zaterdag 30 november 2013

Droedel 32



© 2013 Leo van der Sterren

vrijdag 29 november 2013

The Crazy World of Black Sabbath

Klokslag 20:30 uur. ‘Hello Èmsterdèm.’ War pigs. Ozzy’s stem heeft opstartproblemen. ‘I can’t hear you.’ Into the void. Ozzy moet nog steeds naar de juiste toonhoogte zoeken. ‘How are you out there?’ Under the sun/Every day comes and goes. Ozzy is ‘ingezongen’. ‘I can’t fuckin’ hear you.’ Snowblind. Cocaïne. ‘God bless ya.’ ‘Let me see your hands!’ Age of reason. ‘I really can’t hear you.’ Black Sabbath. ‘I want you to get fuckin’ crazy.’ Behind the wall of sleep. N.I.B. ‘How are you doing?’ End of the Beginning. ‘I can’t see you hands!’ Fairies wear boots. Rat salad. ‘I see you!’ Iron man. ‘I still can’t fuckin’ hear you.’ God Is Dead? Ozzy grijpt een, kennelijk met vloeistof gevulde emmer. Hij loopt in zijn Parkinson-loopje naar de rand van het podium en gaat een deel van het publiek nu nat gooien. Maar de emmer blijkt leeg te zijn. Wat een poets! Daar had Ozzy de verzamelde motherfuckers toch mooi te pakken! Dirty Women. ‘I like ‘em but I’m married.’ Wat Ozzy daarna zegt is, op ‘lying bitch’ na, onverstaanbaar. ‘This is our last song. But if you go extra crazy…’ Children of the grave. ‘I want you all to get extra super fuckin’ crazy.’ Paranoid. ‘God bless ya and get back home safely.’ Klokslag 22:30 uur.

© 2013 Leo van der Sterren

donderdag 28 november 2013

Hermine de Graaf

Hermine de Graaf gaf in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw Nederlands aan het Boschveldcollege in Venray (nu het Raaylandcollege), de school die ik van 1971 tot 1977 bezocht. Ik heb nooit les van haar gehad, maar ze was, een blijvende herinnering achterlatend, een opvallende verschijning op die school. Groot en rood en mooi. Het spul waarvan dromen van puberjongens gemaakt worden. Maar ze wilde natuurlijk in de eerste plaats een schrijfster zijn.

Hermine de Graaf woonde destijds in Swolgen, het Noord-Limburgse dorpje waar ook Bertus Aafjes en Herman Pieter de Boer ooit domicilie hielden. Swolgen werd daarmee gerevalueerd tot een heus kunstenaarsdorp. Het Bergen of Naarden van Noord-Limburg, zoiets. Nadat ze in Amsterdam had gezeten, in een tijd dat Amsterdam de exclusieve volmacht bezat om voor heel Nederland de roerige jaren zestig te botvieren, verruilde ze het ene provinciale daarmee voor het andere provinciale.

Nog niet zo lang geleden heb ik ‘Een kaart, niet het gebied’ gelezen. Ik vond de verhalen weerbarstig, maar intrigerend, zoals ik me voorstel dat Hermine de Graaf moet zijn geweest – die nu niet meer is.

© 2013 Leo van der Sterren

woensdag 27 november 2013

Naar de Achterhoek

Vanuit Venray de A73 op, richting Nijmegen. Na Boxmeer rechts gelegen te laten hebben op het knooppunt Rijkevoort de A77/E31 op, richting Gennep, Goch en Keulen. De grens met Duitsland oversteken. De afslag richting Goch nemen. Goch schampen. Neulouisendorf, Kehrum, Rees, Isselburg. Suderwick, net ten zuiden van Dinxperlo. Onbeduidende dorpjes met grijze huizen waarop grijze daken liggen. Het landschap oogt agrarisch en efficiënt. Leeg, saai, mat op deze grauwe novemberdag.

Tussen Bocholt en Aalten nadert de grens met Nederland. Een rechte, slechte weg. Daar doemt het bord op dat we over één kilometer Nederland weer inrijden. Eenmaal daar aangekomen, rijden we inderdaad een ander land binnen, want als bij toverslag verandert het landschap van saai, grijs en zakelijk naar weelderig begroeid, met overal bomen langs slingerwegen en bossen vol herfstig goudgeel dat zelfs aan deze grauwe dag kleur geeft. Ineens zit je midden in die adembenemend prachtige, zelfs sprookjesachtige Achterhoek met te midden van al dat onpretentieuze natuurschoon de schilderachtigste stadjes en dorpjes.

© 2013 Leo van der Sterren

Droedel 31



© 2013 Leo van der Sterren

maandag 25 november 2013

Landschap 12



© 2013 Leo van der Sterren

zaterdag 23 november 2013

Autobiografisch 2

In 2010 zond ik een verzameling gedichten naar een grote Nederlandse literaire uitgeverij. Die verzameling was in de twintig jaren daarvoor al in de postbussen van alle Nederlandse en een aantal Vlaamse uitgeverijen beland, ook al eerder in die van de uitgeverij waar ik hem nu, in 2010 dus, naar toe stuurde. Maar je moet blijven proberen. Toch?

Enkele maanden gingen voorbij zonder dat ik iets hoorde. Toen ik bij de uitgeverij om uitsluitsel vroeg, ontving ik een e-mail van een redacteur, wiens naam ik onvermeld zal laten, met de volgende inhoud – en ik citeer letterlijk.

‘Mea culpa. Ik ben schuldig aan deze vertraging. Uw manuscript lag op mijn bureau, ik had het uit de grote stapel gehaald omdat ik gecharmeerd was van uw verzen. In het vervolg is het misgegaan. Te lang is er gewacht met het nemen van de feitelijke uitgeefbeslissing. Ten slotte moet ik u toch het teleurstellende bericht brengen dat we uw bundel niet zullen publiceren. En dat ligt niet eens aan uw poëzie, die wij de moeite waard vinden, maar aan het huidige schrale klimaat in de boekhandel, dat maakt dat we heel voorzichtig moeten zijn in de acquisitie, met name op het gebied van poëzie. Misschien kunt u ons over twee of drie jaar, als het tij hopelijk economisch wat meer mee zit, nog eens iets sturen?’

Ik heb er mijn e-mailbox nog eens op nagekeken en ik moet zeggen: ik heb meer van dergelijke berichten. ‘Goede gedichten’, ‘prachtige gedichten’ zelfs, ‘verzorgd taalgebruik’, ‘aan uw gedichten ligt het niet’. Maar uitgeven, ho maar! En intussen blijven de gedichten zich maar ophopen want er komen steeds nieuwe bij.

Economische motieven lagen in dit ene geval destijds dus ten grondslag aan de afwijzing van mijn gedichten. Dat zal wel vaker het geval zijn geweest. En een substantiële verbetering op economisch gebied laat nog steeds op zich wachten. De situatie in uitgeefland verslechterde zelfs aanzienlijk vergeleken met drie jaar geleden. Kommer en kwel regeren er. Dus wat nu? Hoe kom ik van die oude en intussen sleetse (voor mij dan) gedichten af?

In 2008 heb ik een verhalenbundel ‘Goed bij en onvermogend’ doen verschijnen met behulp van een POD-uitgeverij, een daad die ik, op twee punten na – maar wel twee cruciale punten, als succesvol heb ervaren. Het leverde in elk geval een mooi geproduceerd boekje op dat ik apetrots in ontvangst nam. Daarnaast kregen het boekje en de auteur de nodige aandacht van de lokale en regionale schrijvende pers. Ook waren er enkele leuke reacties van lezers. Wat mij teleurstelde, waren het aantal exemplaren dat verkocht zou worden (ongeveer 40) en de hoeveelheid provinciale en landelijke publiciteit die mijn daad zou genereren (niets dus) – daar had ik destijds toch wel hogere verwachtingen van.

Desondanks heb ik besloten nu toch weer deze weg te bewandelen. Als ik dit nu niet onderneem, raak ik die verrekte gedichten nooit kwijt. En over het aantal exemplaren en de hoeveelheid publiciteit hoef ik me vooraf geen illusies te maken. Maar zou dat bij een ‘normale’ uitgeverij wel het geval zijn?

Dus, in de loop van 2014, het eerste deel van ‘Mythogrammen’.

© 2013 Leo van der Sterren