny Offill, ‘Verbroken beloftes’. Breda, 2015.

Niňa Weijers, ‘De consequenties’. Amsterdam, Antwerpen, 2014.

Chrétien Breukers, ‘Lot’. Baarn, 2015. Zie Uitpost Kephala, 21 mei 2015.

John Gilmore, ‘L.A. despair. A landscape of crimes & bad times’. Los Angeles, 2005.

Jacob Israël de Haan, ‘Pijpelijntjes’. Amsterdam, 1982.

Jacob Israël de Haan, ‘Open brief aan P. L. Tak’. Amsterdam, 1982.

John Glatt, ‘Live at the Fillmore East and West: getting backstage and personal with rock’s greatest legends’. Guildford, Connecticut/ Helena, Montana, 2015.

C. Buddingh’, ‘Dagboeknotities 1967 – 1972’. Amsterdam, 1979.

Bertolt Brecht, ‘Trommeln in der Nacht’. Uit: ‘Ausgewählte Werke in sechs Bändern. 1. Stücke 1’. Frankfurt am Main, 2005 [1997].

Jan Arends, ‘Ik had een strohoed en een wandelstok’. Amsterdam, 2014 [1974].

Jan Arends, ‘Keefman’. Amsterdam, 2014 [1972].

Nico Keuning, ‘Angst voor de winter. Jan Arends. Leven en werk’. Amsterdam, 2014.

Jan Donkers, ‘Rock – ‘N – Roll voorbij de midlife crisis’. Amsterdam, 2015. Jan Donkers wordt oud en dat is te lezen. Niet goed.

C. Buddingh’, ‘En in een mum is het avond’. Amsterdam, 1975.

C. Buddingh’, ‘Een mooie tijd om later te worden. Dagboeknotities deel 4’. Amsterdam, 1978.

C. Buddingh’, ‘Dagboeknotities 1977 – 1985’. Amsterdam, 1994.

Wim Huijser, ‘Dichter bij Dordt. Biografie van C. Buddingh’’. Amsterdam, 2015.

Jack Kerouac, ‘Wildernis’. Bussum, 1973. Vertaling van ‘Big Sur’. Goed boek met slecht einde.

Alan Harkinson, ‘Coleridge walks the fells. A lakeland journey retraced’. Mayport, Cumbria, UK, 1991. Zelf heb ik dit jaar enkele bergen in het Lake District beklommen, dus veel dingen in dit boek klonken bekend.

Marlon James, ‘Een beknopte geschiedenis van zeven moorden’. Amsterdam, 2015. Prachtig deze pil. Wel het Engelstalige origineel er langs ten behoeve van het Jamaicaanse patois. Op mijn gemak en genietend gelezen.

Ian Thomson, ‘The dead yard. A story of modern Jamaica’. New York, 2011 [2009].

V. S. Naipaul, ‘The middle passage. The Carribean revisited’. New York, 2002 [1962].

Maartje Wortel, ‘Er moet iets gebeuren’. 2015. Maar er gebeurt niets.

Wilhelm Schmid, ‘Gelatenheid. Wat we winnen wanneer we ouder worden’. Amsterdam, 2015.

© 2015 Leo van der Sterren