‘Richard Wagner, een rokkenjager, hij maakte bij iedereen
schulden, was openlijk antisemiet en Hitler was zijn grootste fan.’ Zo luidt de
eerste volzin en wel heel merkwaardige – want zeer negatieve – introductie bij
elk van de zes delen van Tijl Beckands door AVRO/Tros uitgezonden Wagner-documentaireserie
‘Tijl in het voetspoor van Richard Wagner’. Zo, dan hebben we dat alvast gehad,
schijnt Tijl gedacht te hebben. Dan hebben we al het slechte van de man alvast
benoemd. Maar naar mijn mening doet Beckand Wagner nog tekort. Je kunt aan die kwalijke
kwalificaties namelijk toevoegen dat Wagner zich als een koel berekenende
manipulator gedroeg en dat hij omgeven was door een air van ongebreidelde arrogantie.
‘En toch neem ik je mee in de wondere wereld van dit genie’. Dat is de tweede
volzin van de inleiding op elke aflevering van de reeks. Voor veel tijdgenoten,
maar ook voor ontelbare nazaten van die tijdgenoten was en is Wagner een persona
non grata, maar hij blijft wel een grootheid – een constatering die voor meer
kunstenaars opgaat (en niet alleen voor kunstenaars trouwens).
Beckand is Beckand en dus stoelt zijn, naar grote
geestdrift opgeblazen benadering van het fenomeen Richard Wagner op de
uitvergroting van het excessieve en exorbitante in Wagners leven en werk –
daarvan, het naar het sensationele neigende, is Wagners wereld vergeven, maar
je kunt daar ook minder Beckandiaans, minder Shownieuws-achtig mee omgaan.
Beckands stijl moet het echter hebben van gekwaak en dat gekwaak verdringt elke,
zelfs maar aanzet tot subtiliteit en nuance. Niet alleen dendert het ene na het
andere superlatief voorbij waarbij je de speekselspatten om de oren vliegen en worden
de tot gemeengoed geworden fragmenten uit de opera’s (‘Walkürenritt’ uit ‘Die
Walküre’, ‘daar komt de bruid’ uit ‘Lohengrin’) voortdurend herhaald, ook etaleert
Beckand ongegeneerd staaltjes van fetisjisme als hij bijvoorbeeld in huize
Wahnfried in Bayreuth de toetsen van Wagners piano of Wagners pantoffel
bepotelt. Typisch Beckand. En hij voelt overal van alles. Dat Wagner ergens vertoefd,
gezeten of gelopen heeft. Dat, in Bayreuth, er een slechte sfeer hangt door het
bruine verleden van de Grüne Hügel en Wahnfried. Dat, in een kamer in een palazzo
in Venetië, de dood de componist bij zijn lurven heeft gegrepen.
Beckands schreeuwerige introductie op elk van de zes
delen van zijn documentaireserie moet de kijker voorbereiden op – warm maken
voor – enthousiasmeren tot – een verschijnsel waaraan vele labels kleven, maar ook
etiketten als ‘saai’, ‘vervelend’ en ‘slaapverwekkend’. Voor diegenen die er niet mee om kunnen gaan –
en dat is, zo men überhaupt enige weet heeft van Wagner en diens muziek, het
grootste deel der mensheid, van vroeger en van nu – wekt Wagners muziek verveeldheid,
irritatie, en misschien zelfs gram. Maar die pejoratieve gevoelens ontstaan
enkel en alleen als je tegen je wil geconfronteerd wordt met de muziek van
Wagner of als die ontmoeting weliswaar gewild is, maar beperkt blijft tot de
oppervlakte, dat wil zeggen: hopend op een vlotte bevrediging door muziek. Dat
laatste – een gevoel van euforie door toonkunst – lukt bij Wagner nooit ofte
nimmer snel. Van Wagners werken houden kost tijd, heel veel tijd. Maar wie zich
erin verdiept – de muziek blijft beluisteren, over de man en de muziek leest,
de visuele opnames van de opera’s bekijkt of uitvoeringen van Wagners werken in
een operahuis bijwoont – krijgt daar zoveel wereld-buiten-de-wereld voor terug
dat hij of zij zijn of haar geluk niet op kan.
Als gezegd, hoe tenenkrommend vulgair en soms zelfs
ronduit walgelijk Beckands presentatie van het fenomeen Richard Wagner ook moge
zijn, hij doet het wel en uiteindelijk siert hem dat. Beckand brengt een man,
een kunstenaar onder de aandacht die, hoe controversieel de persoon ook
overkwam en overkomt, die belangstelling ten volle verdient. Als er slechts één
jonger iemand, laten we zeggen een zeventienjarige, door deze serie televisie-uitzendingen
verleid zou worden om tot een meer dan vluchtige omgang met de muziek (en
misschien ook het leven) van Richard Wagner te komen, dan zou ik de serie,
ongeacht de ongetwijfeld lage kijkcijfers, al als geslaagd beschouwen. En voor
dat laatste zijn er de Wagnerianen. Dat zullen er niet genoeg zijn om de
kijkcijfers naar grote hoogten te stuwen en dat moet ook AVRO/Tros van te voren
geweten hebben, maar in spijt van Tijl kijken de Wagnerianen vanzelfsprekend
wel en ik weet zeker dat zij net als ik en opnieuw in weerwil van Beckand genoten
hebben van de (wat minder bekende) muziekfragmenten, van de vraaggesprekken met
bijvoorbeeld sopraan Eva Maria Westbroek, dirigent Karina Canellakis en
allerlei muzikanten die iets met Wagner hebben, en de beelden van de oorden waar
Richard Wagner zich opgehouden heeft. En daarmee ontstijgt de serie toch net de
platheid van Beckandland.
© 2024 Leo van der Sterren
Geen opmerkingen:
Een reactie posten